Vakantie brengt vervlakking. De diepgang van mijn conversatie ligt besloten in «bonjour madame», «une baguette» en «au revoir». Niet dat iemand meer verlangt, maar schamel is het. Mijn generatie alfa’s leerde lastige teksten vertalen maar op school een woord over de grens spreken, dat was iets voor de domme mms en hbs-a. Wíj werden kennelijk geacht dat met onze gouvernantes te doen en tijdens de Grand Tour te vervolmaken. Mijn soort maakt het erger door zich over de grens te beperken tot het regionale blad dat één pagina wijdt aan «de wereld». Maar de weersvoorspelling is preciezer dan in Le Monde.

Met tv-consumptie is het niet beter. Als Claude Sautet overlijdt, wordt zijn halve oeuvre heruitgezonden (dit land eert zijn Groten, zelfs de subtop) maar in vakantie past dat niet. Het nieuws, soms. Op de Côte d’Azur strijken zes miljoen mensen neer, een record door het slechte weer elders. De campingbaas kan niet meer op zijn benen staan en de file begint bij Parijs. Kijk, dat willen we horen en zien. Dan mevrouw «Krol» die een razendsnelle dans voor de weerkaart maakt en verpakt zit tussen reclame (zou Loekie ook wel willen) en ik heb genoeg gezien.

Die ochtend kom ik op mijn trimronde door het dorp om het thuisfront te bellen. Een zesjarige op mountainbike naast de cel knikt op mijn professioneel «bonjour». Normaal zijn hier wel vijf jochies, maar de vakantie is begonnen en een maand verveling ligt voor hem. Ik hervat mijn loop en hoor geluid: hij volgt op tien meter. Ik grijns. Dan neemt hij de berm naast me en kijkt of ik het wel zie. Ik lach. Hij sprint vooruit, gooit de rem erop en kijkt om. Ik steek mijn duim op. Meteen spijt, want nu gaan sprint en remmen nog harder en straks ligt hij in de kiezels. Maar het gaat goed. En zo gaan we door het lege land, hij zijn kunstjes, ik mijn duim — als baas met hond, opa met kleinzoon. Goed dat niemand ons ziet, want «als pedo met object» wordt snel gedacht.

Dan komen we bij de Route Départementale. Kennelijk mag hij niet verder en al rijden hier per uur drie auto’s, gelijk hebben zijn ouders. Spijtig laat hij me gaan. Dan hoor ik uit de verte voor het eerst zijn stem: «Au revoir.» Ik roep terug en zwaai. Weinig tekst, net als bij de bakker, maar het diepste contact dat ik ooit in Frankrijk had. Een band, dwars door grenzen van taal, cultuur en leeftijd. En ik weet hoe hij heet: Kees, le garçon.