1999 is het jaar dat een tot dan toe tamelijk anoniem vvd-Kamerlid uit Venlo doorbreekt. Niet geheel onverwacht zet De Telegraaf hem als eerste in het zonnetje. ‘De blonde engel kiest de aanval. Jonge vvd’er Geert Wilders maakt in Kamer naam met spijkerharde ideeën’, kopt de krant op 13 maart dat jaar. Negen maanden later wijdt in Elsevier Nic van Rossum een column aan Wilders. ‘Als hij zich het populisme van Hans Wiegel zou eigen maken, wordt Geert Wilders straks het gezicht en de stemmen­trekker van de vvd.’ Laatste zin van de column: ‘Geert Wilders, onthoud die naam.’

Van Rossum vergist zich danig, en ook weer helemaal niet. De vvd-fractiewoordvoerder sociale zaken die afkomstig is uit het ‘klasje van Bolkestein’ zal nooit de partij gaan leiden waarvoor hij sinds het voorjaar van 1998 in de Tweede Kamer zit. En het zijn ook niet z’n ideeën over herziening van de wao waarmee hij naam zal maken. Maar vijf jaar later – in het najaar van 2004 – is Wilders als zojuist uitgetreden vvd’er inderdaad een van de meest besproken politici van Nederland. Met dank aan moslim­extremisme, ‘kutmarokkanen’ en het rechts-populistische verhaal dat hij over deze fenomenen te vertellen heeft.

Mochten rechtse media als De Telegraaf en Elsevier Wilders het eerst hebben gesignaleerd, het zijn de Volkskrant en De Pers waar hij in de jaren die volgen enkele van zijn beruchtste soundbites publiceert. De ‘tsunami van islamisering’? Wilders zegt het in een interview met de Volkskrant, op 7 oktober 2006. De vergelijking van de koran (‘verbied dat fascistische boek’) met Mein Kampf? Een ingezonden brief voor de Volkskrant, 8 augustus 2007. Eerder dat jaar, op 13 februari, heeft Wilders het volgende verteld aan Kustaw Bessems van De Pers: ‘Als moslims hier willen blijven, moeten ze de helft uit de koran scheuren en weggooien.’

Ook meer structureel valt op dat de media-aandacht voor Wilders vaak uit onverwachte hoek komt. Eind september 2010 presenteerde De Nederlandse Nieuwsmonitor ‘Het media­podium van Wilders’. dnn onderzocht de periode van begin september 2004 – als Wilders uit de vvd-fractie stapt – tot eind juni 2010, wanneer de formatie is ingezet na de Kamer­verkiezingen van 9 juni dat jaar. In Trouw, Volkskrant, NRC Handelsblad en Telegraaf samen telt dnn in deze periode gemiddeld honderd artikelen per maand over Wilders. De Volkskrant bleek verre­weg de meeste aandacht aan Wilders te besteden, De Telegraaf de minste.

In de periode rond de verkiezingen van 2010 scoort Wilders na Cohen en Balkenende de meeste aandacht van alle lijsttrekkers. Meer dus dan Pechtold, Halsema en Rutte (Roemer is in de analyse niet meegenomen). Dat mag in de eerste twee gevallen weinig opmerkelijk zijn – Pechtold en Halsema voeren dan al kleinere fracties aan en doen het ook minder goed in de peilingen dan Wilders – de voorsprong op Rutte is verrassend. In de Volkskrant en Trouw krijgt Wilders zelfs meer aandacht dan Balkenende, op dat moment nog premier. De dnn-onderzoekers concluderen: ‘Wilders heeft sinds zijn vertrek uit de vvd fractie de mediapodia voor het uitkiezen. Wilders is de meest besproken partijleider van een oppositiepartij. Met uitspraken als “tsunami van islamisering”, “politiek correcte prietpraat” en “kopvoddentaks” slaagt hij er telkens in de kolommen in de dagbladen te vullen.’

