Mijn favoriete liefdesroman, tja… in gedachten loop ik langs mijn boekenplanken, prevel namen en titels, maar iets wat op een liefdesroman lijkt wil daar niet bij zitten. Behoort het happy end niet tot de noodzakelijke kenmerken van het genre? Moeten buitensporige hartstochten uiteindelijk niet altijd op een geruststellende manier worden gekanaliseerd in de belofte van eeuwige trouw en het vooruitzicht van een huis waarvan de hypotheek over dertig jaar heus wel afbetaald zal zijn? En betekent dat niet automatisch dat we – om met Wikipedia te spreken – met ‘triviaalliteratuur’ te maken hebben, ‘voornamelijk gericht op een vrouwelijk publiek’?
Misschien toch niet. Waarom zouden hevige hartstochten, om literair voor vol te worden aangezien, altijd naar de afgrond moeten leiden? Waarom zou liefdesverlangen altijd een zwarte, zelfdestructieve kant moeten hebben? Waarom zou onversneden geluk, of het verlangen ernaar, per se kitscherig moeten zijn, een al dan niet gedroomde bestaansmodus die in het reële leven weliswaar hoge ogen gooit maar op papier alleen iets is voor de cultuuranalfabete massa’s?
Ik herlas laatst Ten huwelijk (origineel: To the Wedding, 1995), een van de laatste romans van John Berger . Ik denk dat je dit boek gerust een liefdesroman mag noemen, al eindigt die met de onuitgesproken dood van de vrouwelijke hoofdpersoon, Ninon, die we niettemin op de laatste pagina’s, waar haar bruiloft uitbundig wordt gevierd, zien dansen alsof ze het eeuwige leven heeft. Want met de muziek, oorspronkelijk ‘een jammerklacht om een verlies’, aldus Berger, ‘dringt ook de hoop door in het lichaam’, en die heeft hier het eerste en het laatste woord.
Het boek is geen verslag van een feitelijke gebeurtenis maar een dagdroom van een blinde Griekse straatkoopman die het hoopgevende verhaal over een huwelijk in het zicht van een aangekondigde dood – Ninon heeft aids, haar Gino vindt dat geen belemmering – anticiperend weeft uit flarden van stemmen die hij in zijn omgeving opvangt. Ik moest aan Ernst Bloch denken, de filosoof van de hoop, de grote verteller onder de filosofen, de utopist die niet geloofde in voldongen feiten. Bloch vond dat we het terrein van het irrationele niet mochten overlaten aan de verleidingskunsten van de volksmenners. Berger, die zich voorzover ik weet nooit over Bloch heeft uitgelaten, brengt dat in praktijk, hij laat zien hoe je sentimentele motieven geloofwaardig herovert op de kitsch.