
Ten minste veertig procent van de vrouwen in het noordwesten van Syrië die zwanger zijn of borstvoeding geven, is ondervoed. Anderhalf jaar geleden was dat nog vijf procent. Ruim vier miljoen mensen in het noordwesten en noordoosten van Syrië hebben acuut humanitaire hulp nodig. In het noordoosten heeft geen enkel district het minimale aantal van achttien ziekenhuisbedden per tienduizend inwoners, laat staan materiaal en apparatuur om Covid-19-patiënten te behandelen. Tot overmaat van ramp hebben de VN nog maar één grensovergang tot hun beschikking om de humanitaire nood te lenigen. ‘Dat maakt de humanitaire hulp erg kwetsbaar’, zegt Mark Cutts, plaatsvervangend VN-coördinator van humanitaire hulp aan Noordwest-Syrië. ‘Als er een veiligheidsincident is bij Bab al-Hawa, hebben we niets om op terug te vallen.’
Ze waren zenuwslopend, de onderhandelingen en reeks van stemmingen in de VN-Veiligheidsraad in de dagen voor 10 juli. Dat was de datum waarop de vorige afspraak over grensoverschrijdende hulp aan Syrië zou aflopen. Het gaat, voor de duidelijkheid, om hulp via grensovergangen die niet in handen zijn van het regime in Damascus. Die hulp kan, zo zegt president Assad steeds nadrukkelijker, prima via de hoofdstad worden gedistribueerd. Het was dus spannend wat Syrië’s stem in de Veiligheidsraad, Rusland, zou doen. Een Russisch veto zou welbeschouwd een doodvonnis zijn voor duizenden, vaak ontheemde Syrische burgers. Want de binnenlandse hulp laat te wensen over.
In 2014 nam de Veiligheidsraad voor het eerst een resolutie aan over grensoverschrijdende hulp. De VN zouden vier grensovergangen kunnen gebruiken: Bab al-Salam en Bab al-Hawa op de grens met Turkije, Al-Yarubiyah op de grens met Irak en Al-Ramtha op de zuidelijke grens met Jordanië. Deze resolutie gold voor een half jaar en werd daarna telkens met een jaar verlengd. Tot december vorig jaar. Rusland sprak er zijn veto over uit. Een nieuwe deal werd uitonderhandeld, waarbij Al-Yarubiya en Al-Ramtha op slot gingen. Vooral Al-Yarubiya werd gemist. Die poort werd veelvuldig gebruikt om het noordoosten te voorzien van voedsel, water, onderdak en medische benodigdheden.
De deal die in januari werd gesloten gold voor zes maanden en niet zoals gebruikelijk voor één jaar. Dat bood wel de mogelijkheid tot heronderhandelen. Maar Rusland hield net als China de poot stijf, Al-Yarubiya bleef dicht en een van de twee grensovergangen met Turkije moest er ook aan geloven. ‘Ik was zowel opgelucht als teleurgesteld’, zegt Cutts over de onderhandelingen. ‘Opgelucht dat de Veiligheidsraad de resolutie met een jaar verlengde. Teleurgesteld omdat we nu nog maar één geautoriseerde grensovergang hebben terwijl we, nu Covid-19 zich verspreidt, juist méér in plaats van mínder toegang nodig hebben.’
Spullen Syrië binnenkrijgen is niet het voornaamste probleem. Turkije heeft nooit dwars gelegen, want hoe beter de hulp, hoe kleiner de kans dat er opnieuw tienduizenden vluchtelingen naar Turkije uitwijken. Het probleem is de distributie van de hulp als die eenmaal op Syrisch grondgebied is.
Het noorden van Syrië valt uiteen in twee gebieden. Er is het noordwesten, waar eerder dit jaar nog een miljoen mensen op drift raakten bij een offensief van het regeringsleger om de regio Idlib terug te veroveren. En juist zij kregen hulp dankzij de nu gesloten grensovergang Bab al-Salam. Het aantal trucks dat via Bab al-Hawa binnenkomt kan best worden opgevoerd, maar krijg het van daaruit eens noordwaarts, waar de nood zo hoog is. ‘Het is nog te vroeg om details te geven’, zegt Cutts, ‘maar we proberen in gesprek met verschillende groepen toch zo ongehinderd mogelijk toegang te krijgen. Misschien kunnen we bijvoorbeeld een hulpcorridor openen.’
