
Dames en heren, goedenavond.
Graag wil ik jullie meenemen naar een sociaal-wetenschappelijk experiment uit de jaren zestig dat Stanley Milgram uitvoerde. Milgram is de omstreden Amerikaanse sociaal psycholoog, die u wellicht kent van proeven waarbij de gehoorzaamheid van mensen werd onderzocht door hun bereidheid te meten om een ander elektrische schokken toe te dienen. Milgram was erg geïnteresseerd in volgzaamheid en kopieergedrag, een vraagstuk dat, zeker na de Tweede Wereldoorlog, de geesten bezighield.
Het minder bekende experiment van Milgram waar ik het over wil hebben vond plaats op de straten van New York. Milgram zette een man op de hoek van een straat en liet hem naar de lucht staren. Het volgende gebeurde. Een handjevol van de voorbijgangers stopte toen om ook naar boven te kijken. Vervolgens zette Milgram vijf luchtstaarders neer. Toen stopten er vier keer zo veel voorbijgangers. Bij vijftien man stopte de helft van de mensen om ook naar de lege lucht te kijken, in de verwachting dat daar iets te zien was. ‘Sociaal bewijs’, zo wordt dit fenomeen genoemd. Individuen gaan ervan uit dat hoe meer mensen naar de lucht staren, des te groter de kans is dat daar wat interessants is te zien.

Met populaire boeken is iets vergelijkbaars aan de hand. In het begin zijn er een paar enthousiaste lezers, die het er met elkaar over hebben. Heb je het al gelezen? Misschien schrijft iemand een lovende recensie. Nog meer mensen gaan het boek lezen en praten erover. Zo groeit het rumoer om een titel. Denk bijvoorbeeld aan de recente hype rondom Het kapitaal in de 21ste eeuw, van de Franse econoom Thomas Piketty, waarin hij liet zien hoe onze samenleving gaat lijken op die van de negentiende eeuw: een extreem rijke bovenlaag die nagenoeg al het kapitaal in eigendom heeft en een grote klasse sappelende bezitlozen daaronder. Bijna iedereen weet dat Piketty een bestseller schreef. Maar het opvallende aan dat boek is dat het ruim een jaar op de planken van de boekhandel stond voor het als baanbrekend werk werd ‘ontdekt’. Ik was onlangs op Schiphol, waar ik tussen de thrillers, chicklit en andere vakantieliteratuur Piketty zag liggen.
Of een boek de geschiedenis in gaat als bestseller, daar zit kortom een hoop kopieergedrag bij, van het type dat Milgram wilde testen toen hij mensen in New York naar de lege lucht liet staren. Maar er is natuurlijk een belangrijk verschil. Milgram liet zijn proefpersonen expres naar de lege lucht kijken, om zeker te weten dat hij kopieergedrag waarnam en dat voorbijgangers niet stopten omdat er werkelijk iets gebeurde daarboven. Naar de boeken die ons wereldbeeld veranderen, waar het deze avond om draait, wordt juist gekeken omdat er nieuwe, prikkelende ideeën in staan.
Wanneer is een boek nu zo invloedrijk dat je inderdaad kunt zeggen: ja dankzij dat werk, dankzij die auteur zijn we als samenleving écht anders naar de wereld gaan kijken? Ik heb hier lang over nagedacht en ben tot het inzicht gekomen dat het boek tegelijk heel eigentijds moet zijn, en ook een zekere tijdloosheid moet bezitten. Laat me dat illustreren met een voorbeeld. In 1989 publiceerde Francis Fukuyama, toen nog een onbekende Kremlin-watcher voor de Amerikaanse overheid, een essay in het Amerikaanse tijdschrift The National Interest. De titel: The End of History. Fukuyama voelde het kantelend wereldtij op dat moment perfect aan. De Berlijnse Muur was gevallen, in datzelfde jaar protesteerde een generatie jonge Chinezen op het Tiananmenplein tegen het communistische bewind. De Sovjet-Unie begon zichtbare barsten te vertonen. In dat klimaat deed Fukuyama de voorspelling dat de politieke geschiedenis van de wereld wel eens in een eindstadium beland zou kunnen zijn. Ideologische strijd tussen verschillende machtsblokken liep volgens hem op z’n eind. Langzaam zou de wereld één grote liberale democratie worden, zo voorzag hij. Geen enkel ander politiek systeem kwam beter tegemoet aan de menselijke behoeften.
