De man in het voorportaal van de Naardense Grote Kerk is in goedgewassen vodden gekleed.

´Gun de daklozen een Goede Vrijdag!ª roept hij, een stapel blaadjes onder zijn arm geklemd.

Ik was er nog nooit geweest, voor mij overigens geen reden om geen pertinente mening te hebben over de meest succesvolle aller vaderlandse Matthäus Passions, een societygebeurtenis voor de mensen die met twee woorden spreken, gepensioneerde politici, aangetrouwde pseudo-prinsen en millionenschwere industriëlen.

Nu ging ik het eindelijk met eigen oren horen en met eigen ogen zien.

Zien is overdreven. Zien doe je in Naarden alleen als je lid bent van het kabinet-Kok II en op de eerste rij mag zitten. Een kerk is geen concertzaal. Dus driekwart van de bezoekers is visueel gehandicapt, een ongemak waaraan door het aanbrengen van monitoren werd tegemoetgekomen. Zelf zit ik, kerkarchitectonisch gezien, in het koor, met uitzicht op tweeëneenhalf achterhoofd van de Nederlandse Bachvereniging, die verantwoordelijk is voor het muzikale deel van de middag. Voorlopig heb ik alleen oog voor de bezoekers. Keurig, inderdaad! De heren zijn haast even stemmig gekleed als ik, zij het nog wat grijzer. De vrouwelijke bezoekers hebben de weg naar modehuis Pauw weten te vinden, met knoopjes en vestjes en rokken tot over de knie, de risicoloze chic die flink in de papieren pleegt te lopen.

Moeder neemt plaats naast dochter. Keuriger dan keurig! ´Mam, moet ik echt na de pauze blijven?ª vraagt de dochter. Waar zijn trouwens Gert-Jan Dröge en zijn team? En waar zijn Bachs Naardense dorpsgenoot Jan des Bouvrie en zijn charmante Monique?

Toch duurt het nog tot de sopraanaria ´Ich will dich mein Herze schenkenª voordat de eerste mobiele telefoon overgaat. Vanaf mijn plaats is de dader onzichtbaar. Het moet iemand van vrouwelijke origine zijn, want het dertig eindeloze seconden durende getwiet duidt op een radeloos doorwoelde damestas. De dirigent onderbreekt de uitvoering en geeft de bezoekster beleefd de gelegenheid haar instrument uit te zetten.

Dan is weer het woord aan de Harp des Heeren, Johann Sebastian Bach. De solisten verdrinken enigszins in de holle ruimte. Niettemin, er wordt excellent gemusiceerd. Zelden heb ik zo’n fraaie Christus gezien en gehoord, ernstig, waardig, toornig en bedroefd. Ons hart bloedt. Wij weten wat die arme jongen straks in het tweede deel van Bachs operatorium zal moeten doorstaan. Dan geeft Judas hem zijn judaskus en is het absolute hoogtepunt van de middag aangebroken.

De pauze.



De pauze van de Matthäus Passion te Naarden duurt anderhalf uur. Dat is ongewoon lang, maar het decoratieve stadje beschikt over een groot aantal horecagelegenheden waarin op niveau dient te worden geluncht. En daarna wordt er langs de boetiekjes gewandeld.

Op de brug bij het restaurant van Paul Fagel passeert een rouwstoet van stemmige Mercedessen. De auto met de kist maakt een linkse draai. De kraai achter het stuur heeft waarachtig óók zo’n eigentijdse gsm aan zijn oor – ´Heus, vrouwtje, dit is het laatste lijk van vanmiddag geweest. Nog even geduld. Dan kom ik gezellig koffie bij je drinken.ª

Aan de overkant van de brug bevindt zich het hoofdkwartier van de omnipotente Jan des Bouvrie, de man die Nederland van het donkerbruin naar het wit heeft gebracht, zij het niet geheel gratis. De eetkamertafel model 6480 kost ƒ3455,—, de fauteuil Biberdom kost ƒ8240,—.

Twee jongemannen laten achteloos een blik langs het gemeubelte glijden. ´En toch vind ik Wagner leuker dan Straussª, zegt de een op de pertinente toon van iemand die niet wenst te worden tegengesproken.



Je denkt het werk na 241 voorstellingen enigszins te kennen, terwijl er in werkelijkheid altijd weer iets nieuws valt te ontdekken. Hoe was het in godsnaam mogelijk dat het mij nooit is opgevallen dat Christus in deel twee nauwelijks aan het woord komt? Er wordt wat eenzijdig getwist met de hogepriester – ´Aber Jesus schwieg stilleª. De stadhouder Pontius Pilatus vraagt hem of hij nu wél of niet de Koning der Joden is. ´Du sagest…ª, zegt de arrestant dubbelzinnig. Dan gaat Christus drie volle kwartieren woordeloos op zijn krent zitten, om zich pas weer te verheffen bij het ´Eli, Eli Lama Sabachthani!ª, de smartelijkste woorden uit de geschiedenis der mensheid. Maar voor de rest gebeurt er na de pauze eigenlijk niet zo veel met de Zoon van God, behalve dat hij wordt bespuwd, wordt geslagen, wordt gepest, vernederd en uitgescholden, en dat hij wordt gedwongen met hangend hoofd de Via Dolorosa te betreden, richting Golgotha, waar hij uiteindelijk zal worden gekruisigd.

Het drama laat geen der toeschouwers in Naarden onberoerd, christenen en niet-christenen, de nette mensen en de nét wat minder nette mensen. Ik realiseer mij opeens: al het multiculturele activisme ten spijt is deze Matthäus Passion een 100 procent blanke aangelegenheid, of laat ik het veiligheidshalve op 98,8 procent houden, omdat het tenslotte niet valt uit te sluiten dat er ergens in de kerk, achter een pilaar, een driekwart Surinamer verscholen zit.



Wij zijn net de avondfile voor, zodat ik stipt op tijd ben voor de tweede Matthäus Passion op deze Goede Vrijdag, die van de Amsterdamse maatschappij Toonkunst in het Concertgebouw. Daar ben ik andermaal getuige van het openingskoor ´Kommt Ihr Töchter, helft mir klagen…ª Iets beters – God is mijn getuige – is nooit gecomponeerd. Het is dus mijn 242ste voorstelling van Bachs oratorium. Zal ik de 250 nog halen? Dan krijgt de hele Grote Zaal van mij een plakje paasbrood. Ik laat mijn blik over de langzamerhand vertrouwde gezichten van de koorleden glijden. En plotseling ben ik heviger geëmotioneerd dan ik voor mogelijk had gehouden. Eerst begrijp ik er niets van. Dan begint er iets tot mij door te dringen, maar dit is niet de plaats om hierover nadere mededelingen te doen.