Expositie Poems for Earthlings van Adrián Villar Rojas in de Oude Kerk in Amsterdam, 2019 © Jörg Baumann

‘I saw a film today, oh boy/ The English Army had just won the war/ A crowd of people turned away/ But I just had to look/ Having read the book.’

Uit het niets breken The Beatles de stilte die zwaar in het schip van de donkere Oude Kerk hangt. Het is hier inmiddels een aantal maanden donker, op het schijnsel van brandende kaarsen na, en het zal nog een paar maanden donker blijven, voor de duur van de tentoonstelling van kunstenaar Adrián Villar Rojas. Je gaat er langzaam van lopen, niet alleen uit behoedzaamheid vanwege de grillige vloer van graven onder je voeten, maar ook uit een gevoel van eerbied. Voor de stilte, die zo nu en dan onderbroken wordt door de geluidsinstallatie van Villar Rojas. En voor het donker, dat de kerk tot in de nok toe vult, en voor de kleine kaarsen als enige bron van licht. Een brok in mijn keel bij de eerste klanken van ‘A Day in the Life’.

Maar het is vooral het onuitgesproken rampscenario waar Villar Rojas met zijn enorme installatie naar verwijst dat de bezoeker doet stilvallen: muren van zandzakken lopen dwars door de kerk en klimmen omhoog langs de pilaren, houten staketsels omvatten de kroonluchters die laag boven de grond hangen en matrassen bedekken de hoge ramen. In oorlogstijd werden kwetsbare monumenten op deze manier beschermd tegen de trillingen van bombardementen, ontdekte de Argentijnse kunstenaar, maar niet de Oude Kerk. Hij deed dat alsnog.

Poems for Earthlings is indrukwekkend, een ervaring die sommigen tot tranen toe roert. Als kunstwerk zit het razend slim in elkaar: we zijn hier binnen, maar denken aan de dreiging van buiten. Door erfgoed met terugwerkende kracht te ‘beschermen’ wordt de kwetsbaarheid daarvan plots invoelbaar, maar de manier waarop Villar Rojas dat in de Oude Kerk doet, op het melodramatische af, geeft ook te denken over de waarde die we hechten aan steen en glas. Die is misschien wel groter dan de levens van mensen in gevaar.

Dat wil niet zeggen dat iedereen enthousiast is over de ingreep van de kunstenaar. Onder liefhebbers van de Oude Kerk, buurtbewoners en de kerkelijke gemeenschap heerst bij sommigen onvrede over het donker, waar de bezoekers vijf maanden last van hebben. Er zijn zorgen over de conditie waarin de kerk verkeert en berichten over mogelijke schade door de kunst. Een orgelconcert werd tot ieders spijt geannuleerd door de veranderde akoestiek. De preekstoel is aan het zicht onttrokken, een doophek wordt gemist. De geloofsgemeenschap, die ongeveer zeventig leden telt, wijkt voor hun eredienst uit naar de Sint Sebastiaanskapel. Pasen zullen zij dit jaar zonder daglicht moeten stellen.

Verontwaardigde berichten verschenen in de (sociale) media en een aantal woedende mensen kwam af op de nieuwjaarsbijeenkomst in de Oude Kerk, een man uitte dreigende woorden richting de directrice. Leden van de fracties van het cda, de SP en Forum voor Democratie stelden vragen aan het college, dat antwoordde dat het voor zichzelf ‘geen sturende rol’ weggelegd ziet in het zoeken naar een balans tussen ‘ruimte voor kunst, contemplatie en kerkgebruik’.

Het is niet voor het eerst dat men zich roert: keer op keer laait de discussie over de kunst in de kerk op. Een rechtszaak die werd aangespannen over een kunstwerk in 2018, is nog niet eens afgerond. Waar zit de angel in de Oude Kerk?