Fukuyama’s essay sloeg destijds in als een bom. Neem ter illustratie De Groene Amsterdammer, het blad dat al sinds 1877 volledig van deze tijd is. Het kerstnummer van het jaar 1989 was grotendeels gewijd aan Fukuyama’s idee dat de geschiedenis tot een eind was gekomen. U ziet het nummer hierachter, een omslag dat laat zien dat de psychedelische jaren zestig wat De Groene Amsterdammer betrof in ieder geval tot eind jaren tachtig duurden. ‘Fin de siècle’ was het thema, aanhakend bij Fukuyama’s idee dat de twintigste eeuw voorbij was, ook al duurde het nog tien jaar voordat de millenniumwisseling kwam. De triomf van de liberale democratie had de korte twintigste eeuw voortijdig doen eindigen. De Kerst-Groene van 1989 haakte hierbij aan en verklaarde van van alles en nog wat het einde. Van het varken bijvoorbeeld, dat in de bio-industrie product en niet langer dier was. Of het einde van voetbal als edel balspel, van de gemeenschap, van de Zuid-Amerikaanse dictatuur, de publieke omroep en natuurlijk van het communisme.
Ik was zes toen deze Groene verscheen. Fukuyama’s essay kwam ik pas tegen toen ik ging studeren. De tekst die mij op mijn eerste collegedag onder de neus werd geschoven was… The End of History. Toen was juist de twijfel over het gelijk van Fukuyama de reden om deze tekst te lezen. Het was een jaar na 9/11, de gebeurtenis die de wereld juist weer terug de geschiedenis in had gesleept. Er bleken ook mensen te bestaan die de liberale democratie liever kapot wilden maken.
Fukuyama en zijn einde van de geschiedenis kwamen weer in mijn blikveld in de afgelopen zomer, toen The End of History zijn 25ste verjaardag vierde. De Groene publiceerde een nieuw essay van Fukuyama, waarin hij volhield gelijk te hebben, ondanks alle kritiek dat zijn voorspelde liberale triomf uitbleef. Ik schreef een stuk bij dit essay, over hoe Fukuyama voor altijd als ‘die ene van The End of History’ zal blijven’, hoeveel andere interessante andere boeken hij ook zal schrijven. Het was de aftrap voor een serie artikelen over hedendaagse klassiekers die de basis vormde voor het boek dat vandaag wordt gepresenteerd.
Dat bedoel ik met zowel eigentijds als tijdloos. Op de een of andere manier komen we telkens weer terug bij die ene titel die ons toen aan het denken zette. Zo’n boek blijft aan ons hangen als kleefkruid. Deels heeft dat iets van een self-fulfilling prophecy. Eenmaal beroemd, weet je dat je na vijf, tien, vijftien, vijftig, honderd jaar kunt terugblikken op een denker. Het is dankbare kalenderjournalistiek.
Maar dat gaat niet zonder een vernieuwend inzicht, dat ook in veranderende maatschappelijke omstandigheden zeggingskracht heeft. Dat geldt voor Fukuyama, en voor alle andere negentien boeken die zijn opgenomen in De 20 boeken die ons denken veranderden. Hannah Arendts Eichmann in Jerusalem wierp de vraag op hoe we het kwaad moeten begrijpen. Als een banaal verschijnsel, of juist als iets buitenmenselijks. Elke keer als de wereld wordt geconfronteerd met gruwelijkheden, of dat nu in Syrië , Nigeria of waar dan ook is, doet die vraag zich weer voor. Het is een reden om Arendt te blijven lezen. Nu op de universiteiten tegen technocratie en rendementsdenken wordt geprotesteerd, is er alle reden om het stof weer eens van De eendimensionale mens van Herbert Marcuse af te blazen. Marcuse bedacht het idee van ‘repressieve tolerantie’, een term die tijdens de bezetting van het Maagdenhuis weer regelmatig te horen was. De discussie over de verhoudingen tussen vrouwen en mannen is een eeuwige. De canon van de gender-klassiekers vindt u dan ook in De 20 boeken die ons denken veranderden.
