
In Venezuela laten vrouwen hun borsten opblazen tot superballonnen. In Brazilië de billen tot kokosnoten. Het chique New York Upper East Side wemelt van dames op leeftijd met poppenoogjes en opgekrulde pruillipjes. Zuid-Koreaanse vrouwen laten zich westerse gelaatstrekken aanmeten. En de Nederlandse vrouw – die schijnt verslaafd te zijn aan botox om de tekenen des tijds te laten wegspuiten, uit het gezicht, de knieën, nek en de handen.
Cosmetische chirurgie is al lang niet meer alleen weggelegd voor de jetset, het is – zoals dat altijd met een braaf woord heet – ‘gedemocratiseerd’. Wát vrouwen laten perfectioneren is weliswaar cultuurgebonden, maar het onderliggende idee over schoonheid is universeel: jong, strak en sexy is een recept voor geluk en succes.
Reeds in 1991 werd dit fenomeen voorspeld én zwaar bekritiseerd door de Amerikaanse feministe Naomi Wolf in The Beauty Myth: How Images of Beauty Are Used against Women, in het Nederlands De zoete leugen, of De mythe van de schoonheid. Dit boek is een klassieke feministische aanklacht, werd een mondiale bestseller en door The New York Times betiteld als een van de belangrijkste boeken van de twintigste eeuw. Het veroorzaakte een debat zoals er lange tijd niet was geweest over sekse en macht. Met haar hamerende betoog groeide Wolf uit tot icoon van het power-feminisme.
Wolf stelde dat haar generatie vrouwen in het postfeministische tijdperk dénkt soeverein te zijn maar dat seksisme geraffineerder dan voorheen verstopt zit in de machtsverhoudingen. Vroeger zaten vrouwen binnenshuis klem, nu worden zij kwetsbaar gemaakt door de zoete leugen over schoonheid, die dagelijks via de media, reclame en films wordt verspreid en onbewust doorwerkt in het zelfbeeld. Vrouwen trappen massaal in het beauty-sprookje, door mannen georkestreerd om hen als concurrenten op de carrièreladder te ondermijnen. Want wie niet voldoet aan de door de industrie opgelegde idealen – dik, lelijk of over de houdbaarheidsdatum – valt in de ratrace af en blijft doodongelukkig alleen achter. Kom op dames, niet zo draaikonten, kies je eigen realistische rolmodellen!
Toen het boek uitkwam, werd mij vaak – altijd door mannen trouwens – gevraagd of ik me erin herkende, in dat sprookje over schoonheid met mannen als de boze stiefmoeder. Nou, nee zeg! riep ik meteen assertief. Zo hysterisch Amerikaans. Als feministe hoef je er tenminste niet meer uit te zien als een halve kerel – de vrouwelijke vormen weggewerkt in een hobbezak als ware het een boerka, de lange haren kortgeknipt als een bouwvakker – om vooral niet over te komen als een lusobject. En alsof vrouwen zo brandschoon zijn in het machtsspel tussen de seksen… Ik zie er genoeg die hun uiterlijk handig met succes inzetten. Ik kende bovendien echt niemand die naar de kliniek stapte. Ja, ik had een vriendin die haar neus liet verkleinen. Ze was erdoor geobsedeerd en werd onzeker tegenover mannen. Wij, haar vriendinnen, zeiden poeslief: nou, die neus is dan wel opvallend, maar past echt bij jou!
Maar Wolfs analyse sneed in essentie wel degelijk hout. Vrouwen bekijken zichzelf als wezens die bekeken worden door de ogen van mannen. De beelden die ze – ik bedoel we – voorgeschoteld krijgen zijn daar een afgietsel van: een overkill aan lekkere babes. Ik geef toe, ik kan me daar ook niet helemaal aan onttrekken. Of anders doet de omgeving dat wel met jou – vrouwen net zo goed als mannen. Vroeger verscheen ik wel eens aan het schoolhek van mijn kinderen in een oude trainingsbroek, zonder make-up, de haren snel in een elastiekje gebonden. Jaren later hoorde ik een keer op een borrel van een vrouw, altijd perfect gekleed, ze werkte overigens niet, dat zij met haar groepje hangmoeders het altijd zo raar vond dat ik nog in mijn ‘pyjama’ liep. Ze hadden zich gezamenlijk afgevraagd of ik wel in orde was. En o ja, wat mijn man daar toch van had gevonden.
