Al aan het eind van de jaren zeventig, kort nadat ze Klaus Manns «meelopersroman» Mephisto voor het toneel had bewerkt, broeide bij de Franse regisseur Ariane Mnouchkine het idee een voorstelling te maken over het verdeelde Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog het door de Duitsers bezette deel versus het door de Franse collaborateurs Pétain en Laval geleide zuidelijke deel, het zogenoemde Vichy-Frankrijk. Een voorstelling over dodelijke tumoren in de collectieve hersens van een beschadigde natie, over open wonden, verraad, martelingen, Franse meelopers die meedogenlozer waren dan de nazis. Werktitel La Résistance. De voorstelling is er nog altijd niet. Maar ze zal er zeker komen. Mnouchkine (in een vraaggesprek uit 1995): «Ik ben volledig geblokkeerd. Ik vraag me nog steeds af welke theaterruimte voor La Résistance de juiste is. Het verzet handelt over mensen in de schaduw, het eigene van verzet is dat het zich in het donker afspeelt. Theater is de kunst van het licht, het aan-het-licht-brengen. En op dit moment lukt het me niet om uit te vinden hoe ik de wereld van de schaduwen aan het licht moet brengen.»
Volgend jaar wordt Mnouchkine 65 jaar, en haar legendarische troep, het Parijse Théâtre du Soleil is dan ook jarig: veertig jaar terug richtte Mnouchkine het «zonnetheater» op. Eindelijk is er nu een alomvattend boek over dit kleine wonder, samengesteld door Josette Féral, Canadees theaterwetenschapper. Geen pak geleerdheden, maar een toegankelijk, leesbaar, journalistiek boek. Eén ding wordt uit Ariane Mnouchkine & das Théâtre du Soleil meteen duidelijk: Mnouchkine en haar troep ambiëren het vertellen van grote verhalen, en zetten daartoe grote middelen in. Soleil heeft zich niet zozeer tegen het psychologisch realisme verzet, als wel aangetoond dat invoelend toneelspelen niet werkt wanneer de ambities van de toneelmakers larger than life itself zijn. Mnouchkine zei ooit: «Als ik een Amerikaanse acteur landerig over de rand van zijn glas whisky in de camera zie kijken, met een blik waaruit vooral spreekt: u moest eens weten wat er ín mij allemaal omgaat, dan denk ik: dat is niet eerlijk, wat er in jou omgaat moet je spélen, ik wil het zíen.» Mnouchkine richtte haar blik naar het Oosten (Kabuki, Kathakali, Balinese dansen) en citeert met instemming de dichter en theaterfilosoof Artaud: «Theater, dat ís het Oosten.» Daar vond ze de grote stijlen voor haar grote vertellingen.
Het rijk geïllustreerde boek bestaat voor een belangrijk deel uit gesprekken. Vooral met acteurs, die kwamen en gingen. Er zijn er veel vertrokken bij Théâtre du Soleil. Een van de redenen hiervoor was dat cruciale spelers de fysieke en mentale druk, het vaak zeven tot acht maanden repeteren, het intensieve spelen en de talloze internationale tournees niet meer aankonden. En Mnouchkine is veeleisend. De sterspeler van het eerste uur, Philippe Caubère, schreef na zijn vertrek bij de troep over zijn artistieke relatie met Mnouchkine maar liefst drie woedende soloprogrammas. Dat móet wel echte toneelliefde zijn geweest.
Mnouchkine en «haar» Soleil hebben altijd toneel gemaakt vanuit een politieke noodzaak, ook al haat de regisseur elke vorm van theatrale kanselretoriek. Haar Shakespea res gingen over de moedeloos makende burgeroorlogen (en het slagveld van de liefde). Haar Grieken handelden over de nachtmerrie van bloedwraak (en de wankele zoektocht naar democratie). Haar enscenering van Molières Tartuffe etste in 1995 flinke krassen in het moslimfundamentalisme. Met La Ville Parjure (de stad die woordbreuk pleegt), dat het Franse «bloedschandaal» aanpakte (hemofiliepatiënten door een falende overheid besmet met geïnfecteerd bloed), creëerde Mnouchkine een angstwekkende tragedie over «achterkamertjesdemocratie» die het Frankrijk van Mitterrand deed huiveren.
Ze is in het boek bescheiden over haar ambities: «Theater is de kunst van de noodzaak en van de tegenwoordige tijd. Maar theater functioneert noch in dringende kwesties, noch in de actualiteit. De werking van het theater, de invloed ervan, is pas op langere termijn te voelen. Maar misschien zijn er drie of vier mensen die na een theateravond iets minder barbaars zijn geworden. Die vragen gaan stellen, meevoelender of alerter worden. Al is het maar voor even. Theater holt de barbarij uit. Een beetje.»
Ik denk dat ze Shakespeare eerst nog nodig heeft, King Lear, het ultieme drama van de grote slagschaduwen. Daarna zal Mnouchkine de voorstelling maken waar zij en Soleil al twintig jaar naar zoeken: La Résistance. De schaduwen van een pijnlijke oorlog. In hún heldere licht.
Josette Féral (red.)
Ariane Mnouchkine & das Théâtre du Soleil
Uitg. Alexander Verlag Berlin, 206 blz., € 24,90