Aan twee dingen had ze een enorme hekel: aan achterom kijken en aan slachtofferdenken. Het eerste vertaalde zich in het stelselmatig verscheuren van foto’s, ze bewaarde er slechts enkele, en in het notoir niet komen opdagen bij reünies en andere gezellige bijeenkomsten. Het tweede in een afkeer van vrouwen die zeiden dat ze tegen een glazen plafond op liepen. Alles was mogelijk, en zijzelf was daar het bewijs van. Neelie Kroes was vaak niet alleen de beste, maar ook de eerste, de jongste, de enige, en straks vast ook wel ergens de oudste. Omdat zij uitzonderlijk was, vond ze in feite dat anderen geen excuus hadden om achter te blijven.

‘Geen twijfel!’

‘Hard werken!’

‘Niet piepen!’

Als een van de zes vrouwelijke studenten economie – ‘mieterse’ studie – tussen vierhonderd jongens overzag ze haar mogelijkheden. Het pietepeuterige meisje spelen, of roepen: je kunt het me allemaal doen. Wat kennelijk Rotterdams was voor: bekijk het maar. Vlak na haar afstuderen aan de Nederlandse Economische Hogeschool in Rotterdam vond ze daar ook haar eerste baan. Ze werd wetenschappelijk medewerker vervoerseconomie, wat inhield dat ze excursies en studiedagen organiseerde, en vervoerseconomie en havenkunde doceerde.

Toen ze in datzelfde jaar trouwde, werd ze op het matje geroepen bij de hoogste baas van de universiteit. Haar werd te verstaan gegeven dat zo gauw ze in verwachting zou zijn ze zou worden ontslagen. Het hebben van een kind en werk buitenshuis verdroegen zich nu eenmaal niet voor een vrouw. Vier jaar lang schortte Neelie haar kinderwens tamelijk laconiek op.

Haar vader kon tevreden zijn over zijn dochter, en meer dan dat. Ze adviseerde hem in de leiding bij zijn transportbedrijf, en hij nam die adviezen ter harte. Ze had er immers voor gestudeerd. Waarom dan niet zij en wel haar broer op zeker moment het familiebedrijf overnam? Er waren twee verklaringen. Zelf dacht ze dat haar vader alleen een mannelijke opvolger denkbaar vond. Haar broer was daar niet zo zeker van. Eigenlijk zou hun vader het best mooi hebben gevonden als Neelie hem was opgevolgd. Het was eerder Neelie zelf voor wie deze post ondenkbaar was. Haar aspiraties reikten verder dan het leiding geven aan één bedrijfje in Rotterdam.

Maar verder ook dan met haar echtgenoot mee gaan naar Suriname, waar hij als marinier naar werd uitgezonden. Telkens moest ze tekst en uitleg geven waarom ze haar man niet gewoon gevolgd was, terwijl zij zich instelde op een zeemanshuwelijk en hard werken. Ook toen hij na krap een jaar terugkeerde, hechtte ze aan hun flat aan de Lijnbaan en weigerde ze met hem mee te verhuizen naar Den Helder. Ze hadden een weekendrelatie, en meestal alleen een zondagsrelatie vanwege het werk van Wouter Jan.

‘Een enige tijd!’

‘Groot feest!’

‘Nooit ruzie!’

Feministen die de samenleving wilden veranderen zodat ze meer kansen zouden krijgen, vond Kroes zeurpieten

Ze werd gevraagd lid te worden van het bestuur van de Rotterdamse Kamer van Koophandel, en natuurlijk, daar ging ze, 26 jaar oud. Als eerste vrouw in het machtige mannenbolwerk kreeg ze bij de openingsvergadering een bloemetje aangereikt. Ze had nog geen twee woorden gesproken, toen een van de havenbaronnen haar onderbrak.

‘Mevrouw, moet u niet in de keuken zijn?’

‘Meneer, ik zou het waarderen als u me op mijn capaciteiten beoordeelde.’

Terwijl in Amsterdam de actiegroep Man-Vrouw-Maatschappij onder leiding van de latere pvda-minister Hedy d’Ancona van zich deed spreken, en Dolle Mina’s overgingen tot openbare bh-verbranding, had Neelie Smit-Kroes het te druk met haar twee banen om stil te staan bij de opkomst van de vrouwenbeweging. In haar eigen leven had een dominante man – haar vader – veel voor haar beslist. Hij had haar echter ook geleerd haar kansen te pakken en er te allen tijde het beste van te maken. En dus dacht ze op zeker moment:

‘Vooruit met de geit!’

En ze werd zwanger. Aan de universiteit had toch al lang iemand anders het voor het zeggen gekregen. Tot op de dag van de bevalling bleef ze werken, en een maand na de geboorte van Yvo meldde ze zich weer.