Volgens Wolf is de vreselijke waarheid dat de marktpropaganda voor de schoonheidsmythe alleen maar effect heeft omdat vrouwen die tegenover elkaar bekrachtigen. Volgens haar moeten we daarom samen schoonheid opnieuw interpreteren als niet-concurrerend, niet-hiërarchisch, niet-agressief, als een pro-vrouwendefinitie van schoonheid.
Ze pleit voor het onmogelijke en tegelijk is het wezenlijk.
Of haar boek nou een noodzakelijke verandering teweeg heeft gebracht is weer wat anders. Het moet wel op een voedingsbodem vallen, wil het leiden tot daadkracht.
De realiteit is dat we 25 jaar later leven in een beeldcultuur die nog veel meer draait om het uiterlijk.
Overal ter wereld lachen meisjes met rechte gebitten, de lange haren hangend langs het gezicht, op selfies precies hetzelfde: uitdagend, lieftallig. Als ik pubermeisjes op straat zie strompelen op torenhoge palen, met vet decolleté, strakke lapjes om de billen denk ik wel eens: vind jij van jezelf dat je er ‘goed’ uitziet? Voor wie doe je dat, voor je vriendinnen – de peergroup? Voor je marktwaarde?
Of neem Eva Jinek, ze compenseert haar gebrek aan scherpte, analytisch vermogen, humor of desnoods empathie met haar verleidingskapitaal. Terwijl Jeroen Pauw lekker oud mag worden op de tv zal zij, als de rimpels zich vouwen of de botoxspuit niet meer helpt, want zo’n type is ze, vast een aanbod krijgen om voor de radio te gaan werken. Het voordeel van haar uiterlijk wordt een nadeel – het is precies waar Wolf op wijst.
Toen Marja Pruis haar eerste roman, ruim vijftien jaar geleden, schreef kende niemand haar gezicht – waarom ook eigenlijk, lees haar, volg haar! Nu Niña Weijers één boek heeft gepubliceerd staat ze onmiddellijk als stijlicoon in de Vogue. Leuk toch. Schrijfsters zijn stijlicoon, en fotomodellen schrijven tegenwoordig ook boeken – wat maakt het uit.
25 jaar later gaat het meer en meer om de verpakking van de inhoud – zelfs als het geen inhoud is. En daarin zijn vrouwen wel degelijk de lul.
Maar mannen net zo goed. Als tegenhanger van het onrealistische stereotiepe schoonheidsbeeld van vrouwen voorzag Wolf dat ‘straks de mannen aan de beurt zijn’. Ook zij gaan steeds vaker naar de kliniek om het een en ander te laten corrigeren. Pathetisch stelt ze tot slot: ‘Zij hebben er net zo goed belang bij de mythe te vernietigen omdat het voortbestaan van de planeet ervan afhangt: de aarde kan zich geen consumptie-ideologie meer veroorloven die berust op grenzeloze spilzucht die voorkomt uit seksuele en materiële ontevredenheid. We hoeven niet ons lichaam te veranderen, we moeten de regels van onze cultuur veranderen.’
Haar boek zie ik nu in een iets ander daglicht. Het is een aanklacht tegen de neoliberale wereld waarin wij allen gevangen zitten. Ze vindt uiteindelijk dat vrouwen én mannen zich samen moeten onttrekken aan een opgelegde cultus van ‘er goed uitzien’, aan de narcistische illusie dat dit gelukkig maakt. Wolfs bewustmakende boek ten spijt, dat tij is niet gekeerd. We stomen via het potje Nivea, het chirurgisch wondermes op naar de eugenetica. Straks laten ouders hun foetus omsleutelen tot een volmaakt mens: hyperintelligent, sociaal, knap en slank. Gaan we straks allemaal op elkaar lijken? Of wordt het contrast juist groter: vrouwen nóg vrouwelijker, mannen nóg mannelijker? Want: de voortplanting – dat is al eeuwenlang géén mythe.
Tot slot heb ik een goed nieuwtje. Huisvrouwenblad Libelle heeft vorige week aangekondigd de fotomodellen te ‘vetshoppen’: ze shoppen de foto’s naar een maatje méér. De hoofdredactie verklaart dat die hyperslanke modellen niet realistisch zijn. Met dank aan Naomi Wolf.