Het gaat dan om een route noordwaarts vanaf Idlib richting Aleppo en Afrin, en vandaar naar het oosten richting Azaz en Jarablus. In Idlib is het weer wat rustiger sinds Assads steunpilaar Rusland begin maart een staakt-het-vuren overeenkwam met Turkije, dat delen van de regio bezet – ook het gebied rondom de grensovergang – en samenwerkt met allerhande (soms jihadistische) groepen, maar bombardementen eerder dit jaar hebben een deel van de infrastructuur vernietigd.
De situatie in het noordoosten – van het noordwesten gescheiden door de Eufraat – is minder diffuus. Daar hebben de Koerden en de Koerdisch-Arabische strijdkrachten van de sdf het voor het zeggen. De regio was sinds 2012, toen Assad zijn troepen aan andere fronten liet vechten, redelijk stabiel. Daar kwam in oktober vorig jaar verandering in. Turkije viel het gebied binnen en bezette de steden Tel Abyad en Serekaniye en de strook land ertussen. Humanitaire hulp vanuit Turkije aan dit deel van Syrië is uitgesloten, want Turkije beschouwt de sdf en de autonome lokale autoriteiten als terroristen.
Sindsdien zit een deel van het noordoosten geregeld dagenlang zonder water. In het door Turkije bezette gebied ligt namelijk ook een waterdistributiecentrum. Dat centrum is beschadigd, en soms draait Turkije de waterkraan dicht. Vooral burgers en vluchtelingen in kampen in de omgeving – waaronder het kamp Al Hol, waar ook Nederlandse vrouwen van IS-strijders zitten – hebben daar last van. De lokale autoriteiten zetten vrachtwagens in om water te distribueren, maar dat moet er dan wel zíjn. Een extra reden waarom de VN Al-Yarubiya zo graag weer open wilde.
De kans dat hulp die via Bab al-Hawa Syrië binnenkomt het noordoosten bereikt is nul. Te veel frontlinies, en Turkije zal niet meewerken. Dat het noordoosten niet allang totaal is verkommerd is te danken aan de in officiële documenten zorgvuldig doodgezwegen Semalka-grensovergang tussen het uiterste noordoosten van Syrië en de Koerdistan-regio in Irak. Ngo’s gebruiken de pontonbrug over de Tigris om goederen het noordoosten binnen te krijgen. Voor VN-organisaties is het gebruik van Semalka uitgesloten omdat het een onofficiële grensovergang is. Die komt bij de Veiligheidsraad ook niet ter tafel.
De bevolking krijgt via Semalka wel degelijk nog voedsel en andere spullen. Hoshang Hasan, journalist in Qamislo, de grootste stad in het noordoosten: ‘Er wordt soms voedsel uitgedeeld aan mensen die het echt niet meer redden. Door de coronacrisis zijn ook veel banen verloren gegaan.’ Er is veel wrok, zegt hij, over de sluiting van Al-Yarubiya eerder dit jaar.
In een poging het coronavirus buiten de deur te houden gooiden de autonome autoriteiten in Noordoost-Syrië echter de Semalka-grensovergang dicht. Inmiddels denderen er wel weer vrachtwagens over de brug, maar minder dan voorheen, en toereikend is het niet. Journalist Hasan verwacht de komende maanden niets minder dan een ‘catastrofe’.
In juni stelden de VS bovendien de Ceasar-sancties in: wie zaken doet met Assad kan reisrestricties naar de VS of financiële sancties opgelegd krijgen. Ze komen boven op eerdere sancties, die weliswaar ontsnappingsroutes bieden voor humanitaire hulp, maar waar lang niet alle ngo’s mee uit de voeten kunnen. Het is nog te vroeg om te zeggen wat het effect van die sancties zal zijn, maar ze zullen de Syrische economie nog verder onder druk zetten. Sinds juni vorig jaar is de inflatie van de Syrische pond liefst 360 procent geweest. Voedselprijzen die de pan uit rijzen in combinatie met verminderde toevoer van hulp: dodelijk.
Hoe immens de taak van de VN is, drong in volle omvang tot Mark Cutts door toen hij Noordwest-Syrië zelf bezocht. ‘Er zijn duizend kampen voor ontheemden, maar ook duizenden andere locaties waar mensen verblijven. Scholen, verlaten gebouwen, mensen verblijven ook in de open lucht, in olijfgaarden, in de bermen van wegen. Overal tenten, zo ver het oog reikt.’
