Theater van Les Koerbas, Lviv. 2 augustus 1946.

Op een zomerdag in augustus 1920, midden in de oorlog, voerde een groep Oekraïners Macbeth op. Ze waren in Kyiv geweest, maar de stad was verwoest, gevaarlijk en bood nauwelijks levensonderhoud, laat staan theater. Ze reisden door een oorlogsgebied naar Bila Tserkva, en arriveerden daar tegen het einde van de gevechten tussen Polen en bolsjewieken (die door de bolsjewieken werden gewonnen). Ze waren niet veilig, helemaal niet. Toch maakten ze onder deze omstandigheden van extreme oorlog een toneelstuk over de moord op een koning en de daaropvolgende chaos en verwoesting, pijnlijk relevant voor alle toeschouwers die niet alleen de Eerste Wereldoorlog hadden moeten doorstaan, maar ook de hevige gevechten om de controle over deze regio na de ineenstorting van het tsarenrijk. Zij kenden de oorlog, zij kenden de chaos, zij kenden de pijn. Zo ook de acteurs.

Ik heb de laatste tijd veel aan deze voorstelling uit augustus 1920 moeten denken. Ik heb een boek geschreven over deze kunstenaars, maar nu hebben de verse beelden van de verwoestingen in Kyiv, en de terreur in Boetsja en Irpin, mij nog meer de kracht van dat moment laten zien: theater maken op zoʼn ogenblik! Ik moet ook denken aan het lot van die acteurs. Sommigen werden oud met een sovjetpensioen. Sommigen werden gearresteerd en naar de goelag gestuurd; sommigen zijn nooit meer hersteld, sommigen zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog vertrokken. De artistiek leider van deze groep, Les Koerbas, werd in 1933 gearresteerd en in 1937 door de sovjets in het hoge noorden doodgeschoten, samen met meer dan honderd van de besten uit de Oekraïense culturele elite. Hun huis in Kharkiv, waar velen van hen woonden, heette Boedynok Slovo, het Gebouw van het Woord, en de Russen beschoten dit begin maart dit jaar. Ik zou daar deze zomer verblijven om te werken aan een boek over de vrouwen in het theater van Les Koerbas. Dat project lijkt nu nog schrijnender (wie schrijft er nu op dit moment boeken over actrices?!), maar ook urgenter, omdat de beschieting van het Gebouw van het Woord een letterlijke manifestatie is van wat de Russen proberen te doen, namelijk Oekraïne vernietigen. Als we de wapens niet oppakken, is de enig mogelijke reactie het verkondigen van de buitengewone cultuur van deze regio. Maar die taak stuit op het Imperium.

De cultuur van Oekraïne is heel vaak genegeerd door wetenschappers en een publiek dat gefascineerd is door ʻRussische’ kunst. Alle sovjetkunst wordt daardoor ʻRussisch’, alle avant-garde uit de jaren twintig van de vorige eeuw wordt de ʻRussische avant-gardeʼ in Moskou, en voorstellingen in afgelegen kleine steden van het voormalige tsarenrijk moeten het al meer dan honderd jaar afleggen tegen het ʻRussischeʼ theater. De oorlog (of beter gezegd, deze fase van de oorlog, aangezien de oorlog al in 2014 is begonnen) daagt ons uit om deze culturele hiërarchieën te heroverwegen. De kunsthistoricus Piotr Piotrowski heeft erop gewezen hoe bepaalde plaatsen – Berlijn, Londen, Parijs, Sint-Petersburg – universele steden van het modernisme of de avant-garde zijn geworden, terwijl plaatsen als Warschau of Kyiv zijn gedegradeerd tot het nationale, tot het ʻPoolseʼ modernisme of het ʻOekraïense modernismeʼ. En dan hebben we het nog niet eens over Zaporizja, dat nu bekend staat als de locatie van een kerncentrale; maar wist u dat het in de jaren twintig van de vorige eeuw een locatie was van op Bauhaus geïnspireerd modernisme? De mentale kaarten die westerse kijkers en lezers in hun hoofd hebben, zien West-Europese hoofdsteden, New York of Washington, DC of Moskou als centra, en plaatsen als Kyiv als secundair, perifeer. Deze culturele kaarten vinden een politieke vertaling – bedenk eens hoe, in de gespannen aanloop naar 24 februari, de discussie zich concentreerde op de NAVO en Moskou, terwijl er weinig aandacht was voor het eigenlijke land waarvan het bestaan op het spel stond. Het Oekraïense Instituut, de cultureel-diplomatieke vleugel van het Oekraïense ministerie van Buitenlandse Zaken, heeft een petitie laten rondgaan om de Russische cultuur te boycotten, met als argument dat de Russische kunst waar de mensen zo van houden verweven is met de Russische staat, en dat de onvoorwaardelijke aanvaarding van de Russische cultuur in feite andere culturen het zwijgen oplegt en negeert, culturen die de Russische staat in de loop der eeuwen vaak heeft proberen te onderdrukken. Cultuur is een vorm van zachte macht geweest om mentale kaarten te maken, kaarten waarop Oekraïne bijvoorbeeld niet bestaat. Niemand behalve specialisten op het gebied van het Oekraïens theater, of de Oekraïners zelf, weet van die moedige voorstelling in 1920 in Bila Tserkva.

