
Armando vatte in 1962 de kerngedachte van Nul, de Nederlandse tak, pakkend samen: ‘De kunst is volgens ons teruggekeerd tot op het Nulpunt. Wij beginnen van voren af aan.’ Het citaat is opgetekend door een journalist van Avro-omroepblad TeleVisier, die verbluft verslag deed van de opening van de eerste internationale ZERO-tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam. De tentoonstelling Nul negentienhonderd twee en zestig, kortweg Nul62, omschreef hij als een ‘reclasseringsoord voor moeilijk opvoedbare kinderen’ vol ‘uitgestalde knutselwerkjes van karton, spijkers en ander therapiemateriaal’. De Duitsers Christian Megert en Günther Uecker hadden spiegeltjes aangesleept ‘om aan te tonen dat je daar niet alleen in het oerwoud, maar ook in Amsterdam aardig wat mee kunt bereiken’. Armando – ‘eens een veelbelovend violist bij een zigeunerstrijkje’ – had autobanden aan een zwarte wand op laten hangen, voor vierhonderd gulden gesponsord door Goodyear: ‘Niets gedaan, en goed verdiend.’
Een hoop van dit soort ‘knutselwerkjes’ is nu te bewonderen in het Guggenheim Museum in New York, in de tentoonstelling ZERO: Countdown to Tomorrow, 1950s-60s. Niemand die nog aanstoot neemt aan de getoonde werken. Maar verrassend is deze tentoonstelling wel, zeker voor de Amerikaanse bezoeker, voor wie ZERO – dat van 1957 tot 1966 bestond en vrijwel uitsluitend een Europese aangelegenheid was – een behoorlijk onbekend hoofdstuk is uit de naoorlogse westerse kunstgeschiedenis. En ook vanuit Nederlands perspectief zal het menigeen verbazen dat ZERO zo groots op dit vooraanstaande internationale podium wordt gepresenteerd. Werd er in de jaren zestig nog lacherig om gedaan, in de loop van de tijd kreeg ZERO in ons land vooral het aura van saai en humorloos – en weinig relevant.
Jan Schoonhoven werd hier het icoon van Nul. Iedereen kent wel zijn eierdoosschilderijen, witte reliëfs van papier-maché die hij ’s avonds maakte, gewoon aan de keukentafel – overdag werkte hij bij de ptt. In de kunsthistorische receptie worden deze werken vooral geplaatst in de traditie van het modernisme. Velen zien Schoonhoven graag als de Mondriaan van de tweede helft van de twintigste eeuw, een kunstenaar die het onderzoek naar abstractie en zuiverheid in de beeldende kunst verder voortzette. Vanwege het veelvuldig gebruik van monochromie, herhaling en serialiteit wordt voor het gemak ook de overige ZERO-kunst meestal in deze context geplaatst – en daarmee weggezet als een soort l’art pour l’art uit lang vervlogen tijden.
Dat ZERO voor iets heel anders stond dan dat wordt bij het grote publiek pas de laatste jaren opnieuw duidelijk, mede dankzij de inspanningen van de ZERO Foundation in Düsseldorf. Deze in 2008 in het leven geroepen stichting heeft drie wetenschappers in dienst die fulltime onderzoek doen naar de artistieke erfenis van ZERO. Daarnaast initieert en ondersteunt zij, ook financieel, wereldwijd ZERO-tentoonstellingen en -publicaties. Dat deze stichting overigens niet louter altruïstisch opereert, mag voor zichzelf spreken als je bedenkt dat de oprichters van ZERO, Heinz Mack en Otto Piene, samen met Günther Uecker die zich in 1961 bij hen aansloot, de ZERO Foundation mede hebben opgezet. Initiatiefnemer en directeur van de stichting is de Nederlander Mattijs Visser, voorheen directeur van Museum Kunst Palast in Düsseldorf. Hij is dan weer de neef van Henk Peeters, die de spilfiguur was binnen de Nederlandse Nul-beweging.
