Slapeloosheid drijft me naar Nederland-Duitsland, hockey. Verlichte vensters in de straat verraden de sportfreaks. En ik hoor mezelf, verbijsterd, «loop niet te kutten» zeggen als de slavinnen van Van ‘t Hek hun voorsprong uit handen geven: kennelijk heeft het taalgebruik van mijn (vrouwelijke!) studenten vormende werking. «Onze» meisjes halen wankelend de volgende ronde, wat tot grote, zij het kortstondige vreugde onder de Olympische staf geleid moet hebben, want daarin is het Larens gehalte sinds Pahud de Mortange hoog. Met een medaille voor roeien of hockey ben je toch meer onder mekaar dan bij, pakweg, honkbal. (Waar zijn de softbalsters die voor Atlanta op de thuisplaat sliepen in het kader van groepsvorming? Want Oibibio mag gesneuveld zijn, kwakdenken tiert overal.)
Ach honkbal, dat mijn jeugd bepaalde. In dezelfde nacht zijn zowaar twee innings te zien van de wedstrijd tegen Zuid-Korea. Het hart bloeit open. Wat is alles toch mooi aan die sport. Mirakel dat de prachtige jaren-twintig-pakken, ondanks commercialisering, nagenoeg onveranderd gebleven zijn terwijl zelfs de chique cricketers in tv-vriendelijke gruwelkleuren lopen.
De fraaie trechtervorm van het veld; het geluid van bal in leren handschoen en opwindender nog van knuppel tegen bal; de eenzaamheid van de slagman tegenover negen tegenstanders, die keer op keer evenaart wat bij voetbal incidenteel de keeper bij een strafschop ervaart; terwijl andersom de pitcher bij elke bal de nederlaag van een honkslag kan lijden; de geheime gebaren van de coaches die voor de tegenstander als de steen van Rosette moeten zijn; de ingewikkelde spelregels waardoor de kenner zich verheven kan wanen boven de voetbalmassa die hooguit begrijpt wat een homerun is; het feit dat een grote voorsprong, in andere sporten dood in de pot voor de spanning, door een paar klappen verloren kan gaan.
Jaren heb ik het gespeeld, met veel plezier en weinig talent. En altijd heb ik betreurd dat deze zeer televisiegenieke sport zo slecht gecoverd wordt. Laat de nos de Amerikaanse World Series uitzenden. En niet in flitsen! Dan zien we een sport die veel meer dan voetbal een plaats in de wereldliteratuur heeft veroverd, culminerend in Underworld van Don DeLillo. Ook voor sporthaters prachtig.
Die van ons winnen (dankzij Antilliaanse inbreng) sensationeel van Cuba. Om tegen zwakste broeder Zuid-Afrika onderuit te gaan. Volgens Joop Alberda in de Volkskrant hebben we het te goed en gaan we daarom niet diep genoeg: in Kosovo droegen ze elkaar dagen op de rug zonder hernia. Het wordt na de Spelen weer tijd voor oorlog.