Vandaag heb ik twee bijen, een pad en haar jongen, een vlieg en een hooiwagen gered. Ik ben geen boeddhist, hooguit ‘light’, maar het leven van insect en amfibie is mij even dierbaar als dat van hond of kat. Of misschien moet ik het anders zeggen. Mijn interesse in het dierenrijk is zo ontzettend gering dat ik geen verschil zie tussen de soorten. Ik bekijk mensen die huisdieren houden met een mengeling van verbazing en afschuw. Hoe je van het ene dier houdt en het andere opvreet is mij een raadsel. Om te zwijgen over de hygiëne. We hebben nog geen tweehonderd jaar geleden de boerderij verlaten waarin mens en vee in dezelfde ruimte bivakkeerden en nu slapen sommigen met hond of kat in een bed.

Tot de geneugten van het wonen in een bos behoort dat de natuur dagelijks verandert. Kruiden en bloemen schieten op en verwelken, de bomen raken dagelijks voller in het blad en de fauna zit ook niet stil. Afgelopen week werd ik belegerd door nerveuze kruipspinnetjes en oorwurmen en ik weet wel zeker dat ik mijn kans op een goed karma heb verspeeld omdat ik er nogal wat heb verpletterd. Had ik maar een apparaat waarmee ik ze ongeschonden kon verzamelen om ze daarna los te laten in de vrije natuur. Waar ze dan waarschijnlijk weer worden opgevreten door de pad die ik heb gered, maar dat valt buiten mijn pseudo-boeddhistische competentie.

In een vorig huis, midden in Rotterdam, werden we ooit geplaagd door muizen. Die leggen een hele infrastructuur aan tussen oude panden en dan kun je wel in een huis gifdoosjes neerzetten, maar dat is net zoiets als de Amerikanen die af en toe een paar kruisraketten naar een lastig land schieten en dan hopen dat daarmee iets is opgelost. Een knaagdierenfluisteraar in dienst van de gemeente gaf de gouden tip.

‘Ziet u deze balpen, mijnheer? Een muis kan overal door waar je die in kunt steken. Als u die gaten dicht, bent u een end op streek.’

Ik moet bekennen dat de Bob Geldof in mij al lang stil is

Waarna ik een hele dag met een emmertje specie en wat plamuurmessen door het huis kroop en zoveel gaten dichtte dat ik mij begon af te vragen hoe dit huis eigenlijk overeind bleef.

De methode van de gemeentelijke specialist werkte, maar die kan ik hier niet toepassen. Als ik elk gaatje dicht waardoor een spinnetje of een oorwurm kan wriemelen, kan ik net zo goed een nieuw huis bouwen.

De onverstoorbaarheid waarmee de natuur zich onophoudelijk vernieuwt heeft een traag soort hardnekkigheid. Alles wat de mens wrocht is, vanaf het moment dat het klaar is, gedoemd te vergaan en kan alleen behouden blijven door er steeds energie in te stoppen. Als we er even mee ophouden wordt alles binnen een paar jaar overwoekerd. Geen betere illustratie van onze strijd tegen het verval dan Tsjernobyl, waar bomen door verlaten huizen groeien, moskolonies flatgebouwen overnemen en dieren terugkeren waar zij ooit door de mens waren verjaagd.

Alles neigt naar maximale entropie, dat wil zeggen: verval tot er niets te vervallen valt. Wat wij beschaving noemen is een onophoudelijk gevecht met die entropie. Het is om moedeloos van te worden, want het houdt nooit op, en het is ook wat ons bijzonder maakt.

Het toeval wil dat ik net Louise Fresco’s roman De idealisten lees. Een boek met een omineuze titel, want idealisme is tegenwoordig iets waar we alleen maar hoofdschuddend naar kunnen kijken. De roman speelt zich af in een kleine missiepost in Afrika, in een gebied waar jungle en savanne elkaar ontmoeten, de vage grens tussen oprukkende droogte en nog welig tierende flora en fauna, waar strijd en vrede elkaar nog maar net in evenwicht houden en westerse en Afrikaanse ideeën langs elkaar heen schuren. De paters van de missie vertrouwen op God, de arts op de wetenschap en niemand gelooft nog dat het goed komt. Het is ziekte, armoede, honger, strijd en nog meer ziekte.

Tijdens het lezen besefte ik ineens hoe lang ik niet aan Afrika had gedacht. Ik bedoel Afrika als het probleem dat we maar niet opgelost krijgen. Was het in de jaren negentig toen de eerste stemmen opklonken die zeiden dat we dat hele continent misschien maar moesten vergeten ‘omdat het toch nooit wat wordt’? Dat al die ontwikkelingshulp eigenlijk niets teweeg heeft gebracht? Behalve dan misschien het omgekeerde van wat we beoogden? Ik was het ermee oneens, maar ik moet bekennen dat de Bob Geldof in mij al lang stil is.

De idealisten is een ideeënroman van het goede soort. Er wordt af en toe het nodige uitgelegd, maar dat kan niet anders en bovendien past dat in Fresco’s scherpe inzicht in de enormiteit en de complexiteit van de problemen. De erfelijkheid van ellende, bijvoorbeeld, dat arme ondervoede mensen kinderen krijgen wier fysieke en sociale achterstand nog groter is en als die al kinderen krijgen wordt het alleen maar nog erger. Je kunt er een boel techniek tegenaan gooien – waterpompen, betere landbouwmethodes, medische wetenschap – maar daarmee wordt alleen maar verder verval bestreden. De oplossing is, of beter: een van de oplossingen, onderwijs en geen politieke of ideologische interventie. En misschien is zelfs dat geen oplossing. Misschien moeten we accepteren dat we ondanks alles door moeten gaan. Volgens mij gaat dat boek van Louise Fresco over de plicht om te blijven strijden tegen het verval. Niet om de wereld beter te maken, maar om haar te helen.