Van achter een pilaar verschijnt een werkster, die snel de boel schoonveegt. Scholier en schoonmaakster kijken elkaar aan en doen er dan, heel Thais, met een snelle glimlach van verstandhouding het zwijgen toe.

De aanwassende stroom van toeristen uit de onderlaag van de snel groeiende Chinese middenklasse heeft het zuidelijk gelegen Bangkok nog nauwelijks bereikt. Maar in Noord-Thailand kunnen ze het gedrag van deze bezoekers niet meer wegglimlachen. De Chinezen poepen in de beroemde stadsgracht van Chiang Mai. Met vieze handen besmeuren ze de muren van de wonderschone Witte Tempel in buurprovincie Chiang Rai. In musea krassen ze in schilderijen om te zien of ze echt zijn. In serene tempelcomplexen verstoren ze schreeuwend de rust. En komen ze met hun eigen auto, dan weigeren ze om links in plaats van rechts te rijden.

Als afgelopen week tijdens Chinees Nieuwjaar opeens tweehonderdduizend Chinezen langs de douane trekken, komt de Thaise militaire regering in actie. Op de nationale tv roept ze op de ‘waardige Thaise gastvrijheid’ te bewaren en te accepteren dat deze toeristen ‘nog niet weten hoe het hoort’. Terwijl Chinese kranten berichten over landgenoten die in ‘arrogant Thailand’ de toegang tot tempels en restaurants is geweigerd, is de junta is er alles aan gelegen om de vriendschap met China te intensiveren.

Ze heeft de grote bijna-buur harder dan ooit nodig. Als nieuwe bondgenoot, nu aloude vriend Amerika publiekelijk en dus vernederend afstand blijft nemen van de ‘te trage route van het leger richting vrijheid en democratie’. Hard nodig ook als grootinvesteerder in de dringende aanleg van moderne treinverbindingen en slimme irrigatieprojecten. Als opkoper ook van Thaise rijst. En als leverancier van nieuwe toeristenstromen, die, gelokt met gratis visa en belastingvrije koopjes, de krimpende economie een boost moeten geven. Een folder moet Chinese toeristen voortaan duidelijk maken met welke – heel diplomatiek geformuleerd – ‘eigenaardige Thaise gebruiken’ ze rekening moeten houden. De aankomsthal van Chiang Mai’s luchthaven ligt er dagelijks mee bezaaid.