Stom, maar we verdwalen, komend vanuit Lille en op zoek naar een weg die ons via Ronse naar ons vakantieadres moet brengen, omdat we niet beseffen dat Waalse wijzerborden dat Zuidoost-Vlaam se stadje Renaix noemen. Het levert een binnendoortocht op over wegen waarvan je niet wist dat ze in de EU nog bestaan, zo schilderachtig beroerd en raadselachtig-gevaarlijk ingericht. De ooit fameuze klinkerweg van Eersel naar Postel, reliek van een voormoderne wereld en sinds lang geasfalteerd, blijkt zuidelijker nog menig broertje te hebben. Nee, dit land is niet zo áf als Nederland en Frankrijk moge dat zo blijven.
Met Oudenaarde in zicht vinden we onze bestemming: een proper, zeer Belgisch ingericht huis naast een oude watermolen aan de Maarke beek. Dit is het hart van de Vlaamse Ardennen, waarvan ik dacht dat het een geografische aanduiding was, maar die rond 1900 bedacht blijkt door schoolmeester Omer Wattez uit Schorisse, ook auteur van «heimatliteratuur», die zijn streek toerisme gunde. Zoiets als «Klein Zwitserland» dus.
Maar de ironie vergaat me na eindeloos wandelen in dit fraai heuvelende bekenlandschap waar ik in een week op vijftig kilometer één medewandelaar tegenkom evenveel als in vijf minuten en tweehonderd meter in Zuid-Limburg. Veel succes lijkt Wattez niet gehad te hebben, wat ook valt af te lezen aan de schaarse horeca. Een Nederlands nummerbord zag ik één keer want voor belastingvlieders is het te ver, voor zonzoekers te dichtbij.
Wielrenners, die zie je hier veel, vooral oudere mannen die in hun eentje of groepsgewijs alsnog de Ronde van Vlaanderen winnen. Het verklaart een deel van de kasseien: zolang de wielersport bestaat zal de Eikenberg bij Kerkem niet geasfalteerd worden, en hem beklimmend vraag je je af hoe die gozers dat redden op hun fragiele fietsjes. Volgend jaar zit ik aan de buis en zal extra juichen, want je moet er geweest zijn om te kunnen oordelen.
Elk cliché is enigszins waar, zo ook dat over bebouwing: rond de dorpen is het een wildgroei van Bonanza-ranches en nepkastelen-voor-de-burgerman maar het landschap wint moeiteloos. Zelfs ons op zichzelf fraaie art-decovillaatje in lichtgele baksteen en met ronde erker is in dit landelijk dal displaced: het lijkt overgepoot uit een nette jaren-twintigstadsuitbreiding. En dat andere cliché? Nou en of! We drinken Ename, Jan van Gent of ander streekbier en talen niet naar «heerlijk, helder, enzovoort». We nemen er een stukje Ename en Wijnendale bij. Geert Mak zagen we niet. Maar we lezen hem. Nog één keer geen televisie.