Cultuur geeft hiërarchieën vorm, maar kan ze ook uitdagen. ʻTheater in Oekraïneʼ betekent vandaag misschien vooral de verschrikkingen van de schouwburg van Marioepol, waar reddingswerkers tot op de dag van vandaag geen mensen kunnen redden door de aanhoudende Russische beschietingen. Maar theater in Oekraïne betekent meer dan alleen schuilkelders; in feite kent deze regio een rijke theatercultuur. Je zou kunnen denken dat theater onbelangrijk is, of beter gezegd, nauwelijks net zoʼn cruciale rol vervult in het begrijpen van Oekraïne als de geopolitiek, de diplomatie, of Poetin. Maar in feite weerspiegelt theater de samenleving, vooral op een plek als Oost-Europa, waar theater een speciale betekenis verkreeg omdat er lange tijd geen politieke natie was, of een duidelijke route voor politieke expressie. Op deze plaatsen weerspiegelde het theater de waarden, de dromen en de verbeeldingskracht van de samenleving. De keuze om ons te richten op de Oekraïense cultuur daagt de hiërarchieën uit, wist de uitwissing uit, en stelt de voorstelling van zaken ter discussie die Rusland als het centrum en het beste beschouwt, en de periferie als perifeer. Misschien kan theater het Imperium ontrafelen.

ʻTheater in Oekraïneʼ betekent vandaag misschien vooral de verschrikkingen van de schouwburg van Marioepol

Als je vóór 24 februari Oekraïne en theater googelde, kwam je uit bij het Berezil. In de jaren twintig van de vorige eeuw was dit het grootste door de staat gefinancierde theater in Sovjet-Oekraïne, in de hoofdstad Kharkiv, en het was buitengewoon. Maar toch is het vrijwel uitsluitend bekend bij Oekraïense specialisten of de Oekraïners zelf, een voetnoot in een verhaal van het ʻsovjetʼ-theater. Hoewel het werk van Koerbas lijkt op dat van de beroemde Moskouse regisseur Vsevolod Meyerhold is de genealogie van zijn technieken anders, een weerspiegeling van Koerbasʼ jeugd in het Habsburgse Rijk: rondreizende Oekraïenstalige theatergroepen, Duitstalig theater in Wenen en Pools modernisme in Lviv (toen nog Lemberg), alsmede enkele jaren van experimenteren met een moedige groep acteurs in Kyiv en zijn buitenwijken, waaronder Bila Tserkva in 1920.