Fitna, uitgezonden op 27 maart 2008, is Wilders’ finest hour qua publiciteit. Uit het dnn-rapport ‘Fitna en de media’ (april 2008) blijkt dat de Volkskrant van alle landelijke kranten de meeste aandacht aan de anti-islamfilm wijdde, op enige afstand gevolgd door Trouw. De onderzoekers brengen vier pieken van media-aandacht in kaart, waarbij de hoogste ontstaat als de film wordt gepresenteerd op internet. ‘De hype was veel beter dan de film’, stelt Parool-recensent Mark Moorman de dag erna. De onderzoekers zijn terughoudender. Zij wagen zich niet aan de conclusie dat er rond Fitna sprake was van een hype, maar stellen wel dat je je kunt afvragen ‘in hoeverre het hierbij gaat om daadwerkelijk nieuw nieuws of het herkauwen van hetgeen al bekend was, wat neigt naar het uitmelken van een reeds ontstane situatie’.

Enkele maanden later presenteert politicoloog André Krouwel een onderzoek dat gedeeltelijk dezelfde periode bestrijkt. Hij onderzocht alle voorpagina’s van de landelijke kranten in de eerste vijf maanden van 2008. In ruim 42 procent van de gevallen dat er op de voorpagina een landelijke politicus werd genoemd, was dit Wilders. Krouwel trekt de logische conclusie dat de publiciteit rond Fitna hierbij een hoofdrol heeft gespeeld en schrijft: ‘Wilders is in staat alle media-cycles te beheersen voor weken, zelfs zonder dat de film te zien is. Zelfs het kabinet reageert op de (nog niet uitgebrachte) film, waardoor een aantal keren dat Balkenende wordt genoemd dat ook in de context van het Fitna/Wilders-debat is.’

Op tv was het Nova dat Fitna uitgebreid plugde. Een voormalige Nova-stagiaire, Jerney Zwart, reconstrueerde in een masterscriptie uit 2009 de Nova-berichtgeving over Fitna. De actualiteitenrubriek van nos, nps en Vara besteedde 24 keer aandacht aan de film en de commotie erover. Een Vandaag en Netwerk deden dat respectievelijk veertien en dertien maal. Uit gesprekken die Zwart met direct betrokkenen voerde, blijkt dat het programma al in een vroeg stadium met Wilders onderhandelde over uitzending van Fitna. Die liep uiteindelijk stuk op de weigering van hoofdredacteur Carel Kuyl om de film integraal te vertonen. Fitna was niettemin een hit voor Nova. Op de dag dat de film op internet werd gepresenteerd trok het programma 1,36 miljoen kijkers.

Nu staat veel publiciteit in het geval van Wilders zeker niet garant voor positieve publiciteit. Vlak naast Wilders’ pleidooi voor een koranverbod dat de Volkskrant in 2007 publiceerde, prijkte een redactioneel commentaar met de vraag of de pvv-leider nog wel toerekeningsvatbaar was. Toen de Volkskrant in februari dit jaar een pvv-advertentie plaatste, ontstond een hevige discussie in diezelfde krant: analyses, commentaren, opinieartikelen met tot slot een heuse hoofdredactionele verantwoording. En het gros van de publiciteit rond Fitna, zo signaleert De Nederlandse Nieuwsmonitor, bestond uit verontwaardigde, verontruste en veroordelende reacties van medepolitici en andere maatschappelijke actoren. Waaronder opvallend weinig moslims. Media-aandacht voor Wilders is vaak media-afkeer gebleken. Hoe het ook zij: na ruim acht jaar lijkt deze media-aandacht van een storm in een zacht briesje te zijn veranderd. Wilders’ tweets maken geen furore meer sinds hij gedoger-af is, en een optreden als dat tijdens de Algemene Beschouwingen van vorig jaar (‘Doe eens normaal man!’) bleef ditmaal uit. In het rapport ‘Medialogica in campagnetijd’ dat De Nederlandse Nieuwsmonitor begin oktober uitbracht, is Geert Wilders dan ook niet langer het middelpunt. Hier draait het om Roemer, Rutte en niet te vergeten Samsom. In het dnn-rapport wordt gesteld dat Wilders eind juni, begin juli nog veel aandacht trok, maar daarna werd overstemd door Rutte en Roemer, wiens links-populistische geluid over Europa en de aow dat van Wilders naar de achtergrond verdrong. Hoogstens viel nog op dat Wilders – evenals Pechtold – de nodige spreektijd in tv-debatten verwierf. Hetgeen dnn aan zijn reputatie als debater toeschreef. En terwijl de aandacht voor de pvv-leider kleiner was dan ooit ging het daarbij relatief vaak om zijn falen. Waarmee Wilders zich ineens in even onverwacht als onaangenaam gezelschap terugvond: dat van verliezers. Geen wonder, nu voor het eerst sinds 2004 virtuele noch feitelijke uitslagen in zijn voordeel waren.

