In de eerste zaal van Bill Viola’s tentoonstelling in de National Gallery hangt Meeting, de video waarmee Viola in 1995 op de Biënnale van Venetië het publiek verbaasde. Nu vertoond op een metershoog flatscreen dat de acteurs opblaast tot bovenmenselijke proporties. Viola introduceerde in deze video zijn techniek van «extreme slow-motion» die tot nu toe zijn handelsmerk zou blijven. Twee vrouwen van gemiddelde leeftijd ontmoeten elkaar voor een decor dat een gestileerde versie van een Italiaans stadje voorstelt.

In Viola’s traag bewegende universum worden de emoties van de acteurs en de sociale tekens die ze uitzenden vernietigend geanalyseerd. Wanneer een derde vrouw het kader binnenstapt, wordt wat eerst nog een uiting van alledaagse menselijke warmte leek (een vriendelijke begroeting op straat) geabsorbeerd in een ritueel van sociale hiërarchie: de derde vrouw wordt met veel meer warmte en enthousiasme begroet dan de eerste.

Deze video vormde de basis voor de huidige serie nieuwe werken die onder de titel The Passions bijeen zijn gebracht. Viola combi neert zijn nieuwe werk hier met oude mees ters uit de collecties van het J. Paul Getty Museum in Los Angeles en de National Gallery. Hij koos vooral stukken uit de Italiaanse, Nederlandse en Duitse Renaissance: werk van onder anderen Dieric Bouts, Andrea Mantegna en Albrecht Dürer. Er is een heldere verwantschap. Al die schilderijen en panelen vertolken meer of minder expliciet een zoektocht naar de menselijke emotionaliteit, wat nu eenmaal een van de belangrijkste onderwerpen van de Renaissance-cultuur is.

Naast deze inhoudelijke overeenkomst is er nog een andere, direct in het oog springende, gelijkenis. De nieuwste technieken van high-definition-video maken het mogelijk dat de modellen, zoals in het bescheiden maar zeer aangrijpende drieluik Anima (2000), met verbijsterende helderheid uit de achtergrond naar voren komen en er als het ware kunnen worden «uitgesneden». Inderdaad, net zoals Bouts of Dürer hun personages als kartonnen figuren «uitknippen» uit het decor. Maar schijnbaar even gemakkelijk, hoewel waarschijnlijk gerealiseerd in een dagenlange post-productie, laat Viola zijn modellen in een wollig chiaroscuro oplossen in de achtergrond, zoals in The Quintet of the Astonished (2000).

Die technologische vooruitstrevendheid komt niet uit het niets. Bill Viola is hot, zelfs buiten artistieke kringen. Hij wordt in menig elektronicalaboratorium uitgenodigd om met de nieuwste vindingen te komen spelen. Zo kan hij state of the art opname- en bewerkings technieken combineren met de meest vooruitstrevende plasmabeeldschermen. De digitale techniek geeft hem ook de mogelijkheid video’s te bewerken zonder af te dingen op de kwaliteit van het beeld.

Op Anima, een eindeloos uitgesponnen opname van drie hoofden, vertoond op kleine flatscreens, zien we na minuten kijken de adamsappel iets bewegen en de mond iets vertrekken (of vergissen we ons?), maar het knipperen van de ogen is onzichtbaar weg geretoucheerd. Hierdoor wordt in deze figuren de spanning tussen stilstand en beweging, tussen dood en levend beeld, verbijsterend aan gescherpt.

In Observance (2002), geprojecteerd op een bijna manshoog flatscreen, lopen enkele tientallen mensen naar de baar van een overledene die zich buiten het beeld op de standplaats van de beschouwer bevindt. De technische vondst die Viola hier uitbuit is het gebruik van verstrekkende scherptediepte (een kenmerk van alweer Renaissance-schilderijen). Tot diep in het beeld kunnen we de crispy helderheid van de gezichten bewonderen. Samen vormen die een staalkaart van gezichts uitdrukkingen en grimassen die het gehele beeld vullen en zeer langzaam, maar kraak helder veranderen.

Het meest directe, platvloerse bewijs dat Viola met zijn nieuwe video’s levert is het totale deficit van de analoge techniek en de volkomen overwinning van pixel op korrel. En hoe recenter het werk, hoe groter de technische finesse.

Maar sterker dan de verbazing over de technische perfectie, of de prikkeling, of wellicht ergernis over de pretentieuze verbinding met schilderkunst uit de Renaissance, is de onweerstaanbare emotionele effectiviteit van deze video’s. Wie kijkend naar moderne kunst juist hoopt zich een afstandelijke, kritische houding eigen te maken ten opzichte van emotionerende beelden moet deze platte beeldschermen ten koste van alles vermijden.

In Man of Sorrows (2001) wordt op een klein flatscreen een man vertoond in een kort moment van afgezonderde droefenis. Hij huilt niet, en in de in extreme slow-motion uitgerekte opname voltooit hij een paar maal een kleine verschuiving van zijn blik. Toch is het nauwelijks mogelijk om niet geraakt te worden door het ingehouden leed van deze moderne man van smarten. Door een droge registratie van de uitdrukking van geestelijke pijn en door melodrama en goedkoop sentiment te vermijden, verleidt Viola de toeschouwer ertoe om zich te laten meeslepen. De verdedigingsmechanismen van hoog opgeleide moderne mensen om zich bewust niet te laten meeslepen door de emotionerende werking van beelden in reclame en televisie zijn hier machteloos.

Viola’s keuze van zijn acteurs, hun spel, de aankleding van zijn video’s — alles staat in dienst van de subtiele weergave van nuances van emoties. Hij is hier mijlenver verwijderd van de theatrale, dramatische symbolistische video’s waar hij naam mee maakte. Hij bespeelt de toeschouwer wreed door in te spelen op diens natuurlijke reactie: empathie tonen bij het zien van andermans pijn. En de man op dit beeldscherm is zo verbazend scherp dichtbij dat de toeschouwer wel moet meegaan.

Anderzijds scheppen de perfecte techniek en de door digitale manipulaties subtiel opgelegde associaties met oude kunst ook weer afstand. Het is dat laatste dat, bij alle emotionele klappen die deze tentoonstelling uitdeelt, de artistieke sensatie verheft tot het niveau van de allergrootste kunst.

Het eerder genoemde Observance heeft van de nieuw getoonde werken de meest gedurfde compositie. De dicht opeengepakte mensen in de rouwstoet lopen één voor één naar de toeschouwer toe om hun korte moment van afgrijzen te delen met de overledene. De toeschouwer kijkt hier vanuit de dood naar zijn verbijsterde nabestaanden. Hier komt Viola’s combinatie van technische finesse, briljante acteerprestaties en gedurfde compositie het meest tot zijn recht. Het is moeilijk te zeggen of ergens in de wereld beeldende kunst gemaakt wordt waar zozeer diep, pijnlijk onderzoek naar de menselijke aard samengaat met esthetische perfectie.

Het is misschien wel voor het eerst dat de National Gallery een levende kunstenaar tentoonstelt in haar zalen. Op voorhand had deze expositie alles in zich om een mislukking te worden. De combinatie van eeuwenoude en contemporaine kunst leidt vrijwel altijd tot pretentieuze onzin, en vaak tot een pijnlijk echec voor de levende kunst. Maar met deze tentoonstelling maakt dit museum de eerste werkelijk historische expositie van de 21ste eeuw. En directeur Charles Saumarez Smith weet het.