Kort voor de laatste parlementsverkiezingen besloot Margaret Thatcher de ellende in partij, stad en land te verruilen voor een paar dagen Venetië, waar ze troost zocht in een museum. Bij het opengaan van de liftdeur stond ze oog in oog met een bebaard mannengezicht dat ze ergens van kende. Het was Illtyd Harrington, tot 1985 de socialistische voorzitter van de Londense gemeenteraad.

«You look awfully like Lady Thatcher», sprak deze. «I am», sprak ze en sloot de deur. De grijzende socialist opende hem weer, om te ontdekken dat La Thatch in twintig jaar tijd niet vergevingsgezinder was geworden: «Gut, bent u daar weer?» Tevergeefs trachtte Harrington het ijs te breken met een beroep op haar fameuze polemische vermogen: «Ik neem aan dat u bent gekomen om het socialistische Feest van de Arbeid te vieren?» Terwijl de deur definitief dichtging, besloot Thatcher op ijzige toon: «I certainly am not.»

De «achtervolging in Venetië» vatte het Thatcher-jaar 2005 goed samen. Het was een jaar waarin spoken uit het verleden haar pad kruisten en haar erfenis aan alle kanten werd bedreigd. In Londen gaat burgemeester Ken Livingstone, die ze in 1985 met ambtsketen en al de stad had uitgezet, zich steeds meer gedragen als een «loony lefty». Haar opvolger Tony Blair geeft «haar» geld terug aan Europa. Binnen de Conservatieve Partij zijn de Etonians weer aan de macht en tot overmaat van vernedering bekent haar dochter Carol in de reality-soap I’m a celebrity… Get me out of here niet te weten dat de befaamde uitspraak «Machtig zijn is als dame zijn – als je het moet uitleggen, ben je het niet» van haar moeder afkomstig is.

Redenen te over voor de Barones van Kesteven om haar appartement in Belgravia zo min mogelijk te verlaten. De Britten zagen haar louter bij officiële gelegenheden, zoals haar eigen tachtigste verjaardagsfeest en de begrafenissen van haar voorgangers Edward Heath (St. Peter’s, 1916) en James Callaghan (Portsmouth, 1912) eerder dit jaar. Bij deze gebeurtenissen werd afscheid genomen van de Britse politiek uit de twintigste eeuw, maar ook van Thatchers eigen politieke erfenis. Juist door haar hardnekkige pogingen om het veilig te stellen, heeft ze het thatcherisme effectief begraven.

Nadat ze haar voorganger en aartsrivaal Heath bij diens uitvaart een «politieke gigant» had genoemd, voegde Thatcher daaraan toe dat hij de pech had op het verkeerde moment aan de macht te komen. Dat wist Heath zelf ook. Kort voor de verkiezingen van 1970 had hij op werkbezoek in het vervallen Newcastle opgemerkt dat hij, als hij daar zou leven, niet op Harold Wilson of op zichzelf zou stemmen, maar op Robespierre. Na de verrassende verkiezingszege had het kabinet-Heath plannen gemaakt om het land grondig te renoveren, de Britten ervan te overtuigen dat het na het feest van de naoorlogse wederopbouw weer tijd was om aan het werk te gaan.

Dat daar weinig van terechtkwam, lag niet alleen aan de macht van de vakbonden maar ook aan de weifelende houding van Heath zelf, waarvan zijn suïcidale referendum over de vraag «Who governs Britain?» het symbool werd. De meeste energie had hij gestoken in projecten die eerder een teken waren van Frans narcisme dan Britse bescheidenheid. Succesvol waren ze geen van alle: de Britten traden tot de Europese Unie toe onder slechte voorwaarden, de Concorde vliegt niet meer en het zeevliegveld Maplin is nooit aangelegd.