De Oude Kerk is een van de belangrijkste monumenten van Amsterdam, ooit gewijd als een kapel voor scheepvaarders, nu elke dag geopend als een museum voor hedendaagse kunst. Een paar keer per maand vindt er een concert plaats en op zondagochtend en -avond is de kerk in gebruik als gebedshuis. Oorspronkelijk was het een belangrijke katholieke kerk, maar na de Alteratie van 1578 ging deze over in protestantse handen.

In 1955 droeg de protestantse kerk de Oude Kerk voor een gulden over aan een nieuwe stichting: Stichting De Oude Kerk – alleen de toren van de kerk is in bezit van de gemeente. Jarenlang werd er gerestaureerd en sinds de heropening functioneert het als een gebouw met meerdere gebruikers maar met één eigenaar.

Erfgoed, kunst en religie komen er samen, en hun belangen raken elkaar. Hedendaagse kunst staat centraal in de programmering – in 2016 verkreeg de Oude Kerk een museale status – en kunstenaars van naam worden nu uitgenodigd om speciaal voor de kerk een ‘site-specifiek’ werk te maken. De Oude Kerk is echter wettelijk beschermd als rijksmonument en erfgoedorganisaties kijken over de schouder van de stichting mee. De kerkgemeenschap huurt van de stichting een plek in de kerk. De gemeente ondersteunt de programmering financieel, is niet betrokken bij de inhoud of onderlinge afspraken, maar wel verantwoordelijk voor het verlenen van vereiste vergunningen.

Op papier zijn de verhoudingen helder, maar gevoelsmatig ligt dat anders. De Oude Kerk is van iedereen, luidt het credo van de stichting. En iedereen heeft het beste voor met de Oude Kerk: beschermers van erfgoed, liefhebbers van kunst, leden van de kerkgemeenschap, Amsterdammers en buurtbewoners. Maar over wat dat ‘beste’ voor de kerk is, lopen de meningen uiteen. Behoud is bijvoorbeeld een van de kerntaken van Stichting De Oude Kerk, en toch richtte een groep mensen met zorgen over het erfgoed in 2018 een Stichting tot Behoud van de Oude Kerk op. Zij weten de media te vinden, net als de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad. In het blad van de vereniging besprak architectuurcriticus Vincent van Rossem onlangs de huidige tentoonstelling: ‘De opgeblazen titel irriteert, de rotzooi in de kerk is schandalig en, neemt u mij niet kwalijk, het hele verhaal over erfgoed, materie en geluid slaat als kut op Dirk.’

Het is een verwarrende situatie, ook in de Rechtbank Amsterdam op een dinsdagochtend in februari. Afgevaardigden van de Stichting tot Behoud van de Oude Kerk (SbOK) en van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (vvab) nemen naast elkaar plaats aan een tafel: los van elkaar voeren zij een zaak tegen de gemeente als vergunningverstrekker, maar omdat het dezelfde klacht betreft, worden deze als één zaak behandeld. Een fotograaf van De Telegraaf die met hen is binnengekomen maakt een foto van de mannen en hun achterban op de publieke tribune. Aan de andere tafels zitten de advocaat en de directeur van Stichting De Oude Kerk, Jacqueline Grandjean, en een vertegenwoordiger van de gemeente.

Op de agenda staat de behandeling van de bestuursrechtelijke zaak over een raam dat geplaatst is in de Heilig Grafkapel van de Oude Kerk. Het raam in de kapel, dat stamt uit 1958, werd vervangen door een nieuw rood raam. Dat is een kunstwerk van de Italiaanse kunstenaar Giorgio Andreotta Calò die voor zijn tentoonstelling in 2018 de kerk met rood folie voor de ramen volledig in een rode gloed zette. ’s Avonds scheen het rood vanuit de kerk naar buiten, waar het zich tot ontsteltenis van sommigen mengde met het licht van de Rosse Buurt. Calò wilde er onder andere het katholieke verleden van de kerk mee oproepen, bonter gekleurd dan de sobere inrichting van de protestanten, gangbaar in Italië.