Daarmee is niet alleen een reden gegeven waarom Wilders de aandacht van veel media verloren heeft, maar ook waarom hij deze zo lang wel had. Tot hij een verliezer werd was Wilders een winnaar. Zowel in de ruim twee jaar dat hij een eenmansfractie vormde, als nadat zijn pvv eind november 2006 negen zetels had verworven, scoorde hij in de peilingen steevast boven zijn feitelijke zetelaantal. En sinds de pvv in 2010 de derde partij in de Kamer werd, was het belang van Geert Wilders evident. Hetgeen nog versterkt werd door de rol van ‘grote gedoger’ die hij daarna speelde. Met een welgemikte tweet kon hij Rutte’s eerste kabinet laten vallen. Hetgeen hij uiteindelijk eerder dit jaar in het Catshuis ook daadwerkelijk deed, ditmaal live. Voor het eerst in jaren was het een daad die hem geen publicitair of electoraal succes opleverde.

Hoe anders was het drie jaar tevoren. Parool-journaliste Merel Straathof reconstrueerde in een masterscriptie uit 2010 Wilders’ bezoek aan Londen op 12 februari 2009, waar hem de toegang werd geweigerd toen hij er Fitna wilde vertonen. Straathof sprak met de Volkskrant-, gpd- en anp-verslaggevers die de pvv-leider die dag vergezelden. Zij kregen te maken met kritiek op wat door anderen een mediahype werd genoemd. Niettemin beschouwden de journalisten dit – ook achteraf – wel degelijk als nieuws. Een greep uit de motivaties: er was sprake van een Europees politicus die door een ander Europees land de toegang werd geweigerd; de nieuwsconsument is geïnteresseerd in Wilders; en de concurrentie besteedt ook aandacht aan hem. Of zoals gpd-verslaggever Hanneke Keultjes het zegt in de scriptie: ‘Als teletekst iets meldt en wij hebben het niet, dan krijgen wij meteen een belletje: hebben jullie het gezien? Wat doen jullie ermee?’

Toch leefden er wel degelijk twijfels bij de journalisten: zo schreven Chris Bakker (anp) en Ron Meerhof (Volkskrant) een artikel over het ‘mediacircus’ waarin ze zelf meenden te zijn beland. Volkskrant-columnist Bert Wagendorp op zijn beurt stelde: ‘De driehoek Wilders-media-publiek verdient intense bestudering. Wie speelt er met wie? En verder: wanneer houdt deze poppenkast op?’ Het was een zeldzaam moment van (zelf)relativering, dat overigens op welhaast postmoderne wijze een bijdrage leverde aan diezelfde ‘poppenkast’. Aangezien ook bij Wagendorp het vervolgverhaal Wilders een (onbedoeld?) vervolg kreeg. Het is een lot dat vele tegenstanders van Wilders treft: door zelf aandacht te besteden aan de pvv-politicus en het ‘circus’ of de ‘poppenkast’ om hem heen houden ze de spotlichten op hem gericht.

Hoe dan ook bleek rond ‘Londen’ eens te meer wat Wilders – naast zijn imago van winnaar en boven op zijn onmiskenbare belang – aan journalistieke aandacht hielp: een neus voor nieuws. Waarbij in dit geval niet op zijn nieuws­instinct wordt gedoeld, maar op dat van de dames en heren bij de media. Wilders spreekt nu eenmaal over de issues die na Fortuyn niet meer gemeden mochten worden: kort en (te) simpel gesteld… moslims, Marokkanen en ‘multikul’ meer in het algemeen. En mochten journalisten hier zelf geen nieuws in ontwaren: wanneer hun collega’s, eind- en hoofdredacties of publiek dat wel doen, is de keuze alsnog snel gemaakt.