Na een jaar had ze nog een baan erbij, het was het begin van haar politieke loopbaan. Ze ging deel uitmaken van de vijfkoppige vvd-fractie in de gemeenteraad van Rotterdam. Geheel níet conform de mores van het moment besteedde ze de zorg voor haar kind uit. Ze zorgde ervoor dat er thuis altijd een hulp was voor Yvo, en als die ziek was sprong haar moeder in.

Dat ze vrouw was, was een voordeel. En zoals zij het zag, leek het dat ook. In de vervoersector was ze de enige vrouw die meesprak. Zodoende viel ze op, en werd ze gevraagd voor de Kamer van Koophandel, voor de gemeenteraad en later ook voor het parlement. Feministen die de samenleving wilden veranderen zodat ze meer kansen zouden krijgen, vond ze zeurpieten. Naar haar overtuiging had je zelf alle mogelijkheden om uit te maken hoe je wilde leven. ‘Mouwen opstropen!’

Dat het na haar jaren in Den Haag aanvankelijk stiller werd, bracht haar op nieuwe gedachten.

Ja, ze kwam van ver toen de Rijksuniversiteit Groningen haar op 8 maart 2010, internationale vrouwendag, de Aletta Jacobs Prijs uitreikte. Ze kreeg de prijs vanwege de maatschappelijke draagwijdte van haar werk en haar voorbeeldfunctie. Ze sprak volgens het juryrapport verschillende generaties vrouwen aan, en vervulde een voortrekkersrol op het gebied van de vrouwenemancipatie. Ook had de jury bewondering voor de manier waarop ze carrière had gemaakt, en voor het feit dat ze vaak de eerste vrouw op de plek was. Gememoreerd werd dat ze lange tijd dacht dat het allemaal een kwestie van persoonlijke wilskracht was. Des te mooier – trompetgeschal – dat Neelie zich nu dan toch schaarde achter het gedachtegoed van het feminisme. Dat ze zich voorstander verklaarde van extra kansen voor vrouwen in het arbeidsproces. En dat vrouwenquota wat haar betreft niet uit weelde waren geboren, maar nodig om de man-vrouw-verhouding beter in balans te krijgen.

‘I’m proud to be quota-ed’, sprak ze in 2004, toen ze eurocommissaris werd.

Neelie Kroes had Ayaan Hirsi Ali doen inzien dat ze geen sociaal-democraat was maar een links-liberaal

Mei 1989. In Nieuwspoort had ze een persconferentie gegeven om haar afscheid van de politiek aan te kondigen. Na achttien jaar was de rek eruit. Net een akkefietje te veel op haar bord geschoven gekregen; samen met Ed Nijpels werd ze gezien als veroorzaker van verdeeldheid binnen de partij. Op de vraag naar haar toekomstplannen antwoordde ze true to type dat ze geen idee had of ze met band en garen langs de deuren zou gaan of iets anders zou doen. Dát ze wat zou gaan doen was duidelijk, al was het maar om haar man te ontlasten van een buitengewoon lastige vrouw die de godganse dag de tuin aan het wieden was. Zo grapte ze.

Dat ze in de winter geen omkijken had naar die tuin, en dat haar man zich verliefd bleek te hebben op een ander, was op zich al tamelijk dramatisch.

‘Spullen pakken jij!’

‘Eruit!’

Maar dat het gouden aanbod ook nog eens uitbleef, dat had niemand voorzien. Fokker, klm, NS, Schiphol… Er kwamen plaatsen vrij, aan de top, in de raden van bestuur, Neelie werd telkens weer genoemd, maar ze gingen aan haar neus voorbij. Wilden ze geen vrouw, geen voormalig politicus, geen vvd’er? Volgens ingewijden lag het nog net even anders. Persoonlijker. Neelie was te pittig. Een potentiële ruziemaker. En daar hield ‘Nederland’ niet van.

Ze werd president van Nyenrode, het prestigieuze opleidingsinstituut, nadat een headhunter haar had benaderd. Het was niet wat ze op het oog had, maar een baan is een baan is een baan. En voor Neelie werd het de uitdaging Nyenrode uit te laten groeien tot Harvard aan de Vecht. In hetzelfde jaar dat ze er begon, stuurde ze de burgemeester van Rotterdam, die het rouwdouwen ongeveer had uitgevonden, een briefje om hem een hart onder de riem te steken. Hij was opgenomen geweest voor een alcoholverslaving, had een echtscheiding achter de rug, en werd verantwoordelijk geacht voor een gemeentelijk debacle in de vorm van een mislukte jubileumviering. Rotterdam kon zich geen betere burgemeester wensen, schreef ze hem. En al die betweters? ‘Laat ze het rambam krijgen!’

