In Twee voor twaalf overwoog een Neerlandica dat de raadspensionaris die in 1619 was onthoofd nooit Willem van Oldenbarneveldt kon zijn: die was immers door pistoolschoten geveld. Dan openen zich werelden (of afgronden) voor de kijker. De optimist stelt vast dat ze toch maar mooi een belangrijke voor- en dito achternaam uit de vaderlandse geschiedenis kende; dat ze die eerste ook nog eens wist te koppelen aan de juiste doodsoorzaak; en dat er maar 35 jaar tussen de betreurenswaardige sterfgevallen zat. Je zou bovendien kunnen concluderen dat het geschiedenisonderwijs godzijdank bevrijd is van namen en jaartallen. Waarna zich wel de vraag opdringt wat ze dan wél van het verleden kennen en weten.
Ach, misschien is ze een kanjer in historische grammatica en literatuur- of mentaliteitsgeschiedenis. Maar soms denk ik dat die niks-titel ‘doctorandus’ vroeger gemiddeld net iets meer voorstelde. En dat de term ‘algemene’ in relatie tot ‘ontwikkeling’ meer suspect dan prijzenswaardig wordt gevonden. Waarom zou je iets weten als je het op internet kunt vinden? Toegegeven: ouwe mannen hebben makkelijk lullen, want voor hen is 1619 eigenlijk gisteren.
Andere verwarrende ervaring tijdens de afwas toen in het NPS-radioprogramma De recensenten Lodewijk de Boer en Marjet van Zuijlen met elkaars werk geconfronteerd werden. Verwarrend omdat De Boer de kritiek op der politica’s ontboezemingen van tafel veegde als typerend voor de vreselijke mannenwereld; waarop Van Zuijlen en presentator Jellie Brouwer gretig vaststelden dat er inderdaad geen vrouwenhoon was. Kennelijk niet de radio-uitzending gehoord waarin een dame zei zich vanwege Marjets gênante misbruik van ‘het persoonlijke is politiek’ als vrouw te schamen (ook overdreven: De Hoop Scheffers geblaaskaak diskwalificeert mij hopelijk niet vanwege gelijksoortig geslachtsorgaan). Maar dat De Boer hielp kritiek op slecht geschreven ikke-proza tot antifeminisme te bombarderen (De Recensenten is nota bene een kunstprogramma), dat viel me tegen. Natuurlijk zijn er vreselijke mannen in Den Haag en op redacties te vinden, evenals vreselijke vrouwen. Van Zuijlen toonde weinig dankbaarheid: De Boers recente toneelstuk was volgens haar ‘wel erg veel oorlog’. En waar bleef De Hoop? Die kon inbrengen wat hij wou — over de joodse violist die onder Mengelberg het Concertgebouworkest moest verlaten en bij vertrek slechts tegen de ruggen van zijn collega’s aankeek; over de spanning in de Duitse cultuur die toppen voortbracht maar Mendelssohn verbood en vernietiging organiseerde; over het onvermogen van de menselijke soort die tegenover elke milieu-actie een gekapt bos stelt — het vermurwde Marjet niet.
Ze hoeft Lodewijks sombere visie op mens en geschiedenis niet te delen, maar het niveau van haar redeneringen had verdomd weinig staatsvrouwgehalte. Zou er echt ‘te veel oorlog’ zijn bij oude mannen en vrouwen? Is die oorlog even ver van het bed van jonge politici, ICT-deskundigen en automonteurs als die waarin Van Oldenbarneveldt door Balthasar Gerards werd vermoord? Moet het zand er niet gewoon over? De afwas klaar ging ik naar de kamer voor broodnodige ontspanning: Danny Blind in De show van je leven. Bleek de godenzoon vervangen door Ed van Thijn. En bleek pijnlijk dat die oorlog ook niet voorbij zal zijn als onze generatie er niet meer is.