Hetgeen des te gemakkelijker wordt, gezien de mediagenieke wijze waarop Wilders zijn boodschap altijd heeft weten te brengen: goed getimed, glashelder en vooral niet te genuanceerd. In Undercover bij de PVV, dat HP/De Tijd-journalisten Karen Geurtsen en Boudewijn Geels in 2010 publiceerden, verwoordt pvv-Kamerlid Raymond de Roon het ver-pvv’en als volgt: ‘Niet te diep ingaan op de stof; het gaat om de media-aandacht die je ergens mee kunt verdienen. De islam is slecht, de regering is slecht, andere partijen zijn slecht. En de pvv is natuurlijk goed. Dat is het uitgangspunt. Wij praten hier intern misschien wel genuanceerd over zaken, maar niet naar buiten toe. Dan valt iedereen in slaap, journalisten als eerste.’

In haar promotieonderzoek Public Images of Right-Wing Populist Leaders: The Role of the Media kwam politicologe Linda Bos eerder dit jaar tot een intrigerende conclusie. Zij stelt dat rechts-populisten als Wilders ‘scoren’ door hun populisme en dus fungeren als outsiders; maar dat ze pas echt aandacht krijgen én houden wanneer ze tegelijkertijd deel uitmaken van het establishment. Het eerste ligt redelijk voor de hand, zeker voor wie weet welke nieuws­criteria journalisten hanteren. Fortuyn, Verdonk en Wilders waren ‘nieuws’ omdat ze niet op hun medepolitici leken. Met hun provocerende optreden zorgden ze voor stevige soundbites en ruzie in de tent. En conflict, provocatie en escalatie samen resulteerden in een conti­nuing story with never a dull moment. Ziedaar het populisme als nieuwsfactor. Maar met alleen populistische stijl en retoriek haal je het nieuws niet. Althans niet blijvend. Volgens Bos dien je ook serieus genomen te worden door journalisten (en medepolitici). Succesvolle rechts-populistische politici compenseren hun ‘anders-zijn’ met ‘erbij horen’. Wie dat niet kan, wordt weggezet als pias. Of, wellicht erger nog, genegeerd. Dit alles overkwam Hilbrand Nawijn, die begon als lpf-minister, vervolgens zichzelf onmogelijk maakte met discutabele uitspraken en eindigde als deelnemer aan het sbs-programma So You Wanna Be a Popstar en auteur van de debuutsingle Hey Jumpen.

Wilders daarentegen heeft altijd garant gestaan voor een ander soort vermaak. De paradox is dat hij hierbij meestal dodelijke ernst aan de dag legde en dat hem doorgaans gezag werd toegekend door zowel zijn collega’s als het gros van de journalisten. Voor een deel komt dit door de ruime ervaring, enorme dossierkennis en vele (media)contacten die de rasparlementariër sinds 1998 in Den Haag heeft opgedaan. Wilders is een insider, wat hij ook anders suggereert in zijn aanvallen op ‘de elite’. Maar minstens zo belangrijk is het levensverhaal dat Wilders te bieden heeft. De man die van de islamitische dreiging zijn voornaamste issue heeft gemaakt, wordt ook daadwerkelijk door moslim­extremisten bedreigd. Of, zoals hij het zelf in een debat met Job Cohen op 7 juni 2010 stelde: ‘De heer Cohen zegt dat de islam eigenlijk niet anders is dan andere godsdiensten. En meneer Cohen, hoe kan het dan dat ik nu al bijna zes jaar lang bij ieder publiek optreden – ook nu terwijl ik tegenover u sta – een debat moet voeren met een kogelvrij vest aan, en u niet?’ Je hoeft het nauwelijks met Wilders eens te zijn om vast te stellen dat hij gezag geniet vanwege zijn leven. En de bedreiging daarvan.

Het fijne van Wilders’ gezaghebbende verhaal – althans voor journalisten – is wel dat hij hierbij altijd voor conflict en dus kopij zorgt. Niet alleen omdat hij fel ageert en anderen minstens zo fel op hem reageren. Maar ook omdat ze onderling nogal eens ruzie krijgen over de vraag hoe met hem om te gaan. Treffend is de observatie die Frank Kalshoven ruim twee jaar terug in de Volkskrant plaatste, toen het cda intern overhoop lag over samenwerking met de pvv: ‘Wilders lijkt in veel opzichten op De Intrigant, uit het gelijknamige album van Asterix en Obelix. Je had niet zozeer ruzie gekregen met De Intrigant. Deze personificatie van Cassius Catastrofus veroorzaakt ruzie tussen anderen, zoals het cda de afgelopen week heeft mogen ervaren.’