Het was het begin van een romance waar heel het land van meegenoot. Opnieuw was De Telegraaf voor Neelie de spreekbuis. Ze bekende niet verwacht te hebben ooit nog zo verliefd te kunnen worden. Sinds vijftien jaar was ze niet meer in de bioscoop geweest, en opeens ging ze er weer naartoe. Kunst, literatuur, Bram opende nieuwe werelden voor haar. En ze werd er een stuk leuker op. Minder geharnast, minder tuttig ook.

Ze hoefde ook niet achterom te kijken, want ze vond zichzelf voortdurend opnieuw uit. Al zou je misschien beter kunnen zeggen dat ze, verlost van de permanente ratrace van de Haagse landelijke politiek, steeds meer zichzelf werd. En oog kreeg voor het tekort aan vrouwen aan de top en in de politiek. Om een cultuur te veranderen moest je massa kweken, vond ze. Als eenling lukte je dat niet, omdat die altijd te kritisch bekeken zou worden. De Somalische immigrante Ayaan Hirsi Ali stimuleerde ze om de politiek in te gaan, nadat ze haar had doen inzien dat ze geen sociaal-democraat was maar een links-liberaal.

‘Wat denk je’, zou Leon de Winter Hirsi Ali’s politieke overstap verklaren. ‘Je wordt gebeld door Neelie Kroes! “We moeten eens praten.” Niet in een kroegje ergens achteraf, maar in een restaurant midden in San Francisco!’

Zelf had ze een iets nuchterder versie. ‘Ayaan moest onder grote dreiging vluchten, er was bijzonder weinig glamour, het was een heel nare situatie. En we zaten overigens in een heel normaal restaurant.’

‘Hoeveel slides zitten er nog in je verhaal? Veertien? Hou maar op’

Wat niet wegnam dat enige tijd later Ayaan in haar Amerikaanse rode leren jasje aan de arm van een blozende Gerrit Zalm haar entree maakte op het vvd-congres. Voor Neelie was het alsof ze een jongere versie van zichzelf onder de vleugels nam. Een zelf uitgekozen dochter. Hoe boos je ook bent, hield ze haar voor, nooit janken in het openbaar. Janken betekende dat je onderuitgehaald zou worden. Haar bemoeienissen met Hirsi Ali brachten haar terug in het hart van het maatschappelijk debat. Ze groeide in haar rol van mentor, nestor en luis in de pels van haar partij, actief, en met succes, pleitend voor méér vrouwelijke ministers. Altijd praktisch stopte ze vvd-leider Gerrit Zalm een lijstje met namen in de handen dat bekend werd als ‘het lijstje van Neelie’.

Met elf commissariaten bij grote bedrijven stond ze boven aan de lijst van machtige zakenvrouwen, toen ze werd benaderd voor het eurocommissariaat in Brussel. Ze stond altijd al positief en bruisend in het leven, maar nu leek het alsof écht alles op zijn plaats viel. Waar anderen een bureaucratische moloch voorzagen, zag zij zichzelf timmerend aan het ideaal van een verenigd Europa waarmee ze als oorlogskind was grootgebracht. Voor het zo ver was moest er flink gelobbyd worden, waarbij oude en nieuwe verdachtmakingen van belangenverstrengelingen haar kant op kwamen. Van de Haagse slangenkuil was ze terechtgekomen in de Brusselse leeuwenkuil. Wat haar redde, behalve natuurlijk dat ze de beste zou zijn: een quotum. Commissievoorzitter Barroso wilde dat zijn team voor ten minste één derde uit vrouwen bestond.

‘That’s the spirit!’

Als eurocommissaris Digitale Agenda, haar tweede termijn, kwam ze voor het eerst terecht in een wereld waarin sharen het sleutelwoord was, en niet competen. Op haar werkkamer hing een poster van een hoogbejaarde vrouw in feestjurk. Too old for the job? stond er als retorische vraag onder. Ze was omringd door medewerkers die haar kinderen hadden kunnen zijn, woest intelligente lui vond ze het, die snapten dat de uitdagingen in je leven niet werden binnengebracht op een zilveren plateautje. Die net als zij wisten dat er altijd meer mogelijk is dan je dacht, dat je er alleen wel zelf iets voor moest doen.

Andermaal bloeide ze op. Vijfenhalf uur slaap per nacht, en af en toe een dutje op een kleedje achter haar bank. Iedere dag beginnen met een half uur op de hometrainer, en ondertussen nieuws kijken. Het leven was nog altijd te kort om te verdoen. Ze had nog steeds haar targets en haar doelen – ‘Europa heeft bloeiende start-ups en internetondernemingen nodig om weer een rol van betekenis te kunnen spelen als centrum van wereldwijde groei’, dat soort teksten – maar hoefde zichzelf niks meer te bewijzen. Haar reputatie kon niet meer kapot.

