Iemand die zijn thuisland verlaat, laat het verleden daar niet achter. Een vluchteling draagt de herinneringen aan zijn vroegere leven met zich mee. Juist die resten van het bekende kunnen bepalend zijn voor migranten, ‘die hun verleden zo hard nodig hebben om hun te vertellen wie zij zijn’, aldus Anil Ramdas. Wanneer dat verleden dreigt te vervagen, komt ook die geconserveerde identiteit op het spel te staan. Om een vroeger bestaan in leven te houden moet het worden beschreven.

John-Alexander Janssen, doordacht en verfijnd © Wouter Le Duc / De Arbeidspers

Hiermee begint Een verhaal uit de Zonnestad, de debuutroman van John-Alexander Janssen (1984). In het openingshoofdstuk zet Janssen met wat ruwe beschrijvingen de wetenschapper Hamza Fayoun neer. Hamza verliet Syrië jaren geleden als vluchteling en spreekt niet meer over die tijd, conserveert het slechts als herinnering. Daardoor ligt het gevaar van het vergeten op de loer: ‘Als de kleuren in mijn hoofd vervaagden, de stemmen hun toon langzaam kwijtraakten, mijn geheugen steeds meer aan scherpte verloor, en dit – het haast ongemerkt verdwijnen van details – een proces was dat geen genade kende, dan zou onherroepelijk een moment aanbreken waarop alles nog slechts dof in me zou doorklinken, als een vaag gevoelde herkenning bij het verhaal van een vreemde.’ Daarom besluit hij zijn ervaringen op te schrijven. ‘In de uitvoerigste, meest bloemrijke en desnoods opgesmukte versie. Voordat het verhaal als water in poreuze grond uit me wegliep.’

Hamza vertelt over een episode uit 2009, waarin hij als tiener zijn eerste stappen in het studentenleven zet. Wanneer hij met zijn vrienden onbestemd op de open dag rondslentert wordt hij aangesproken door het mooiste meisje dat hij ooit heeft gezien. Ze had zich vergist, dacht dat hij iemand anders was, en verdwijnt even plotseling als ze verscheen. ‘Ik was geen prater, zeker niet als het op meisjes aankwam’, zegt de verlegen Hamza, toch besluit hij haar te volgen. Op goed geluk loopt hij een lokaal binnen, waar een oriëntatieles filosofie bezig blijkt te zijn. Onmiddellijk raakt Hamza gefascineerd door professor Sinna al-Iskandri, en zijn introducerende lezing doet hem besluiten om naast civiele techniek ook filosofie te gaan studeren.

Janssen weet een verduisterd oorlogsgebied op een menselijke manier tot leven te wekken

In de colleges excelleert hij al snel. Sinna merkt zijn bedrijvigheid op en nodigt hem uit voor extra bijeenkomsten bij hem thuis. Overweldigd stapt Hamza een paar dagen later een enorm huis in het centrum van Damascus binnen. De familie Al-Iskandri blijkt in een villa te wonen, compleet met een magistrale tuin. Wanneer het selecte groepje studenten met Al-Iskandri vrij kan discussiëren over Socrates en Plato, maar ook over Ibn Sina en Al-Farabi, openbaart het huis zich als intellectuele vrijplaats, de perfecte ontsnapping aan Hamza’s middenstandsleven. Het beeldschone meisje van eerder blijkt Zania te zijn, de dochter van Al-Iskandri, en met die ontdekking is de idylle compleet.

Deze Zania, die naaktportretten tekent en weigert te trouwen omdat een huwelijk haar ambities als architect in de weg zou zitten, leert Hamza beter kennen als hij haar wiskundebijles geeft. Hij wordt vreselijk verliefd op het knappe meisje, dat alcohol drinkt, zijn toenaderingen komisch pareert en met haar atheïstische levenshouding vrijwel tegenover Hamza’s gematigd islamitische achtergrond staat. Zania neemt hem bij de hand en leidt hun energieke verkenning van het schilderachtige Damascus.

Janssen kiest dus voor een klassieke coming of age-roman, maar onderscheidt zich door een intellectuele ontwikkeling met een liefdesverhaal te combineren, zonder de verhouding tussen Hamza en Zania maar een moment eendimensionaal te laten worden. Echt interessant wordt zijn verhaal door de inmenging van de geschiedenis: simultaan met de ontwikkeling van het contact tussen Hamza en Zania neemt de spanning in het paradijselijke Damascus toe. Waar het eerst als mooie setting fungeert, verdwijnt de onschuld wanneer het gewelddadige regime van Assad gaandeweg zichtbaarder wordt. Subtiel beschrijft Janssen het gevoel van toenemende dreiging, waarbij hij Hamza’s jonge perspectief aanneemt om de schok van politieke escalatie vervreemdend neer te zetten. Dat Janssen de uitbrekende protesten samen kan laten gaan met Hamza’s steeds moeizamere pogingen om dichter bij Zania te komen, laat zien dat hij zijn roman goed heeft georkestreerd, waarmee hij clichématige oorlogsromantiek gelukkig vermijdt.

Dat Janssen het verkruimelende Syrië integer kan weergeven en zo vanzelfsprekend over islam en Arabische politiek schrijft, laat zien dat hij een schrijver is die veldwerk en onderzoek serieus neemt. Hij blijft niet te dicht bij huis en weet een verduisterd oorlogsgebied op een menselijke manier tot leven te wekken met een warm en doordacht liefdesverhaal. Met een gepolijste schrijfstijl, die wat naïviteit, maar ook kundig gedoseerde uitspattingen toestaat, weet hij zijn verhaal ook innemend te brengen. Een verhaal uit de Zonnestad is een debuut dat profiteert van de genomen risico’s en de nodige verfraaiingen draagt met een stevig, degelijk verhaal. Maar dat Janssen ambitie durft te tonen, een verhaal opzet waarin de kracht van het leven tegenover de soms kwaadaardige willekeur van het lot komt te staan, maakt dat zijn poging ook overtuigend, en zelfs verfijnd te noemen is.