Donald Trump kennen we, behalve als president van de Verenigde Staten, als auteur van zeker twintig boeken. Titels als Think Big and Kick Ass in Business and Life, Time to Get Tough: Making America No. 1 Again (uit 2011), Crippled America: How to Make America Great Again (uit 2015), Great Again: How to Fix Our Crippled America (uit 2016) maken Trump tot een auteur die wat betreft productie prima in aanmerking komt voor een kaartje voor het boekenbal.

U schrikt misschien, maar nee, we hebben Trumps werken niet opgenomen in ‘Boeken die ons maakten’. Leiders die ons boos maken, of nog beter, leiders die door woede gedreven worden, daar komt zeker een hoofdstuk over de blonde Bokito bij kijken, maar voor dit boek lag de lat van waar het geschrevene aan moest voldoen toch echt hoger.

Ik noem Donald Trump om een andere reden. De Amerikaanse president heeft, zoals u wellicht weet, geen tijd om te lezen. Iedere keer als hij een halve pagina heeft gelezen gaat de telefoon, of is er wat anders dat zijn aandacht opeist. ‘Ik heb er geen tijd meer voor’, zei hij in een interview met Megyn Kelly bij Fox News. ‘Ik zou dolgraag gaan zitten met een boek, maar ik heb er gewoonweg geen tijd voor.’

Waarmee niet is gezegd dat boeken geen invloed hebben op de huidige koers van het Witte Huis. Steve Bannon, de politiek adviseur die geldt als een van de grote invloeden op Donald Trump, is een groot fan van de schrijver die u zojuist in het filmpje zag: Jean Raspail. Zijn boek Le camp des saints is een directe bron van inspiratie voor Bannon, en daarmee van invloed op wat tot voor kort het onbetwiste hart van de vrije wereld was.

Raspail is zo’n schrijver van wie de naam vooral verbonden is met één boek, en dan vooral met de boosheid die het boek losmaakte. Hij schreef Le camps des saints (onlangs opnieuw vertaald en uitgegeven door De Blauwe Tijger als De ontscheping) in 1973, een tijd waarin het progressieve denken zeker in Frankrijk de publieke cultuur bepaalde. Raspail ging in de contramine. Hij kwam aanzetten met een dystopische migratieroman waarin de poging van het Westen om na een paar eeuwen kolonialisme nu eens de hand uit te steken naar wat (toen nog) de Derde Wereld werd genoemd fataal afloopt.

Le camp des saints heeft een duidelijke plot. Een miljoen straatarme Zuid-Aziaten schepen zich in de haven van Calcutta in op honderden roestige bootjes om af te varen in de richting van het welvarende Westen. Met niets te verliezen zetten ze koers richting de Mediterrané, om uiteindelijk aan land te gaan aan de Franse Rivièra. De aankomst van deze ‘armada van de laatste hoop’ op het terrein dat zeker in de jaren zestig en zeventig gold als een icoon van het welvarende blonde Europa is een voorbode van nog meer bootmigranten die zullen arriveren.

In Le camp des saints laat Raspail op deze manier de Franse beschaving ten onder gaan. Een vloot met Indiërs op zoek naar een beter leven blijkt voldoende om het land over de eigen voeten te doen struikelen. Linkse jongeren spoeden zich naar het zuiden om de nieuwkomers te verwelkomen, terwijl de bevolking daar Zuid-Frankrijk juist ontvlucht. De politiek is radeloos, de intellectuelen wijzen op de plicht de medemens te helpen, het leger weigert geweld in te zetten om de vluchtelingenstroom te stoppen. Chaos, opstand, anarchie en het einde van Frankrijk zoals we het kennen.

Heel Frankrijk? Nee, één dorpje blijft dapper weerstand bieden. Met jachtgeweren probeert een handjevol oude Fransen hun territorium te verdedigen tegen de meute, weemoedig denkend aan kathedralen, luisterend naar klassieke muziek en voor de laatste keer genietend van wijn en luchtgedroogde ham. Maar ook zij worden overlopen door het volk van de Ganges, dat rijst en curry met de handen eet.

Het is goedkope symboliek, en Raspails boek doet de vraag rijzen wat de ‘botsing der beschavingen’ nu precies méér behelst dan kleine gewoonten en huidskleur. Wat hij in ieder geval niet kon voorzien waren de vele Aziaten die zich in de decennia na de publicatie van zijn boek in het zoete Frankrijk zouden vestigen en die in veel opzichten Franser dan de Fransen zouden worden. Door Raspail moest ik denken aan de straat in Parijs waar ik heel vaak boodschappen heb gedaan. De kaaswinkel daar wordt gerund door Sri Lankezen. Hun camembert is beter gerijpt dan die die wordt verkocht door een Fransman een paar deuren verder.