Een ander erfgoed van Heath is de langste chagrijnige bui uit de Engelse geschiedenis. Tot aan zijn dood bleef hij boos op Thatcher, die na de verloren verkiezingen van 1975 als een Robespierre in wording de macht binnen de partij had gegrepen. Door Heath werd dit ervaren als hoogverraad, te meer omdat hij zichzelf als haar beschermheer beschouwde. Hij zou haar voortaan aanduiden als «that woman». Dat ze hem in 1979 niet het ministerschap van Buitenlandse Zaken maar slechts het ambassadeurschap in Washington aanbood, maakte zijn humeur er niet beter op. Tijdens een partijconferentie eind jaren tachtig had Heath een paar journalisten uitgenodigd voor een etentje. Op een gegeven moment toverde een journaliste een chocolade Thatcher-pop te voorschijn om deze aan de ex-premier te overhandigen. Er viel een diepe stilte aan tafel, waarna de ex-premier het geschenk met een kaasschaaf vernietigde.

Gemakkelijker was haar relatie met James Callaghan, die na een kort intermezzo van Wilson premier werd. Net als Tony Blair voerde hij meer strijd met de linkervleugel van zijn eigen partij dan met de oppositie. Callaghan laakte de modieuze onderwijsvernieuwingen, ergerde zich aan de arrogantie van de vakbonden en zag niets in een overtolerante maatschappij. Hij legde de kiemen van een economische politiek die onder Thatcher bekend zou worden: het monetarisme. Het einde van Sunny Jims leiderschap kwam in de winter of discontent, toen het eiland veranderde in een half ondergelopen vuilnisberg waar zelfs de grafdelvers staakten en «No Future» het «Land of Hope and Glory» als nationaal motto had vervangen.

De doodsteek voor de machteloze Callaghan was zijn opmerking, bij terugkomst uit Mexico, dat mensen in de rest van de wereld de problemen in het Verenigd Koninkrijk niet zouden beschouwen als een chaos, hetgeen door The Sun krachtig werd samengevat met de kop «Crisis? What Crisis?» Tijdens de verkiezingscampagne van 1979 besefte Callaghan dat zijn dagen en die van de naoorlogse consensus waren geteld. Rijdend door Londen zei hij tegen een van zijn raadgevers: «Weet je, er zijn tijden, zo om de dertig jaar, dat er een politieke getijdenwisseling plaatsvindt. Ik voel dat we nu zo’n moment beleven – en de verandering is in het voordeel van mevrouw Thatcher.»

De berusting van Callaghan was Thatcher niet ontgaan. In haar memoires schreef ze: «Nu voel ik onwillekeurig toch medelijden met Callaghan, die korte tijd daarvoor in een korte toespraak waardig en grootmoedig de overwinning had toegegeven. Ondanks onze vroegere en toekomstige meningsverschillen beschouw ik hem als een vaderlandslievend man die de belangen van Groot-Brittannië ter harte gingen en die zijn ergste beproevingen te wijten had aan zijn eigen partij.» Na de vragen van Heath («Who governs Britain?») en Callaghan («Crisis? What Crisis?») kwam Thatcher met de antwoorden. De enige vraag die vanaf dat moment nog telde, was: «Are you One of Us?»

In wezen leidde Thatcher een permanent oorlogskabinet. Het is niet voor niets dat de foto waarop het hoofd van Thatcher uit een tank steekt zo’n iconische lading kreeg en dat het dagboekschrijvende kamerlid Alan Clark een «dose of Führerprinzip» in haar blauwe ogen ontwaarde. Deze strijd, indachtig de idee dat de profeten in het Oude Testament ook niet op zoek waren naar consensus, werd op diverse fronten geleverd: tegen de Argentijnen, de Russen, de IRA, de federalisten op het vasteland, de vakbonden, de loony left-gemeenteraden, de aristocraten, en niet te vergeten de afvallige «wets» (slappelingen) binnen de eigen partij.