Begin deze week las ik een boekbespreking van The Age of the Crisis of Man, geschreven door Mark Greif, de oprichter van het tijdschrift voor hippe intellectuelen in New York n+1. Greif reconstrueert aan de hand van populaire boeken uit de twintigste eeuw hoe het idee is ontstaan dat de mensheid schuldig is aan alles wat er misgaat in de wereld. Politieke en economische crises worden doorgaans gezien als desastreuze prestaties van een mensheid die te veel belust is op macht en rijkdom, die misplaatste ideeën najaagt en zich niet bewust is van de destructieve gevolgen van haar handelen. Greif ging, in Geenstijl-taal, op zoek naar de intellectuele wortels van de ‘weg-met-ons-cultuur’.
Zijn boek behandelt veel werken die ook aan bod komen in De 20 boeken die ons denken veranderden. Ik heb met deze ‘crisis der mensheid’-blik nog eens naar onze selectie gekeken. Inderdaad vallen veel boeken in het genre kritiek op de mensheid, en dan vooral op de westerse mens, of in heel veel gevallen de westerse man met zijn kolonialisme, kapitalisme en seksisme. Of het nu de kapitalismekritiek van Herbert Marcuse of Naomi Klein is, de seksismekritiek van Naomi Wolf of Betty Friedan, of het anti-imperialistische denken van Edward Said, de kritiek op het Westen is een terugkerend thema. De iets mildere variant van deze kritiek die in de boeken naar voren komt is die van onwetendheid en onoplettendheid. Je ziet het bijvoorbeeld bij Silent Spring van Rachel Carson of The White Man’s Burden van William Easterly. De mens die door de wereld banjert en geen idee heeft wat hij allemaal vertrapt.
Misschien zit er dus wel een element van schuldgevoel, of zelfs masochisme, in het feit dat precies deze boeken tot de baanbrekende werken van de afgelopen halve eeuw behoren. Net als dat we kunnen genieten van slasherfilms waarin jonge, knappe mensen op gruwelijke wijze om het leven worden gebracht, lezen we als welvarende burgers in een liberale democratie blijkbaar graag over wat de mensheid allemaal verkeerd doet en verkeerd denkt.
Of ligt het net anders? Is er een meer hoopvolle verklaring voor het succes van de ‘weg-met-ons-boeken’? Misschien lezen we ze om op fouten gewezen te worden, in de hoop ten goede te veranderen. Het zou kunnen. (De netelige vraag of boeken nu wel of niet de wereld veranderen, en of dat ten goede of ten kwade gebeurt, laat ik even voor wat die is.)
Of misschien is het beetje van allebei, schuld en hoop. Ik denk eigenlijk van wel. We lezen dit soort boeken deels uit zelfkastijding, maar ze worden geschreven met de hoop op een betere samenleving. Laat ik, ter illustratie van die overtuiging, eindigen met een citaat dat in De 20 boeken die ons denken veranderden staat. Het is van Jean-Paul Sartre, die spreekt over De verworpenen der aarde, het antikoloniale pamflet van Frantz Fanon. ‘Het vereist lef dit boek te lezen, bovenal omdat het je je zal doen schamen. En schaamte, zoals Marx al zei, is een revolutionair sentiment.’
U kunt De twintig boeken die ons denken veranderden kopen voor €19,95 (inclusief verzendkosten)