Hoe het ook zij, de laatste jaren is er een duidelijke ZERO-revival merkbaar. In korte tijd hebben talloze ZERO- en ZERO-gerelateerde tentoonstellingen plaatsgevonden. Om te beginnen Nul = 0: Nederlandse avant-garde in een internationale context 1961-1966 (2011-2012) in het Stedelijk Museum Schiedam. Hier was kunst te zien van zowel de Nul-kunstenaars (Armando, Jan Henderikse, Henk Peeters, Jan Schoonhoven en herman de vries), als van geestverwanten van de Duitse Zero, het Franse Nouveau Réalisme, de Italiaanse Azimuth en de Japanse Gutai-beweging – ZERO was veel te pluriform om een stroming te heten, het was vooral een netwerk van gelijkgestemden. Ook het oeuvre van verschillende individuele ZERO-leden krijgt opnieuw aandacht. Zo presenteerde Otto Piene afgelopen zomer nog zijn spectaculaire lichtwerken in de Neue Nationalgalerie in Berlijn. Van herman de vries, die Nederland komend jaar zal vertegenwoordigen op de Biënnale van Venetië, loopt op dit moment een overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum Schiedam, terwijl De Ketelfactory, even verderop, enkele van zijn nieuwe werken toont. Een variant op de Countdown to Tomorrow-tentoonstelling in het Guggenheim zal komende zomer te zien zijn in het Stedelijk Museum in Amsterdam.
De kunst blijkt opvallend goed bij onze huidige tijd – het nu – te passen. De werken roepen met hun strakke, rudimentaire uitstraling een gesofisticeerd soort cool op, iets hips en hedendaags. In een bespreking van de Guggenheim-tentoonstelling in NRC Handelsblad schrijft de recensent dat zij door het alomtegenwoordige wit – dé ZERO-kleur bij uitstek – en spiegelend zilver het gevoel kreeg in een Apple Store rond te lopen.
Tegelijkertijd is ZERO booming business geworden: op internationale kunstbeurzen en veilinghuizen struikel je over het aanbod van ZERO-kunst. Ook dit leidt wat af van waar het ZERO oorspronkelijk om te doen was. Verkoopbare kunst was geen doel op zich, integendeel. Armando zei het al, ZERO propageerde een nieuw begin, als reactie op de burgerlijke jaren vijftig en de kunst uit die tijd – met name het tachisme en de informele kunst – die in de ogen van de ZERO-kunstenaars te zwaarmoedig was en te veel was blijven hangen in een vooroorlogs expressionisme.

ZERO zag een nieuwe wereld ontstaan en omarmde die met volle overgave. Ze telde af naar de toekomst en concentreerde zich volledig op het nu. Ze wilde breken met het verleden en werken buiten bestaande instituties, en kunst maken die uniciteit, authenticiteit en decoratieve aantrekkingskracht in de traditionele zin verwierp. Armando’s Autobanden (1962) was in feite een conceptueel kunstwerk avant la lettre.
Er heerste een sterk verlangen om zich te verhouden tot de natuurlijke omgeving, om de hele wereld te annexeren voor de kunst. Zo waren ZERO-kunstenaars ook pioniers op het gebied van bijvoorbeeld land art. Piene wilde de nacht van zijn negatieve, duistere connotatie ontdoen middels lichtprojecties in de nachtelijke lucht. Mack op zijn beurt zag de Sahara als een plek waar de kunst haar ‘nieuwe vrijheid’ zou kunnen vinden. Hij droomde van een kunstmatige ‘tuin’ in de Sahara, een reservaat voor de kunst, die gecreëerd moest worden door middel van het plaatsen van een ‘vibrerende pilaar van licht’ in de woestijn.
Met het gebruik van alledaagse materialen en objecten liepen de ZERO-kunstenaars dan weer vooruit op de pop art. Ook met het bespelen van de media trouwens. Het juiste imago was belangrijk: bij de nieuwe kunst hoorde een nieuw soort kunstenaar, een die beter aansloot bij de tijd. Bekend is de groepsfoto waarop de Nul-kunstenaars keurig in pak te zien zijn, met stropdas en al. Ze wilden koste wat kost uitdragen dat ze geen wilde schilders waren, maar serieuze professionals die met beide benen in de naoorlogse maatschappij stonden (herman de vries zegt in een recent interview in Kunstbeeld dat hij uit de Nul-groep is gezet omdat hij geitenwollen sokken droeg).