Ik doe er nu enigszins luchtig over, maar bij verschijnen lokte het boek van Raspail diepe woede uit. Hij werd bestempeld als een racist en een fascistoïde schrijver. Dat had alles te maken met de reductionistische manier waarop hij de ingescheepte migranten neerzette. In Le camp des saints is het een vormeloze massa, zonder menselijk gezicht. Raspail schetst een zinnelijke horde gedreven door animale instincten. Alles om een contrast met het Westen te suggereren. Dat ze afkomstig zijn uit een cultuur van duizenden jaren oud die stoelt op een epos dat verder terug gaat dan de Illias en de bijbel wordt niet geregistreerd door Raspail, of in ieder geval niet door de klagende Fransen in zijn boek. Die zien enkel ‘het beest’, zoals de vloot die naar Frankrijk vaart wordt genoemd in het boek. Waarmee Raspail verwijst naar het bijbelboek Apocalyps.

En het is precies deze ondergangsfantasie die maakt dat Raspails boek nu opnieuw in de belangstelling staat. De alt right, een rechtse subcultuur die de multiculturele samenleving verafschuwt, ziet in Raspail een profeet. Net als Trump-adviseur Steven Bannon die over de recente migratiestromen richting Europa sprak als een ‘camp des saints’.

‘The man who wants to unmake the West’, zo werd Bannon onlangs raak omschreven in een uitgebreid profiel in Politico Magazine. Daarin komt een beeld naar voren van Bannon als een boze denker die er heilig van overtuigd is dat de wereldorde zoals we die kennen op instorten staat en dat Europa ten onder dreigt te gaan dankzij een zichzelf verloochenende elite die migranten toelaat. Voor denkers van deze snit is een boek als dat van Raspail, met zijn referenties aan de kruistochten, toen het christendom nog tegen anderen ten strijde trok, een bevestiging van het eigen verzonnen gelijk.

Uiteindelijk is* Le camp des saints* literatuur, en daarmee verbonden met de eeuwige vraag in hoeverre auteur en werk nu precies samenvallen. In het geval van Jean Raspail, inmiddels 92, lijkt er niet veel ruimte te zitten tussen wat hij als publiek figuur beweert en wat hij als auteur schrijft. Hij is, als bekroond schrijver van vele reisboeken, geen racist, zo houdt hij al decennialang vol. Het is hem inderdaad niet om ras te doen, zo lijkt het. Waar het Raspail om gaat is het idee van verschillende beschavingen die met elkaar in strijd zijn.

En net als Nietzsche lijkt hij te geloven dat de christelijke beschaving zichzelf uiteindelijk om zeep helpt vanwege haar mededogen met anderen en haar bereidheid ruimte in de herberg te maken voor behoeftigen. Raspail is een cultuurchristen van oudtestamentisch slag, en oefent daarmee meer invloed uit dan een platte racist.

Dat neemt niet weg dat de omarming van Raspail door rechts maakt dat de subtielere punten van Le camp des saints nauwelijks worden opgemerkt. Zo voert Raspail een Frans koppel uit de lagere middenklasse op dat niet begrijpt waarom hun land zelfs maar overweegt de vluchtelingen te ontvangen. Alsof zíj het breed hebben, in hun kleine flatje en met hun auto op afbetaling waar ze hard voor werken. Als Raspails boek voorspellend wordt genoemd, gaat het meestal over het thema migratie. Maar voorlopig is Le camp des saints voorspellender waar het gaat om de botsing tussen elites en een groep burgers die uitgaan van politiek nativisme, dat voorschrijft dat publieke middelen aan het eigen volk toekomen en niet aan nieuwkomers of mensen buiten de landsgrenzen.

En neem dit in overweging: ‘Wanneer op onze gezamenlijke wereld’, zo laat Raspail een radiopresentator zeggen, ‘men op nauwelijks vijf uur vliegen een mensensoort aantreft van wie het jaarinkomen de vijftig dollar niet overschrijdt en een ander soort van wie hetzelfde inkomen vijftien- of twintigduizend dollar bereikt, zal men mij niet wijsmaken dat hier geen sprake is van een uitgebuite kansarme tegenover een uitbuiter.’ Het kleine gelijk van zijn boek zit wat mij betreft daarin. Als het al zo zal zijn dat het Westen de ondergang moet vrezen als gevolg van de komst van migranten die hopen in onze welvaart te delen, dan is het toch echt een gevolg van dat waar Raspail op deze manier op wijst: het laten voortbestaan van wereldwijde ongelijkheid tot een punt waarop het onhoudbaar wordt.