De Nederlandse Opera, die vooral uitblinkt in eenvoud, menselijkheid en dramatische spanning, heeft eigenlijk niet zoveel affiniteit met het bij het publiek geliefde Italiaanse belcanto-repertoire uit de eerste helft van de negentiende eeuw. I puritani van de Italiaanse componist Vincenzo Bellini (1801-1835) lijdt onder een rommelig in elkaar geknutseld, onwaarschijnlijk gelegenheidslibretto, dat in de verte – via een Frans toneelstuk – teruggaat op een gegeven van Sir Walter Scott, dat speelt in Groot-Brittannië omstreeks 1650 tijdens de burgeroorlog tussen gematigde en extremistische protestanten. Het grote succes van de opera bij z’n première in Parijs en bij een herleving in de tweede helft van de twintigste eeuw was niet gebaseerd op het menselijke drama, maar alleen op de prachtige, voor topzangers geschreven muziek.
Een ongelijksoortig productieteam heeft deze opera nu met tegenstrijdige gedachten aangepakt. Er zijn mooie, historische kostuums (Louis Désiré), met veel puriteins zwart, die raar contrasteren met een modern, gesloten, scherp metalen decor (Es Devlin). Daarmee schuiven in het eerste bedrijf soepel verschillende scènes langs, in het tweede bedrijf stolt het in een ijzeren snijzaal met oplopende tribunes waar men de krankzinnig geworden Elvira kan bezichtigen (maar je zou er ook een puriteins kerkgebouw in kunnen zien). Het laatste bedrijf lijkt even ruimte en uitzicht te geven, maar op wat? Aan het einde van de opera valt een doek om Elvira van de andere personen af te sluiten. Het is duidelijk: regisseur Francisco Negrin, die hier en daar de handeling spannender heeft gemaakt dan die is, kiest niet voor het geforceerde en ongeloofwaardige happy end van de opera. Hij toont dat als een waandenkbeeld van Elvira die eerst genezen leek. Haar minnaar Arturo is immers in deze regieopvatting door zijn rivaal Riccardo doodgeschoten, maar zij wil dat blijkbaar niet weten. Daarvóór speelde de indrukwekkende Spaanse sopraan Mariola Cantarero haar helemaal niet als waanzinnig. Het is eerder de verwarrende politieke en emotionele situatie die haar gek maakt: de militaire mannenmaatschappij en de voortdurend om Gods wraak roepende Puriteinen.
Veel interessante gedachtelijnen, die soms moeilijk te ontcijferen zijn (waarom brailleteksten op het decor en daarna fragmenten uit Elvira’s dagboek?), spreken elkaar en het libretto soms tegen en ze zijn nergens helemaal consequent uitgedacht. Dan vond ik vorig seizoen de aanpak van regisseur Monique Wagemakers van Donizetti’s belcantovehikel Lucia di Lammermoor, ook uit 1835, met een vergelijkbare waanzinscène (en dezelfde sopraan) overtuigender: consequent gedacht vanuit de meisjeskamer van Lucia, waar haar bed als meisjes-, ziekte- en doodsbed centraal staat.
I puritani is nu een interessante mengelmoes met meeslepende muziek: Giuliano Carella dirigeert het Nederlands Philharmonisch Orkest kundig, het Koor van De Nederlandse Opera is, ondanks de nauwe bankjes waaruit het moet zingen, weer adembenemend goed. Het was Bellini’s laatste opera, hij stierf een paar maanden na de première, maar Chopin en zelfs Wagner konden naar hun eigen zeggen verder met zijn muziek, en Verdi zo te horen helemaal.
I puritani door De Nederlandse Opera. Muziektheater Amsterdam, t/m 1 maart; www. dno.nl