Ik denk dat reclame geen invloed op me heeft. Onzin natuurlijk: niet alleen ken ik merknamen, ik vrees dat ik soms iets koop door hidden persuasion. Maar ik zap zodra reclame begint, of zet, sinds ze overal tegelijk hun hyperventilerend optimisme uitzenden, het geluid uit. (De Ster ontkent dat bij reclames het geluidsvolume omhoog gaat: het zou «subjectieve beleving» betreffen. Dat is een gore leugen.) Speelfilms bij de commerciëlen (ze zenden er, naast bagger, steeds meer goede uit) consumeren we louter via band: reclame spoelt lekker door.
Desondanks zien we soms spotjes, leuke tot verschrikkelijke. In die laatste categorie triomfeert vooral de (zorg)verzekering. De gruwelijkste catastrofes worden een fluitje van een cent omdat het slachtoffer is verzekerd. Betreft het materiële rampen (auto stuk; dakpan weg), dan doen ze maar. En dan doen ze het soms (Apeldoorn) nog geestig ook. Idioot natuurlijk, de suggestie dat je er dankzij een vaderlijke verzekeringsman onbeschadigd van afkomt, terwijl toch je foto’s zijn verbrand, maar niet stuitender dan dat je rimpels 68 procent minder diep worden.
Weerzinwekkend wordt het wanneer vader ons vertelt dat zoontje een hartafwijking heeft («Hebben we het wel even moeilijk mee gehad hoor, maar het gaat nu geweldig»), en dat ze daarom eigenlijk geen verre vakantie aandurfden tot hun verzekeraar zei: «Doe niet zo mal, wij zijn er toch?» En dus gaan ze met die banaan want ach, als er wat gebeurt, vliegt die zorgzame schat ze zo naar huis. Zie ze rennen over het verre strand je zou je een kind met een defecte hartklep wensen.
In een ander spotje figureren een oude man met wie iets loos is (verzorgd uiterlijk, erelid van de Larense hockeyclub) en zijn volwassen zoon. Natuurlijk komt alles goed, want premie betaald aan de goede maatschappij. Maar als je denkt dat het spotje is afgelopen, draait zoon zich even om naar pa en drukt hem een kusje op het hoofd. Want bij Geové of zo houden ze immers van mensen.
Van de stumperige uitvoering tot de «filosofie» stinkt het. Waar het sterke vermoeden bijkomt dat wie zoiets ranzigs bedenkt en uitvoert zijn ouwe moeder drie keer per jaar opzoekt in het verpleeghuis. Waar, net als in verzorgingstehuis en ziekenhuis veel te weinig, vaak slecht betaald personeel veel te veel werk moet verzetten. Daar komt pa na het kusje terecht. Al valt niet uit te sluiten dat zijn kans op redelijke zorg dankzij Goois inkomen net iets groter is.