Ook voor Thatcher gold Churchills Lagerhuis-adagium dat de oppositie vóór, en de vijand achter de premier zit. Haar val in november 1990 maakte Heath zo blij dat hij zijn secretaresse belde met de mededeling: «Rejoice, Rejoice, Rejoice», een vreugdekreet die Thatcher zelf tweemaal had geslaakt na de overwinning op de Argentijnen (en die Blair in 2003 zou herhalen na de val van Bagdad). Op zijn beurt mocht Callaghan graag het woord van Christus aanhalen: «Those who live by the sword, will perish by the sword.» Thatcher heeft zich bij het «hoogverraad» van haar politieke bentgenoten echter nooit kunnen neerleggen.

Ze voelde zich als Churchill na diens verkiezingsnederlaag in 1945, toen de Britse kiezers de opdracht aan Clement Attlee gaven om de overwinning vorm te geven. Anders dan veel van haar partijgenoten was ze van mening dat het land nog lang niet naar haar evenbeeld was herschapen. Symbolisch was een gebeurtenis kort na haar emotionele aftreden: nog één maal wilde ze haar ambtswoning bezoeken – om te ontdekken dat ze er niet meer in kon. Churchill, die destijds even onvoorbereid was op zijn nederlaag, mocht van zijn opvolger tenminste nog logeren op Chequers, het buitenverblijf van de premier. Thatchers melancholie werd niet minder toen ze een paar maanden na haar aftreden het parlementsrestaurant betrad en iemand haar toeriep: «It’s not the same without you, love.» Het was de linkse excentriekeling Dennis Skinner. Ze liep naar hem toe en zei: «How are you, dear?» waarna zich tot grote nieuwsgierigheid van ooggetuigen een gesprek van drie kwartier ontspon.

Omdat ze nog niet toe was aan tuinieren en boekbinden, bepaalde Thatcher niet alleen wie haar opvolgers zouden worden maar ook wat hun beleid moest zou zijn. Deze interventies zouden er volgens ex-partijvoorzitter Chris Patten voor zorgen dat de partij voor «tien, vijftien jaar, zoiets» onverkiesbaar zou worden, terwijl televisiejournalist John Sergeant er in de vorm van Maggie: Her Fatal Legacy zelfs een kloek boek aan wijdde. In plaats van stemmentrekkers als Michael Heseltine, Kenneth Clarke en Michael Portillo wees de partij op haar dwingend advies John Major, William Hague, Iain Duncan Smith en Michael Howard aan, waarna ze deze erfopvolgers stuk voor stuk hinderlijk voor de voeten zou lopen.

John Major bijvoorbeeld was in haar ogen niet daadkrachtig genoeg. Terugblikkend schreef hij in zijn autobiografie: «Ik begreep haar verdriet over het verlies van de macht beter dan ze dacht. Ik zag het gegrift in haar gezicht en in haar ongemakkelijke houding op de backbenches. Het werd duidelijk uit haar lichaamstaal wanneer we elkaar tegenkwamen: ze was onzeker jegens de persoon die datgene deed wat ze als háár werk beschouwde. Het vroegere gemakkelijke, frisse, familiare contact was voorbij. Politiek domineerde haar leven en nu ze niet langer premier was, voelde ze zich opeens ontheemd, bedrogen en verraden door degenen die ze had geleid.»

Hoewel hij een amicaler stijl van regeren had, zette Major Thatchers beleid grotendeels voort. Dat gold ook voor haar «politieke zoon» Tony Blair, eveneens een «overtuigingspoliticus». Deze werd reeds in een vroeg stadium ontmaskerd als een crypto-thatcheriaan, en wel door Heath, die een zesde zintuig voor deze mensensoort had ontwikkeld. Thatcher had een eind gemaakt aan de verlammende macht van de vakbonden in de landspolitiek, Blair deed door middel van het afschaffen van Clause 4 (een bepaling uit de statuten die de bonden machtigde om op partijcongressen namens al hun leden te stemmen) hetzelfde binnen de Labourpartij.