De tentoonstelling is voorbij, maar voor de vervanging van dat ene raam verleende de gemeente een permanente vergunning en Stichting De Oude Kerk sprak de intentie uit het te laten zitten voor een periode van tien jaar. Er is veel ruis en misverstand in de rechtszaal. Gesproken wordt over het belang van monumentenzorg dat moet worden afgewogen tegen het belang van het gebruik. En dat gebruik van het raam, daar zien partijen het nut niet van in, anders dan dat de Heilig Grafkapel hinder van het rode licht ondervindt: het is er donker en om bijvoorbeeld het baldakijn te kunnen zien, moet je het licht aandoen. Kunst is hier volstrekt nutteloos, wordt gesteld, waarop directeur Grandjean reageert dat ze het mooie van kunst juist vindt dat het vaak geen nut heeft, ‘als tegenhanger van alles in de wereld wat al nut moet hebben’.

Architectuurcriticus Walther Schoonenberg voert het woord namens de vvab. ‘Elk jaar een stapje verder in de ontluistering’, twitterde hij op de dag van de nieuwjaarsbijeenkomst in de Oude Kerk. Nu spreekt hij over een ernstige aantasting van het belangrijkste monument van Amsterdam. En hij zegt: ‘Het gaat hier wel over de Oude Kerk. En als er één gebouw is waarvoor wij moeten opkomen, dan is het de Oude Kerk.’

Op 24 maart volgt de uitspraak.

Expositie We May Have All Come on Different Ships, But We’re in the Same Boat Now van Sarah van Sonsbeeck in de Oude Kerk, 2017 © Gert Jan van Rooij

Erfgoed, kunst en religie staan in de Oude Kerk in een driehoeksverhouding. Immateriële waarden van de kunst, die vaak hevig leunt op een concept, mengen zich met de materiële waarden van het erfgoed. Religie zit ertussenin: het is overal in de kerk aanwezig, maar in de praktijk is de geloofsgemeenschap alleen op zondag present.

Elza Kuyk is buitenpromovendus aan de Universiteit Utrecht en onderzoekt het functioneren van meervoudig gebruikte kerkgebouwen. Het gaat om kerken met een doorlopend religieus gebruik waarbij het eigenaarschap van de kerkgemeenschap overging naar een andere partij, vaak genoodzaakt door hoge kosten voor restauratie en exploitatie van het gebouw. ‘Het is interessant om te zien hoe gemeenschappen die deze kerkgebouwen blijven gebruiken, ermee omgaan dat ze niet langer in de positie verkeren dat ze alle zeggenschap hebben. Er moet onderhandeld worden en vaak met veel partijen. Het gaat er in deze kerken om hoe gebruikers omgaan met elkaars aanwezigheid, wat meestal neerkomt op een verdeling van ruimte en tijd. Het streven is dat men elkaar de ruimte gunt.’

‘Dit is een gebouw waar de hele stad binnenkomt en dus ook alle meningen, complimenten en protesten’

Bij de Oude Kerk ziet Kuyk dat verschillende partijen oprecht op zoek zijn naar het beste voor het gebouw, maar dat het gebouw daarbij tot ‘lijdend voorwerp’ kan worden. Zij kijkt naar de momenten waarop zichtbaar wordt wat de kerk met óns doet, want daar ligt de aard van de betrokkenheid. Je ziet dat bijvoorbeeld in de manier waarop mensen over de kerk spreken. Zij noemt als voorbeeld een inspreker bij de raadscommissie begin dit jaar die het gebouw vergeleek met een vrouwenlichaam.

Het was Bert Nap, klokkenluider van de Oude Kerk en bestuurslid van de SbOK. Hij zei: ‘Neemt u alstublieft een dierbaar familielid in gedachten, denkt u bijvoorbeeld aan een trotse, sterke maar door de tijd enigszins kwetsbaar geworden vrouw. Moeder, oma, tante. U ziet haar voor zich.’ Als er een nieuwe directrice in de zorginstelling komt, ging hij verder, gaat het verkeerd. Oudere mensen vindt ze ‘onzin’ en ze hijst moeder, oma, tante in een sexy spandex pakje en zet haar op een hoge kruk. Is moeder nu een hoer? vraagt de familie, maar nee, zegt de directrice, het plaatst haar in een nieuw perspectief.

