Vorige week bleek dat cijfers van Schiphol over het gebruik van een nieuwe landingsbaan niet klopten. De directeur van Schiphol zei op dreigende toon dat als dit niet werd rechtgezet Schiphol in gevaar zou zijn en daarmee de Nederlandse economie. Feitelijk formuleerde hij twee redenen om zichzelf te ontslaan, nadat hij met slecht rekenwerk én onze nationale luchthaven én onze banenmotor op het spel had gezet, maar goed. Vorige week bleek ook dat enkele cijfers van de pensioen- en verzekeringskamer niet klopten. Nu hoefde de regering minder te bezuinigen dan verwacht. Een gelukkie, noemden de ministers de rekenfout. Maar ze hadden tevoren een gevecht aangekondigd om getallen waarvan ze zelf blijkbaar de achtergrond niet kenden.
Broddelwerk, bedrog, of is er iets anders aan de hand? De politiek raakt steeds meer afhankelijk van kengetallen, richtgetallen, gemiddelden en groeicijfers. Tot op grote hoogte is dat verklaarbaar en prettig. Ideologische discussies bijvoorbeeld tussen liberalen en christenen brengen meestal geen werkbare oplossingen. Ze verhullen in elk geval de dagelijkse praktijk waarin iedereen vage idealen anders invult. Bovendien zijn kiezers tegenwoordig te wispelturig om lang op jouw kompas te varen, alleen omdat hun ouders dat ook deden. Je moet als politicus zeggen wat je concreet wilt bereiken, wat je daarvoor gaat uitgeven en hoe je de balans gaat opmaken. En er is veel voor te zeggen om transparante politiek te bedrijven: alleen praten over die dingen die de overheid met geld of wetten kan beïnvloeden en je alleen uitdrukken met begrippen die je kunt meten of vergelijken. Zo bied je het meeste inzicht in je plannen.
Problematisch is dat het streven naar die transparantie in Nederland meestal ontaardt in technocratie. De overlast voor omwonenden druk je uit in een mooi getal. Vervolgens wordt het omlaag brengen van dat cijfer uitgangspunt, niet het bestrijden van de herrie. Eerst krijgt de school een score, dan wordt het opkrikken daarvan het doel, niet het opkrikken van de leerlingen. Inzichtelijk maken van beleid lijkt te betekenen: fixeren van een breed probleem op één klein punt. Het bestrijden van overlast, de vraag waarom je door bezuinigingen sommige delen van de maatschappij minder geld wilt geven, de vraag waar die school ook al weer voor dient dat alles verdwijnt uit beeld. Als de cijfers niet blijken te kloppen, beperkt dat de discussie op perverse wijze nog heviger tot dat ene kleine punt.
Het populisme van Pim Fortuyn nagelde dit technocratisch regime aan de schandpaal tijdelijk. En er is niet snel weer een opstand te voorzien. De bestuurskundige Marc Bovens wees er onlangs in de Staatscourant op dat in België het vertrouwen in de staat groeit. De vermeende oorzaken van het wantrouwen (commercialisering, ontkerkelijking, toenemende kloof tussen laag- en hoogopgeleiden, migratie) zijn ondertussen gelijk gebleven of sterker geworden. Dus de crisisgevoeligheid van de maatschappij is toegenomen. Een paar stukken in de krant of berichten op tv en de volgende nationale ramp is daar. Maar het beruchte onbehagen met de zittende macht is niet structureel maar conjunctureel van aard gebleken. Naar de Nederlandse situatie vertaald betekent dit: de juiste uitstraling maakt goed én fout rekenwerk acceptabel.