Saul Bellow bewees zijn academische vriend Allan Bloom van de Universiteit van Chicago niet echt een dienst toen hij, ter ondersteuning van Blooms bestseller The Closing of the American Mind (1987), in een interview de ongenuanceerde en ongelukkige vraag stelde: waar blijft de Proust van de Papoea’s?
The Closing of the American Mind was dan wel een frontale aanval op de Amerikaanse universiteit - die geen bolwerk van kennisvergaring en traditie meer zou zijn maar een instituut dat meewaait met de grillen van de vluchtige publieke opinie -, maar Bloom weigerde goedkope slogans tegen het culturele relativisme in zijn aanklacht te verwerken. Liever analyseerde hij zijn lievelingsboek, Plato’s Politeia, als oerbron voor zijn pleidooi voor een open, leergierige geest. Zijn bestrijding van cultureel relativisme bleek veel serieuzer dan de prikkelende opmerking van Bellow. Blooms verdediging van de, op de Grieken steunende, westerse cultuur - van Plato en Aristoteles tot Nietzsche en Heidegger - werd een hartstochtelijk en non-conformistisch pleidooi voor een superieure filosofische traditie en tegen de onverschilligheid. De sixties waren voor Bloom de boosdoener. De familie verbrokkelde en het religieuze gevoel zakte weg, met alle gevolgen van dien voor de maatschappelijke samenhang en een gezamenlijk waardenstelsel. Er was geen overkoepelend denkkader meer, de elite werd de mond gesnoerd en moest opgaan in het opdringerige, o zo democratische gelijkheidsdenken: egalitarisme. De jaren zestig zetten de afbraak in van de traditie (de waarden, de homerische zoektocht naar waarheden) en versnelden de gelijkschakeling (iedereen luisterde naar rock en niemand hoorde nog een klassieke klank) en de intellectuele Werdegang, een ware ‘spirituele bloeding’. Het academisch aanbod werd richting- en principeloos. Bloom wist dat hij daarmee een uitdagend, elitair standpunt innam.
‘De mensen kunnen niet tevreden blijven met wat hun cultuur hun aanbiedt indien zij volledig mens willen zijn.’ Dat is de betekenis van de beroemde grotmetafoor in Politeia (Het Bestel): de mensen zitten vastgebonden en zien slechts schaduwen. Een cultuur is een grot, formuleert Bloom. Waarmee Plato volgens hem niet wilde zeggen dat het bestuderen van andere culturen een oplossing zou bieden voor de beperkingen van de grot. Het doel van de filosofie, die voor Bloom niet cultuurgebonden is, is de bevrijding uit de boeien, ‘je omkeren van de schaduwbeelden naar wat de schaduw werpt en het licht, uit het onderaardse opgaan naar de zon’ (Politeia). Noem dat Verlichting.
De natuur is de enige maatstaf, de filosofie blijft de belangrijkste menswetenschap. De zogenaamde openheid van cultuurrelativisten tegenover andere culturen betekende in wezen het afwijzen van universele waarden en (mensen)rechten. Erger nog, dat relativisme ondermijnde de echte aandrang tot leren en ‘de zoektocht naar een goed leven’. Alle culturen zijn etnocentrisch (de grot!) en dienen elkaar te bestrijden. Als goed en kwaad relatief blijken of illusies zijn, wat blijft er dan over om te bestuderen? Voor Bloom is cultuurrelativisme een gemaskeerde vorm van imperialisme, ‘een Vredeskorpsmentaliteit’. Die zogenaamde openheid tegenover andere culturen komt neer op geestelijke afsluiting en blindheid voor de Oude Wijzen en de Grote Boeken: ziedaar de titel van Blooms doorwrochte essay, dat sinds de jaren tachtig aan actualiteit heeft gewonnen, en niet alleen door de constatering dat de studenten van tegenwoordig een onbeschreven blad zijn (geen traditie, geen geestelijke bagage) en nauwelijks meer kunnen lezen en schrijven.
In zijn voorwoord bij The Closing of the American Mind citeert Bellow een kernzin uit Blooms betoog: ‘De echte mensengemeenschap (…) is de gemeenschap van de waarheidzoekers, van de potentiële weters.’ Plato was de eerste filosofische wegwijzer die het onafhankelijke denken in de praktijk bracht dankzij zijn socratische gesprekken die zich weinig aantrokken van het hier en nu of de geschiedenis.
Bloom roept ook Nietzsche aan, die de moderne democratie aanviel door het egalitaire en rationele karakter ervan (God is dood), die ten koste ging van de creativiteit. De krant heeft het gebed verdrongen, hoge en lage cultuur vervagen. ‘Niemand gelooft meer echt in iets, en iedereen besteedt zijn leven aan bezeten werken en bezeten spel, opdat hij niet het feit onder ogen hoeft te zien, niet in de afgrond hoeft te kijken.’ Amerika-analyticus Tocqueville waarschuwde al voor de ‘enslavement to public opinion’, die de grootste bedreiging zou vormen voor de jonge Amerikaanse democratie. De tirannie van de (ongeïnformeerde) meerderheid ligt te allen tijde op de loer, probeert Bloom ons voor te houden, omdat door die dreigende gelijkschakeling van alles en iedereen het non-conformisme en het tegendraadse denken van de enkeling verloren dreigen te gaan. Durf tegen de stroom in te gaan. Daarom ook zag Bloom de sixties als een tijd waarin de meeste studenten (angstige) meelopers werden van de (marxistische) mode en de jaren vijftig als non-conformistisch omdat toen de universiteiten dankzij een ‘sense of community’ floreerden en zich teweerstelden tegen het rabiate anticommunisme van heksenjager McCarthy. Een van de naweeën van de jaren zestig was het dogma van de positieve discriminatie bij academische sollicitaties, om allerlei minderheden te kunnen bedienen. Blooms commentaar: ‘Tirannieke impulsen gemaskeerd als democratische compassie, en het zoeken naar onderscheid als liefde voor gelijkheid. Zelfkennis ontbrak hoe dan ook, en de overwinning was een fluitje van een cent. De elite zou echt de elite moeten zijn, maar deze elitaristen kregen het onderscheid waarnaar ze verlangden zonder dat te hebben verdiend. De universiteit leverde een soort positieve-discriminatie-elite.’
Het antwoord van Bloom op het bedienen van minderheden en het gebrek aan gemeenschappelijke doelen: bestudeer de klassieke literatuur, de non-conformistische filosofen uit de Duits-Griekse literatuur en Literaire Meesters als Dante, Shakespeare en Goethe. Het herlezen van The Closing was vooral stimulerend omdat Bloom dwars tegen de mode in vast blijft houden aan de Traditie, zonder conservatief te worden. Wijze mensen die de weg wijzen? Soms moet het. Noem het elitair. So what?

Allan Bloom, The Closing of the American Mind, Touchstone Books (1988, oorspr. 1987). 392 blz., € 11,99