Eigenaarschap is het sleutelwoord, aldus Kuyk, en dat is een lastige kwestie. ‘In Nederland is het gebruikelijk om te zeggen dat kerkgebouwen van ons “allemaal” zijn, maar zo’n uitspraak is een beetje gratuit. Het is een landelijk gegeven dat kerkelijke gemeenschappen kleiner worden en zich al dan niet noodgedwongen terugtrekken, maar de benodigde subsidies om de kerkgebouwen open te houden zijn niet zomaar voorhanden. Mensen hebben geen idee van de lasten van de exploitatie van een kerkgebouw of van de benodigde professionaliteit.’

Maar zelfs met de optimale kennis in huis is niet zomaar één oplossing voorhanden, denkt Kuyk. De invalshoeken van de partijen zijn te verschillend. ‘Het idee dat je ruimte en tijd kunt verdelen en dan geen last hoeft te hebben van elkaar, is niet houdbaar. Kunst laat zich niet vangen in tijd en ruimte. Je gaat hoe dan ook in elkaars sfeer zitten, met akoestiek, licht of geluid.’

Dan zijn er nog krachten die van buitenaf op de kerk inwerken, ontwikkelingen in de maatschappij en eisen van overheid en subsidieverstrekkers. ‘De discussie in de Oude Kerk wordt nu uitgevochten op de vierkante meter, maar de kunst is om deze ook weer buiten de kerk neer te leggen.’

Het is verleidelijk om naar de discussie te kijken als naar een richtingenstrijd, met strijders voor kunst die koste wat het kost vooruit willen en strijders voor erfgoed die voortdurend op de rem trappen. Maar kan behoud niet ook een geldig standpunt zijn? In de vergaderruimte van de Oude Kerk laat directeur Grandjean vallen wat zij noemt het ‘v-woord’: verandering. In haar ogen is dat de onderlegger van de weerstand, verandering hetgeen wat pijn doet, wat voor sommigen onverteerbaar is. Het idee dat behoud samen kan gaan met (tijdelijke) verandering, is volgens haar lastig. ‘Als we het alleen over behoud hebben, denk ik dat we het snel eens zijn: de kerk moet gewoon behouden blijven, niemand wil het gebouw afbreken. Maar wat gebéurt er nu dan in de kerk? Die kwestie is veel moeilijker.’

Ze noemt de Oude Kerk ‘een icoon van richtingenstrijd’. ‘Dit was een van de plekken in Amsterdam waar het daadwerkelijk tot een botsing kwam tussen protestanten en katholieken. Op 23 augustus 1566 stond de deur van de kerk open, de pastoor stond op straat met een man te praten die zijn zoon wilde laten dopen en toen kwamen de Beeldenstormers eraan, via de Warmoesstraat.’ De sporen van de vernieling zijn nog zichtbaar: in het hoogkoor kun je op de pilaren lege plekken zien waar ooit de twaalf apostelbeelden gehangen hebben. De ‘zichtbare afwezigheid’ vindt Grandjean interessant. ‘Die afwezigheid staat voor het conflict, vroeger tussen twee richtingen in godsdienst en nu voor de vraag: kunnen we nieuwe perspectieven op cultuur toelaten?’

Al die perspectieven op de Oude Kerk tellen wat haar betreft op tot de uiteindelijke waarde die dit gebouw heeft voor mensen. Die staat niet vast, die beweegt mee met de tijd. ‘Kunstenaars zijn bij uitstek in staat om te opereren vanuit de genius loci, om de “immateriële” waarden van een plek te verbeelden en er iets aan toe te voegen.’ Ook de huidige weerstand tegen de kunst belandt op die manier weer in het inhoudelijke programma. In juni bijvoorbeeld zal een tentoonstelling openen van de Nederlands-Argentijnse kunstenaar Aimée Zito Lema. Zij doet onderzoek naar de sporen van de Beeldenstorm in de kerk, maar gaat ook inhoudelijk aan de slag met alles wat gezegd is over het rode raam van Calò.