Terwijl Blair haar denkbeelden populariseerde, zorgden rebellenleider Thatcher en haar discipelen er onbedoeld voor dat haar partij op de rechtervleugel buitenspel bleef staan. In Plymouth gaf ze uitleg: «Het is meer dan tien jaar geleden dat ik in de voorhoede van de politiek stond. Daarom ben ik terug… en jullie wisten dat ik terug zou komen. Op weg hierheen passeerde ik namelijk een bioscoop waar The Mummy Returns werd aangekondigd…» Veel Conservatieve kiezers vonden het prachtig, maar de partijleiding achtte de referentie aan een film over een Egyptische mummie die in het British Museum weer tot leven komt minder geslaagd.

Met het kiezen van de jeugdige David Cameron in plaats van Thatchers onderdaan David Davis hebben de leden van de Conservatieve Partij dit jaar voorgoed afscheid genomen van de IJzeren Dame. Ideologie heeft plaatsgemaakt voor pragmatisme. Onder het motto «Move On» neemt Cameron impliciet afstand van het thatcherisme, hoewel ook hij haar politiek-economische erfenis zal koesteren. In The Times noemde Matthew Parris, een voormalige assistent van Thatcher, hem «het anker van het oorlogsschip Thatcher». Cameron zal de partij terugbrengen naar het midden van het politieke landschap, waaruit Thatcher hem in 1979 had weggehaald.

Het is de enige manier waarop de partij de verkiezingen van 2009 kan winnen, de eerste waarin ook kiezers die «Thatcher» nooit hebben meegemaakt hun stem mogen uitbrengen. Over Cameron heeft Thatcher nog weinig gezegd, behalve dat ze hem niet kende, reden om hem niet te inviteren voor haar tachtigste verjaardagsfeest in het Mandarin Oriental Hotel. Deze bijeenkomst, in oktober dit jaar, kreeg onbedoeld het karakter van een thatcheriaans Thanksgiving-feest waarbij vrijwel al haar ex-ministers (ook Nigel Lawson en Geoffrey Howe, die door hun ontslag een belangrijke rol hadden gespeeld bij haar ondergang), Rupert Murdoch, Tony Blair, John Major, Joan Collins en Jeffrey Archer aanwezig waren. Ook koningin Elizabeth, met wie ze een koele relatie had, ontbrak niet op deze «ultimate Eighties revival night».

Omstreeks het moment waarop Thatcher tijdens een kappersbezoek flauwviel, speelde Cameron het in zijn eerste Lagerhuisdebat als partijleider klaar om Tony Blair neer te zetten als een vermoeide oude man. «You were the future once», sprak Cameron met etoniaanse flair. Blair was zo van slag dat hij vergat zijn nieuwe opponent te feliciteren. Het gevoel overheerste dat er wederom een tijdperk ten einde was gekomen. Een dag eerder had politiek commentator Matthew D’Ancona tijdens de rede van Cameron bij de Royal Academy een «Callaghan-moment» beleefd, een referentie aan de getijdenwisseling.

De jeugdige, namens Notting Hill in het Lagerhuis zetelende Cameron, die liever Joey – «It’s a Different Day Today» – Ramone citeert dan Adam Smith, heeft zichzelf een «liberaal conservatief» genoemd. De laatste Conservatieve partijleider die zichzelf zo durfde noemen was uitgerekend Edward Heath. Onder Cameron zal een coalitie ontstaan tussen de Conservatieven en de Liberaal-Democraten, iets wat onder Thatcher ondenkbaar was. Nadat de kleine oppositiepartij in 1990 een fladderend vogeltje als partijsymbool had gekozen, vergeleek Thatcher het dier met een dode papegaai, een verwijzing naar de Dead Parrot-sketch van Monty Python’s Flying Circus. Kort voor de toespraak had ze de sketch samen met haar adviseurs bekeken en goedgekeurd, al kon ze er helemaal niet om lachen. Kort voordat ze het podium op ging, vroeg ze nog snel aan haar adviseur of meneer Monty Python wel «one of us» was. Die vraag zal ze met zich meenemen in haar graf. Een gebeurtenis waarbij David Cameron, de man van de zachte antwoorden, haar zal omschrijven als «een politieke gigant».=Edward Heath,17 juli 2005. James Callaghan , 26 maart 2005.