Begrijp ik de zorgen van de publieke omroep over de leeftijdsopbouw van hun publiek goed, dan had die VPRO-avond Wat doen onze kinderen met ons? moeten heten in plaats van Wat doen wij met onze ouders? Te meer omdat er iets vreemds aan de hand was: deskundigen stelden dat de meeste (hoog)bejaarden een acceptabel bestaan leiden, maar hun statistiek verdween achter indrukwekkende items over barre ellende. Sinds Vergeten van Ireen van Ditshuyzen zijn alzheimer en zijn helse gevolgen voor patiënt en omgeving niet meer zo indringend verbeeld. Daar is moed voor nodig, want er zit geen groot publiek te wachten op thema-avonden met andere sores dan die van afgevallen survivaldeelnemers en Idols-kandidaten. Precies voor zulke projecten moet een publieke omroep bestaan die de camera niet op het decolleté van Bridget Maasland maar op de gebitloze mond van haar grootmoeder richt. Een aparte bejaardenomroep met veel Ronnie Tober is de oplossing niet (de Tros doet dat al en geeft er nog een ideologische onderbouwing voor in Studio REM, waarin Wibo van der Linde en Harmen Roeland met oudere gasten vaststellen dat vroeger alles beter was). Veel hoop is er niet: mijn studenten Maatschappelijk Werk hebben nauwelijks belangstelling voor werken met bejaarden. En dat is nog een sociaal bewogen groep. Ik verwijt het ze niet: ik was, jong, niet anders. Maar: steeds minder zorgverleners voor steeds meer zorgbehoevenden. Sluit de grenzen en het wordt nog erger.
Kijk zondag trouwens naar bejaarden met heldere geest in De verdwenen mediene van Kiki Amsberg (NIKmedia, Nederland 1, 14.00 uur). Een mooie evocatie van joods leven buiten Mokum in het Interbellum. Het zijn overwegend zoete herinneringen, wat deels waarheidsgetrouw zal zijn en voorzover vertekend gevolg van de universele neiging om «vroeger» te idealiseren. Maar ook is alles terugkijkend mooier door de catastrofe die alles wegvaagde en die, hoewel nauwelijks expliciet genoemd, ook voor de kijker alles een andere gevoelswaarde geeft. Barend Cohen, zoon van een Leeuwarder marktkoopman, zegt: «We hadden het altijd goed» en geschrokken houdt hij zijn wijsvinger voor de mond: «Ssst», alsof hij zo, bijgelovig, nog kan bezweren wat later kwam. Ondanks Louis Davids liedje over Brammie («Als ze je plagen, leer het verdragen») was er volgens deze getuigen weinig antisemitisme. Barend had één keer gevochten. Meester boos: waarom? Hij heeft «smerige rotjood» gezegd. Dan is het goed, zei meester. Precies de mentaliteit die je in Theo Thijssens schoolromans treft.