Grandjean zegt begrip te hebben voor de teleurstelling van mensen die echt specifiek voor het oude gebouw komen. Als je nu de kerk wil zien, is die er even niet zoals je gewend bent. Maar waarom houden mensen precies van dat erfgoed, vraagt zij zich af. ‘Daar is niet één antwoord op. Waar de een als waarde noemt dat er een overgrootvader begraven ligt, kan het voor de ander een bepaalde geur zijn die doet denken aan een jeugd op een heel andere plek op de wereld.’

Grandjean gaat regelmatig in gesprek met betrokkenen om het waarom van de weerstand beter te begrijpen, ze heeft er bijvoorbeeld de vrijdagmiddaglunch voor uitgetrokken. ‘Als het gaat over je ergens thuis voelen, kun je je daar ook weleens niet thuis voelen. Dit is een gebouw waar de hele stad binnenkomt en dus ook alle meningen, complimenten en protesten. Dat is waardevol, want het zegt iets over onze tijd en de manier waarop de samenleving verandert.’

Ook van de Oudekerkgemeente is het veelgevraagd. Er is een gordijntje aangebracht zodat daglicht het hoogkoor binnen kan. En uiteindelijk liggen religie en kunst wat haar betreft dicht bij elkaar: Gerard Reve stelde al dat het tweelingzusters zijn, beiden erop uit om de werkelijkheid te bevragen.

Expositie Anastasis van Giorgio Andreotta Calò in de Oude Kerk, 2018 © Patrick Post / HH

Jessa van der Vaart, predikant van de Oudekerkgemeente, kan daar wel inkomen. Maar ze is beducht op ‘annexaties’ en vindt het belangrijk dat kunst en religie als grootheden naast elkaar kunnen bestaan, vertelt ze aan de telefoon. Ze komt uit een kunstenaarsnest, dochter van keramist Jan van der Vaart en haar moeder ging naar de Gerrit Rietveld Academie. Voor haar is het interessant waar kunst en religie elkaar raken, waar het een kritisch gesprek kan opleveren. Als voorbeeld noemt ze de tentoonstelling NA van de Franse kunstenaar Christian Boltanski een paar jaar geleden. Daar dacht de kunstenaar na over de dood, maar radicaal anders dan in het christelijke geloof. Door zijn suggestie van een ‘hiernamaals’ voelde Van der Vaart zich uitgedaagd als theoloog om daar een ander verhaal tegenover te zetten en ze organiseerde toen een dienst rond de kunstwerken. ‘Het interessante van het concept van Grandjean is dat ze kunstenaars vraagt te reflecteren op de Oude Kerk. Het gebouw ademt in alles de christelijke traditie en eigenlijk kom je dan altijd op punten waar je elkaar treft.’

De relatie van de Oudekerkgemeente met het gebouw omschrijft ze vooral als emotioneel, hoewel de vorm van de diensten die er plaatsvinden wel gerelateerd is aan het gebouw met zijn katholieke wortels. Voor de dienst op zondag wordt voor een deel teruggegrepen naar de liturgie van voor de Reformatie – de gemeenschap deelt dan bijvoorbeeld brood en wijn – en ook bewegen zij zich gedurende de dienst door de kerk, naar het hoogkoor, de plaats waar oorspronkelijk het altaar stond en die voor deze gemeenschap nog steeds van betekenis is. De Oude Kerk biedt ook ruimte aan een cantorij en het gezang resoneert geweldig in de grote ruimte. ‘Alles wat wij doen resoneert eigenlijk met die grote kerk. Daar ligt meteen ook het probleem’, zegt Van der Vaart lachend.

