De ideale politicus, althans in Nederland, is een gortdroog stuk protoplasma dat rookt noch drinkt en zijn hoogste culinaire genoegen schept in het eten van een broodje kroket van de Febo, een handeling waarvoor geen discutabele declaratiebonnen zijn vereist.


Ik heb sympathie voor actieve, creatieve mannen als Bram Peper (ex-burgemeester) en Harry Groen (ex-wethouder). Ideale politici, in de kleinburgerlijke zin, lijken zij echter niet. De ideale politicus kent scherp het niemandsland tussen zonden en pekelzonden, waarin geen plaats is voor particulier gedonderjaag op kosten van Jan de Belastingbetaler. Die is streng en beziet elke in rekening gebrachte uitsmijter als het ultieme bewijs van bestuurlijke losbolligheid, zelfs als daar een order van vier Taiwanese containerschepen tegenover staat.



De politicus, althans naar Nederlands model, was Willem Drees, de onkreukbare, anti-hedonistische burger uit de Haagse Beeklaan. Hij sleepte de miljarden Marshallhulp, die nodig waren om Nederland weer op te bouwen, binnen met behulp van een kopje thee en een mariakaakje. Als Drees ’s avonds van een galadiner naar huis terugkeerde, een ritueel waaraan hij zich q.q. niet kon onttrekken, antwoordde hij, door mevrouw Drees naar het menu gevraagd, onveranderlijk: ‘Soep en vlees’.


Men kon van hem zonder enig risico een tweedehands auto kopen, zo hij ooit zo’n vervoermiddel zou hebben bezeten, want in de praktijk nam hij, ook in de jaren van zijn premierschap, gewoon de tram. Hij was ondanks zijn ogenschijnlijke kleurloosheid de beste minister-president uit de vaderlandse geschiedenis, die in zijn vrouw de ideale echtgenote van een politicus (als hij) had gevonden. De gaskachel stond altijd op zuinig en op het fornuis dampte de theeketel opdat de minister van Financiën, met wie hij straks de begroting door ging nemen, niets te kort zou komen. Particulier ben ik trouwens meer geboeid door vrouwen als Lucrezia Borgia en Livia, de echtgenote van keizer Augustus, géén types om een kopje thee mee te drinken, omdat zij altijd wel een snuifje nachtschade of een takje bilzenkruid bij de hand hadden, maar dat doet aan de historische verdiensten van mevrouw Drees niets af.



Rosa Luxemburg was een revolutionaire romantica die van gedichten en strijkkwartetten hield. Niettemin, de keuze tussen haar en Willem Drees kan niet moeilijk zijn. Een politicus schuwe de revolutionaire romantiek. Daar komt alleen maar moord en doodslag van. Klaas de Vries, onze minister van sociale zaken, heeft gelijk: de ideale politicus schuwe grote woorden. De nobele Tómas G. Masaryk, Tsjechisch premier in het Interbellum, was de verzinnebeelding van intellect en compromisloze eerlijkheid. Hij baseerde zich op Plato, de denker die de mensheid pas gelukkig zag worden als de koningen filosofen en de filosofen koningen werden. Wel, het is allemaal tamelijk slecht afgelopen, zowel in het Tsjecho-Slowakije na Masaryk als in het Tsjechië van zijn naoorlogse geestverwant Vaclav Havel. Filosoferende politici of politiserende filosofen hebben namelijk lang niet altijd de wijsheid in pacht. Doe als Drees. Baseer je op het eenvoudige handwerk, de problematiek rond lonen en prijzen benevens de principiële vraag of de IJsselmeergronden al dan niet in overheidshanden horen te raken.



Ik heb een geheim zwak voor Vladimir Iljitsj Lenin, die net als ik een bewonderaar van de schrijver-mensenkenner Arthur Schnitzler was. Over Lenin worden inmiddels slechts zelden nog goede woorden gesproken. Toch is hij ooit door de Grote Sovjet Encyclopedie tot de ideale politicus uitgeroepen. Immers, hij — ik parafraseer de sovjetkenner Karel van het Reve — lette goed op op school, hij was een liefhebbende en oppassende zoon, eenmaal volwassen geworden stak hij geen hand uit naar andere vrouwen dan zijn eigen Krupskaja, hij declareerde geen tweede vliegbiljet naar het zonovergoten St. Maarten, hij schuwde drank en tabak, hij organiseerde geen roze balletten in de Maashaven, las geen vieze boekjes, vond Oorlog en vrede een mooie roman, beschouwde Beethoven als een goede componist en als hij met slecht weer naar buiten ging sloeg hij braaf de onderkant van zijn broekspijpen op.



De toetreding van Frits Bolkestein tot de vaderlandse politiek werd door menigeen als een opluchting ervaren: eindelijk een politicus die zonder omwegen zei waar het op stond. Bovendien bleek het een beschaafde man te zijn, die over toneel schreef en zelfs een eigen toneelstuk op zijn naam had staan, een drama in rijmloze verzen onder de titel Floris, Count of Holland. Jazeker, in het Engels! Maar een verstandig politicus schrijft geen toneelstukken, laat staan in een vreemde taal, die schrijft beleidsnota’s die niemand interesseren, behalve een enkele collega-politicus. Floris, Count of Holland heeft zijn uitgever, Johan Polak, nog aan de rand van een faillissement gebracht, want er zijn van het stuk precies twaalf exemplaren verkocht, waaronder één aan mij. Ik heb het laatst in het kader van het Floris-jaar nog eens herlezen en ik hoor mijzelf nog mompelen: ‘Frits, dit gaat niet goed, dat gaat helemaal niet goed… Het zou me niks verbazen als je straks in Europa terechtkomt.’



Is de Fransman Lionel Jospin een ideale politicus? Hij lijkt er enigszins op, na duizend ongewoon succesvolle dagen in zijn functie van premier. Op dag duizendenéén heeft hij op een persconferentie ‘de aanvallen van de Hezbollah en alle terroristische acties’ veroordeeld. Dat is een mening die hij toevallig deelt met mijn tante Miep, duoraadslid van de fractie Burgerbelangen in de gemeenteraad van Soest. Het verschil is dat mijn tante Miep zich niet politiek heeft gecommitteerd aan het dogma van de ‘Arabische politiek’, waarbij het, gegeven de Franse belangen in het Midden-Oosten, verboden is terreur ‘terreur’ te noemen. Inmiddels is iedereen kwaad. De studenten aan de Palestijnse universiteit van Bir Zeit gooien met stenen (als je dat zo mag omschrijven), Syrië en Libanon hebben de daar gestationeerde diplomaten op het matje geroepen en premier Jacques Chirac gaat, als hij met Beatrix is uitgepraat, Jospin straks een reprimande geven.


Wat valt er van dit kleine drama te leren? Dat de ideale politicus er verstandig aan doet zo min mogelijk de waarheid te spreken, omdat in het politieke en diplomatieke verkeer twee plus twee niet per definitie vier behoeft te zijn.