Ook aan andere pr-achtige dingen werd gedacht. Op openingen liepen mooie jongedames rond als levend kunstwerk omdat Piero Manzoni hen had gesigneerd. Er moest altijd van alles ‘gebeuren’, tussen kunst en publiek moest een levendige interactie ontstaan. Het hielp dat ZERO-kunstenaars uit afkeer van het expressionistisch schilderen op allerlei andere, spectaculaire manieren ‘schilderden’: door in een doek te snijden of door het in brand te steken bijvoorbeeld. Zulke acties werden ook wel eens live voor een publiek opgevoerd, of zelfs op televisie. Zo filmde de Belgische tv in 1962 Fontana, die een monochroom doek van Jef Verheyen met een priem vol gaten prikt (terwijl die laatste toekijkt). Het is een voorbeeld van performancekunst in haar prilste vorm.
Dat ZERO geruime tijd wat in de vergetelheid is geraakt, en pas nu in de Verenigde Staten serieus wordt geïntroduceerd, komt voor een deel doordat ze in bepaalde opzichten simpelweg te vroeg kwam. Ten tijde van ZERO waren er vrijwel geen musea en galeries geïnteresseerd in deze kunst, zelfs Nul62 in het Stedelijk Museum Amsterdam kwam alleen maar tot stand na onophoudelijk gelobby van Henk Peeters, dankzij een gaatje in de programmering en op voorwaarde dat de kunstenaars zelf alle kosten zouden betalen. Directeur Sandberg zag er niks in. En dat terwijl de conceptuele kunst niet veel later dé dominante kunststroming zou worden. Maar dat maakte ZERO niet meer mee; in 1966 mislukten de plannen voor het inmiddels legendarische project Zero op Zee, waarna het hele ZERO-netwerk uit elkaar viel – op het moment dat de conceptuele kunst juist was ontstaan. Op en rond de Pier van Scheveningen zouden speciaal voor deze locatie bedachte kunstwerken gepresenteerd worden, variërend van een labyrint van strandstoelen, en vlammen die uit de grond schieten, tot drijvende ‘zeerozen’ van schuimplastic. Maar er was onvoldoende geld en het hele circus werd afgeblazen.
Kunsttheoreticus Camiel van Winkel beweert dat alle kunst zich sinds 1970 heeft moeten verhouden tot de erfenis van de conceptuele kunst. In zijn boek During the Exhibition, the Gallery Will Be Closed (2012) stelt hij dat de condities die binnen die stroming zijn ontwikkeld voor het produceren, tonen en interpreteren van kunst, nog altijd gelden. De gehele hedendaagse kunst is ‘postconceptueel’. Het is fascinerend om te zien hoe sterk de conceptuele kunst voortborduurde op de door ZERO ingeslagen weg. Zo zeer zelfs dat het misschien niet eens overdreven is om alle kunst van nu post-ZERO te noemen.
ZERO-tentoonstellingen:
Guggenheim Museum, New York
ZERO: Countdown to Tomorrow, 1950s-60s
t/m 7 januari 2015
Stedelijk Museum Schiedam
herman de vries: all
t/m 18 januari 2015
De Ketelfactory
herman de vries: no thing
t/m 18 januari 2015
Textielmuseum, Tilburg
Zero (negen kunstenaars uit de collectie, onder wie Henk Peeters en Jan Schoonhoven)
7 februari t/m 17 mei 2015
Martin-Gropius-Bau, Berlijn
ZERO: Die internationale Kunstbewegung der 1950er und 60er Jahre
21 maart t/m 8 juni 2015
Stedelijk Museum Amsterdam
ZERO: let us explore the stars
4 juli t/m 8 november 2015
TodaysArt Festival
Pier van Scheveningen
september 2015
Stedelijk Museum Schiedam
Jan Schoonhoven
31 oktober 2015 t/m 14 februari 2016
Beeld: (1) 9 Diagonaal kwadraten door Ria van Eyk, 1969-1972, geweven met metaal, wol en katoen, 190 x 190 cm (Joep Vogels / Textielmuseum). (2) Illustratie van Zero 3 ontworpen door Heinz Mack, 1961 (Heinz Mack).