Koerbas zelf probeerde het Imperium te ontrafelen. In 1930 weigerde hij naar een theater-ʻOlympiadeʼ in Moskou te gaan, juist omdat hij vond dat zijn theater op gelijke voet stond met de beste theaters in Moskou – hoewel die het waren die een oordeel moesten geven in de competitie tussen de perifere niet-Russisch-talige theaters. Hij verwierp die sovjet-imperiale hiërarchie. Een van de meest fascinerende voorstellingen die de creativiteit van zijn gezelschap toont, werd niet door hem geregisseerd, maar door zijn drie protegés, die allen belangrijke figuren in het theater zouden worden na de moord op Koerbas in 1937. Koerbas creëerde in feite een school, een erfenis van praktijken, technieken en ideeën over theater die het theater in Oekraïne gedurende de hele twintigste eeuw vorm zouden geven. De allereerste Oekraïense muzikale revueshow ooit, Hello from Radio 477! uit 1929, was geïnspireerd op cabaretvoorstellingen in Weimar-Berlijn die Koerbas en zijn collegaʼs hadden bijgewoond. Het was een bizarre voorstelling die puur Sovjet-Oekraïne was: grappen over Moskou, grappen over het gebrek aan producten in de winkel, grappen over plaatselijke literaire beroemdheden, dit alles begeleid door een jazzy soundtrack. In één scène paradeerden literaire figuren in maskers met dansende meisjes in een café dat ʻDe Helʼ heette. Virlana Tkacz, Tetiana Roedenko en Waldemar Klyoezko stelden in 2018 een tentoonstelling samen in het Art Arsenal museum in Kyiv over Koerbas, en ensceneerden de muziek van Hello. Ik had het geluk om die te mogen horen, en was stomverbaasd over hoezeer die op Hollywood leek, hoe weelderig, en hoe die de ruimte van deze voormalige fabriek vulde.

Zoiets bestond nergens anders in de Sovjet-Unie of Oost-Europa. Het is een typisch moment dat de creativiteit van het Kharkiv van 1920 vertegenwoordigt. Die creativiteit is niet met Koerbas gestorven, maar de erfenis is vandaag wel precair. Niet alleen Koerbasʼ huis, maar ook het prachtige plein waar hij elke dag overheen liep naar het theater, ligt er verwoest bij. Ik aarzel om naar de theaterarchieven te vragen.

Er zijn nieuwe Koerbassen in Oekraïne vandaag. Vóór 24 februari was het theater in Oekraïne een dynamisch landschap. Je had een voorstelling kunnen zien in Teatr Lesi in Lviv, een voormalig Russischtalig sovjetleger-theater dat overleefde en omgevormd werd tot een hippe Oekraïenstalige theaterruimte, gerund door een groep fenomenale kunstenaars-activisten. Nu hebben ze hun theater veranderd in een schuilplaats en werken ze aan de ondersteuning van alle ontheemden die door de stad komen. Hun eigen levens staan op het spel. Maar binnenkort zullen zij – net als Koerbas met Macbeth – verhalen vertellen over deze oorlog. Hun verhalen, en de Oekraïense cultuur waarbinnen die worden verteld, moeten centraal staan, niet in de marge van Moskou of zelfs Warschau. Oekraïne moet in het centrum van zijn eigen verhaal staan.

De noodzaak om culturele centra en periferieën van plek te laten verwisselen is een politieke strijd. Onlangs ruilde sterdanseres Olga Smirnova het Bolsjoi Ballet in voor Het Nationale Ballet van Nederland; ze kon niet langer dansen voor een staatsinstelling die oorlog propageerde. Op hetzelfde moment dat Smirnova zich opmaakte om Rusland te verlaten, vermoordden Russen op 17 maart in Kyiv de Oekraïense danser Artem Datsyshyn en de Oekraïense actrice Oksana Sjvets. Smirnovaʼs daden laten zien dat cultuur en politiek diep met elkaar verweven zijn, en dat dansen voor het prestigeballet van de Russische staat impliciet betekent dat je de oorlog goedkeurt – precies de oorlog die Oekraïense kunstenaars het leven heeft gekost. Deze oorlog dwingt ons misschien achter het mooie toneelgordijn te kijken om te onderkennen hoe de kunsten ontegenzeggelijk politiek zijn. Het ontrafelen van het Imperium vergt niet alleen het opeisen van politieke soevereiniteit, maar ook het erkennen van je eigen culturele soevereiniteit.

Mayhill Fowler is cultuurhistorus en universitair hoofddocent geschiedenis aan Stetson University. Ze is auteur van Beau Monde on Empire’s Edge: State and Stage in Soviet Ukraine (Toronto: University of Toronto Press, 2017). Vertaling: Menno Grootveld