Het lijkt al weer heel lang geleden, nu Rutte I gevallen is, het cda nóg slechter dan de pvv heeft gescoord en Wilders zich naar de luwte verwezen weet. Wellicht komt er een moment dat linkse journalisten hem nog gaan missen. Niet alleen omdat hij nieuws was, maar ook omdat hij voor hen dienst deed als the enemy you love to hate. Het is opvallend hoeveel opinieartikelen en analyses, columns en commentaren er in de Volkskrant aan Wilders zijn gewijd. Doorgaans waren deze negatief, vaak ronduit vijandig. In het geval van Fitna signaleerde het dnn-rapport hoeveel van de journalistieke aandacht bestond uit het interviewen van deskundigen, mede­politici of maatschappelijke actoren die zich tegen Wilders keerden. Zo kregen critici als Doekle Terpstra en Tofik Dibi in de aanloop naar de filmpresentatie veel publiciteit, en bestond het overgrote deel van de reacties op Fitna uit vernietigende recensies van wat meestal werd betiteld als een knutselfilmpje.

Hier lijken verschillende motivaties samen te komen. Enerzijds de angst om de boot te missen van gevoelens die in de Nederlandse samenleving prominent zouden bestaan. In die zin heeft Wilders zijn aandacht van juist de media die hijzelf verfoeit, te danken aan Fortuyn; en zijn deze media the enemy you love to hate. Niet nog eens zouden NOS Journaal en Nova, Volkskrant, NRC en Trouw de slag missen en het verwijt incasseren dat bepaalde geluiden bij hen niet gehoord mochten worden. Tegelijkertijd lijkt er bij linkse journalisten een heel ander instinct aan het werk te zijn geweest. Een instinct dat weliswaar botst met de wil om Wilders en zijn issues onbevooroordeeld te bespreken, maar evenzeer heeft geleid tot ruime aandacht voor de pvv-politicus, juist bij ‘linkse’ media. De behoefte om zich tegen hem af te zetten, direct door de journalist zelf, of via geïnterviewden die hem op hun beurt ‘demoniseren’.

Daarmee geef je aan zelf aan de goede kant te staan, daardoor ook voer je als journalist campagne voor ‘de goede zaak’. Het is tegenwoordig De Telegraaf die naam maakt met zijn vertrouwde campagnejournalistiek, waar de krant zich ten tijde van Fortuyn en ook ten aanzien van Wilders terughoudend heeft opgesteld. Ongetwijfeld speelde daarbij tot hij in 2007 overleed, de slagschaduw van politiek commentator en adjunct-hoofdredacteur Kees Lunshof een rol. Lunshof had een monumentale afkeer van populisme en leunde doorgaans dicht tegen het Haagse midden aan. De Telegraaf heeft echter ook in de voorbije vijf jaar, zo blijkt uit de diverse onderzoeken, geen uitbundige aandacht aan Wilders besteed: niet kwantitatief, maar ook niet uitgesproken positief of negatief.

Heel anders ligt dit voor de Volkskrant, die waar het om Wilders ging, een soort campagne­journalistiek heeft bedreven die gênant zou zijn als ze niet zo indirect en impliciet was. Je zou ook kunnen zeggen: subtiel. Soms was het onduidelijk waar de wil ophield om niet zodanig ‘links’ te zijn dat Wilders werd genegeerd, en waar de wens begon om hem juist ouderwets links aan te pakken. Of waar er simpelweg scoringsdrang in het geding was. Ja, het was leuk om zijn tegendraadse verhaal te brengen. Het voelde goed om hem aan te vallen, al was het alleen maar vanwege het besef van de eigen morele verhevenheid bij de journalist. En het was interessant om te speculeren wat Wilders’ kiezers toch bewoog, zeker als die zich bevonden in exotische plekken als Venlo, Volendam of Sint Willebrord. Misschien moet Geert Wilders opnieuw worden uitgevonden.


Remko van Broekhoven is politicoloog en doceert aan de School voor Journalistiek in Utrecht. Hij werkt aan een proefschrift over de relatie tussen politiek journalisten en politieke leiders