De implicaties voor de hulp zijn evident: die moet elke uithoek bereiken. ‘Het is VN-beleid om altijd te streven naar zo veel mogelijk toegang’, vertelt Cutts. ‘Daarom wordt geprobeerd overeenstemming te bereiken tussen verschillende strijdende partijen. Maar het is ons nog niet gelukt zelfs maar één konvooi van regeringsgebied naar rebellengebied te krijgen.’ Damascus stelt eisen aan dergelijke transporten die oppositiegroepen niet accepteren. ‘Damascus stuurt altijd teams van het Syrisch-Arabische Rode Kruis mee en die worden door oppositiegroepen gewantrouwd. Er speelt ook iets anders: de oppositie wil niet afhankelijk worden van hulp van Damascus, uit angst dat dat tot een belegering leidt.’
De verschrikkingen van Aleppo staan iedereen nog scherp op het netvlies. In de zomer van 2016 werden de rebellen in de stad door Russische bombardementen afgesloten van de buitenwereld, wat de strijd om de stad in hun nadeel besliste. Dus als Assad en Rusland zeggen dat de grensovergangen helemaal niet meer nodig zijn omdat steeds grotere delen van het land onder controle van Assad staan en de humanitaire nood dus via binnenlandse routes geledigd kan worden, gaan bij rebellen alle alarmbellen af.
In het noordoosten van het land lukt het wél om hulp via Damascus op de plaats van bestemming te krijgen. Aanvoerroutes lopen zowel via Raqqa als Deir ez-Zor. Die ‘interne grensposten’ zaten wegens de dreiging van het coronavirus ook een tijdje op slot, maar inmiddels is er weer enige aanvoer mogelijk, zegt VN-coördinator Kevin Kennedy. ‘Al-Yarubiya zit al sinds januari dicht en dat hebben we met interne aanvoer proberen op te lossen. Aanvankelijk lukte het slechts om zo’n dertig procent van de verloren capaciteit te compenseren, al gaat dat inmiddels beter.’
En dat heeft te maken met de communicatielijnen die er tijdens de Syrische oorlog veelal zijn geweest tussen de Koerden en de centrale regering in Damascus. Onderhandelingen over de door de Koerden geëiste erkenning van autonomie lopen keer op keer stuk op Assads streven het hele land weer onder zijn controle te krijgen, al komen er af en toe samenwerkingen tot stand. Uit pragmatisme, en uit een gedeelde wens om het land te verdedigen tegen buitenlandse bezetters, lees: Turkije. Om een verdere Turkse opmars te stuiten nam het Syrische leger posities in langs de grens met Turkije, waar eerder de sdfhaar verdediging had opgesteld.
Gevraagd naar de meest urgente humanitaire nood in Noordoost-Syrië, zegt Kennedy: ‘De bestrijding van Covid-19 is nu cruciaal. Er zijn nog slechts zes casussen gemeld in de regio, maar we moeten anticiperen op wat komen gaat. Er zijn meer persoonlijke beschermingsmiddelen nodig, om mee te beginnen.’ Hij noemt ook de vluchtelingenkampen, en dan met name het Al Hol-kamp. Het virus is daar nog niet vastgesteld, maar met de abominabele hygiënische situatie en de toch al kwetsbare gezondheid van veel kampbewoners zou Covid-19 er een regelrechte ramp zijn.
Voor hulpverleners is het zaak zich zo goed mogelijk op de onzekerheden voor te bereiden. Dat betekent onder meer proberen zo veel mogelijk mensen onder te brengen in officiële kampen, zodat de hulp efficiënter kan. ‘Maar het is moeilijk om daar locaties voor te vinden’, zegt Cutts. ‘Niet elke grond is geschikt, er zijn vaak onduidelijkheden over wie eigenaar is van de grond en de kosten om land te egaliseren zijn enorm, laat staan het plaatsen van sanitaire voorzieningen en het verlenen van service. Nog altijd hebben tienduizenden mensen geen fatsoenlijk onderdak.’
Ondertussen wordt naarstig gezocht naar locaties waar voorraden aangelegd kunnen worden voor het geval Bab al-Hawa ook sluit, als er nieuwe onoverbrugbare frontlijnen ontstaan of wegen kapot worden gebombardeerd. Alles kan elk moment veranderen.
Behalve die VN-resolutie. Al-Yarubiya en Bab al-Salam zitten hermetisch op slot, tot in de zomer van volgend jaar het steekspel in de Veiligheidsraad opnieuw begint. Dat Assad ernaar streeft alle grensposten zelf weer onder controle te hebben, en zo niet tegen die tijd ook Bab al-Hawa graag wil sluiten, daar twijfelt niemand aan.