Over het rode raam in de Heilig Grafkapel kan ze kort zijn: daar heeft de Oudekerkgemeente feitelijk niets mee te maken. ‘Het gebouw is niet van ons. Natuurlijk heerst onder sommige leden het gevoel dat de kerk wel van ons is, zoals in het verleden, en het is tragisch te noemen dat we zo uit elkaar gegroeid zijn. Maar wij zijn huurders, wij zijn hier te gast.’ Daar zijn ze ook op ingericht: na afloop van een dienst worden kaarsen, bijbels en andere benodigdheden weer opgeruimd en waar in veel andere kerken een doopvont in het gebouw verankerd is, hanteren zij een ‘mobiel doopvont’: een zilveren schaal.

Eerst bestond er onder de leden wel ophef over het rode raam, maar inmiddels hoort Van der Vaart daar niets meer over. Dat komt ook omdat zij nooit gebruikmaken van de Heilig Grafkapel en dat is wat telt: dat er geen ingrepen worden gedaan die grote invloed hebben op hun gebruik van de kerk. Toch gebeurt dat wel. ‘Mijn gemeente wordt nu bijvoorbeeld een beetje weggestopt in de Sint Sebastiaanskapel. Het is voor de leden lastig om de positieve kanten van de kruisbestuiving tussen kunst en religie te zien als ze het gevoel hebben dat er weinig ruimte voor hen is. Het is lastig om bij de kunst aan te haken als het moeilijk wordt gemaakt om een gemeente te zijn in het gebouw.’

Toen ze door de tentoonstelling Poems for Earthlings liep, kreeg ze de onmiddellijke associatie met oorlog. Ze vieren binnenkort Goede Vrijdag, over een zoon die stierf aan het kruis, en de kunst deed haar denken aan álle zonen die in oorlogen zijn gestorven en die nog steeds sterven, elke dag. ‘Als je Goede Vrijdag in die context plaatst, krijgt het nog meer vlees en botten, gaat het nog meer over ons, vandaag.’

De tentoonstellingen in de Oude Kerk zijn tijdelijke ingrepen en met elk nieuw kunstwerk zal een nieuwe discussie oplaaien, zullen de betrokken partijen voor een andere uitdaging staan. Voor het publiek brengt de kunst de Oude Kerk tot nu toe steeds op een andere manier dichterbij. Sarah van Sonsbeeck stond stil bij de oorsprong als scheepvaarderkerk en bekleedde de graven met goudkleurige isolatiedekentjes, op hetzelfde moment dat vluchtelingen massaal de oversteek naar Europa maakten. In de tentoonstelling van Christian Boltanski konden bezoekers de namen van de mensen die in de kerk begraven liggen op fluistertoon uitspreken waarna de opname in het hoogkoor werd afgespeeld.

De huidige tentoonstelling is zonder twijfel de ingrijpendste tot nu toe, op deze schaal uitpakken doet de Oude Kerk maar eens in de vijf jaar. In 2015 installeerde Taturo Atzu een panoramaterras op het dak, The Garden Which is the Nearest to God, waar toen ook veel om te doen was. De volgende keer zal in 2025 zijn, het jaar dat de stad Amsterdam 750 jaar bestaat. Vaststaat dat de Oude Kerk lééft, na al die tijd.

Op de website van de Oudekerkgemeente beschrijft lid Gerk Kazemier hoe hij toch iets geleerd had van die ‘vreemde kunstenaar’ met z’n ‘rare project’. Hij schrijft: ‘We zijn er misschien niet zo goed in, in de Oude Kerk, om ons aan te passen aan die kunstprojecten. We zijn wel goed in zingen: “Tegen het donker, laten wij zingen!” Misschien moeten we dat maar blijven doen, totdat na Pasen het zonlicht weer door de ramen binnenstroomt en de muren zijn gevallen.’

Poems for Earthlings is t/m 26 april te bezoeken in de Oude Kerk in Amsterdam, oudekerk.nl