Missen zal ik ze, de studenten van het Haags conservatorium, die een half jaar wekelijks bij de Avro te zien waren. De nerds van de elektronische muziek; de ballerina’tjes van negen die nu al als zwaantjes huilend, maar o zo bestudeerd, van elkaar afscheid nemen voor een lange zomer; de jazz-schnabbelende trompettist die aan al z’n docenten de pest heeft, op één na, en die rancuneus naar de Amsterdamse concurrent vertrekt; het vrolijk volkje van de schoolmuziek, waarop een beetje neergekeken wordt omdat ze niet goed genoeg zijn voor een specialisme; de jonge componisten; de eeuwig boze klarinettiste die niet meer hoort bij het Veluwse dorp van herkomst maar ook geen aansluiting vindt bij haar medestudenten — als kind gepest, nu vooral eenzaam en prachtig blazend.

Missen zal ik dat impliciete pleidooi voor precisie en discipline, zonder welke kwaliteit niet mogelijk is: in de kunst kun je het je niet permitteren slordig te spellen, zoals nu alle havo- en de meeste vwo-klanten doen.

Overigens kun je in drillen ook te ver gaan. Het wonderkind-violistje van Russische komaf zat onder de knoet van zijn ouders, zelf muzikanten, die hem diep ingepeperd hebben dat hij (nog?) niets voorstelt vergeleken bij oudere broer. Geen lachje kan er bij de ouwelui af; wél ladingen kritiek, en je krijgt de neiging de Raad voor de Kinderbescherming te bellen. De jongen zelf vindt dat alles gewoon.

Dan wint hij een concours. De ouders zijn even nors als altijd, maar, halleluja, met een gebaar alsof hij een stofje verwijdert, geeft papa stiekem een kusje op zoons hoofd. Dan wordt gevraagd of hij iets mee gaat drinken om het te vieren.

Dat zal niet gaan, zegt de jongen met een blik op moeder, want ik moet nodig gaan studeren. Maar zowaar, de strijkstok kan niet altijd gespannen zijn: hij mag eventjes mee. En ik moest denken aan die documentaire over een in Amerika wonende Russische meesterviolist, niveau Oistrach, die al jong zijn carrière stopte omdat hij de spanning van concerten niet aankon.

Tachtig was hij, en nog kon hij huilen omdat zijn ouders hem nooit één complimentje hadden gegeven, louter kritiek. Moordend.

Komt vrienden, niet deze tonen: vier jonge vrouwen zingen een madrigaal in de oefenruimte, bijna zoekend, maar in alle opzichten zuiver. De lerares zwijgt en zegt dan: «Ik heb een brok in mijn keel.»

Wij ook.