Logisch dat de eerste Nederlandse editie van Vogue werd opgesierd met een groot interview met het vrouwelijke icoon waartoe ze haars ondanks was uitgegroeid. Het mantelpakje definitief vervangen door een simpel zwart ensemble. Ze hield van dingen zonder poespas, basic maar met klasse, Armani-stijl zeg maar. De paarlen oorknopjes waren gebleven, net als de lange felgelakte nagels. En niets heiliger dan de wekelijkse gang naar de kapper.

Ooit maakte ze de keuze haar privé-leven te combineren met intensief werk buitenshuis, vertelde ze, voor de gelegenheid dan toch maar even terugblikkend. Inmiddels was ze wijs genoeg om te beseffen dat dat óók kon omdat ze een gezond en evenwichtig kind had. En ja, ze had twee scheidingen achter de rug. Gegeven haar karakter was iedereen er nog erger aan toe geweest als ze níet was gaan werken. Was het niet sowieso een godswonder als een relatie goed bleef gaan, vroeg ze zich nu af.

Mensen kozen voor elkaar op een leeftijd waarop je nog niet was uitgebalanceerd, als er nog een hele hoop in de ontwikkeling moest gebeuren. Je deed bij wijze van spreken meer vergelijkend warenonderzoek als je een auto kocht. Van haar eerste man had ze gedacht dat die meer geëmancipeerd zou zijn, de emancipatie in de genen zou hebben. Al dacht ze, hand in de eigen boezem, ook wel eens misschien toch te veel in haar werk te zijn opgegaan. Ook met haar tweede man dacht ze een verbond for better and for worse te zijn aangegaan. In zijn nabijheid begon ze echter na verloop van tijd aan zuurstofgebrek te lijden. Er was steeds minder ruimte voor haar leven, haar denken, haar behoeften.

Toen ze al weer een tijdje alleen was, probeerden kennissen haar wel eens te koppelen. Ze wisten nog wel een leuke vent, hier of daar. Of ze misschien niet eens uit eten wilde met. Nou nee. Terwijl ze echt wel wist dat als ze hoteldebotel zou worden geen tien paarden haar tegen zouden kunnen houden. Ze was misschien wel te verstandelijk geworden voor de liefde. Niet dat iemand zich over haar zorgen hoefde te maken. Ze had haar portie wel gehad. En natuurlijk vrienden, heel dierbare, op wie ze dag en nacht een beroep kon doen. Ze wilde het ook niet mooier maken dan het was: eigenlijk kon ze zich met haar werktempo geen man veroorloven.

In 2010, bij de samenstelling van het kabinet-Rutte, zoemde weer even kort als hardnekkig haar naam rond. Ze zou de eerste vrouwelijke minister-president moeten worden. Ze zou de vrouw zijn die haar voormalige partijgenoot Geert Wilders aan zou kunnen. Laten we de huid niet verkopen voor de beer geschoten is, sprak het orakel vanuit Brussel. En de beer werd inderdaad niet geschoten. Onder de twaalf ministers waren er drie vrouwen. Rutte wuifde de kritiek op zijn mannenkabinet weg. Hij had gewoon voor de beste mensen gekozen en dat waren toevalligerwijs mannen.

Zij wist ondertussen wel beter. Ze kende de haantjes, het klappen van de zweep. In Brussel schrokken ze wel eens van haar directheid, en haar gebrek aan geduld. Met langdurige powerpointpresentaties hoefde je bij haar niet aan te komen. ‘Hoeveel slides zitten er nog in je verhaal? Veertien? Hou maar op.’

Als je snel stappen wilde zetten, had je geen andere keus. Tijdens haar studie besloot ze haar felbegeerde lange haren af te knippen. Ze wist dat haar vader dat niet wilde, hij zag haar het liefst met lang haar. Ze knipte zich van hem los.


Bronnen: onder andere Stan de Jong Koen Voskuil, Neelie Kroes: Hoe een Rotterdams meisje de machtigste vrouw van Europa werd, Nieuw Amsterdam 2011; Alies Pegtel, Neelie: Brave meisjes schrijven zelden geschiedenis, Boom 2014; Frénk van der Linden, interview in Vogue, maart 2012; Maurits Martijn, interview in Vrij Nederland, juni 2012.


Beeld: (1) Brussel, 2013. ‘Vooruit met de geit!’ (Tim Dirven / HH). (2) Wassenaar, december 2002. (2) Ayaan Hirsi Ali en Neelie Kroes (Serge Lichtenberg / HH).