Minder dan één jaar geleden - en het heeft zin ons dat te realiseren - zijn we er aan gewend geraakt dat van die ruime halve procent binnenkort eenderde dreigt te worden afgehakt, een strafexpeditie die niet in verhouding staat tot het gemiddelde niveau van crisisbesparing van tussen de acht en tien procent (Defensie, Zorg). De bedenkers, staatssecretaris Zijlstra van OCW en zijn ambtenaren, noemen de strafexpeditie Meer dan kwaliteit. Deze trouvaille komt waarschijnlijk uit een denktank van enkele hoogleraren openbare financiën & kunsten, die een sponsor- en mecenaatssysteem voor ogen staan naar Anglo-Amerikaans model, waar (a) ons fiscale stelsel niet op is ingericht en waarvoor (b) de kunsten worden onderworpen aan een shock & awe-oorlog die zij niet zullen overleven, dan wel met grote letselschade, dramatisch verlies aan kwaliteit en kolossale intellectuele en esthetische ‘kapitaal’-vernietiging.
Nog niet zo heel erg lang geleden - en het heeft zin om ons dat te herinneren - bestonden onze podiumkunsten uit enkele grote gezelschappen die in hun eigen overproductie dreigden te verstikken en die nogal ondoordringbare bastions waren geworden. Toen die gezelschappen uit elkaar brokkelden en er nieuwe, kleinere troepen uit ontstonden, ontwikkelde zich daarnaast een theatercultuur die - en het heeft zin ons dat te realiseren - grillig, rijk, veelkleurig is en niet te vergeten ruimhartig in het bieden aan beschermde, veilige podia waar pril talent kan zoeken en groeien. Nationaal en internationaal gekende auteurs als Judith Herzberg, spelers als Elsie de Brauw en Pierre Bokma, regisseurs als Johan Simons, Ivo van Hove en Ad de Bont, zijn de typische ‘produkten’ van die theatercultuur. Net als groepen als Dood Paard en Orkater, de Veenfabriek en Bambie, het Nederlandse kindertheater en de moderne (jeugd)dans. De cultuurpolitici van dit moment willen daarvan niets meer weten. Het kroonlid Melle Daamen van de Raad voor Cultuur, zich nog altijd noemend het wettelijke adviesorgaan en het parlement op het terrein van de kunst, bekende onlangs tijdens een discussie met die Raad, dat ‘visonaire gedachten op het terrein van de kunsten’ onder het huidige politieke gesternte ‘in Den Haag ongewenst zijn geworden’.
Binnenkort zullen we tegen onszelf kunnen zeggen: nog niet zo heel erg lang geleden - misschien herinnert u het zich nog - genoten we van avonden waarop ‘t Barre Land Koning Lear speelde, Theater van het Oosten Molière’s Mensenhater gaf, Discordia Bernhards Theatermaker hernam en Dood Paard hun Othello-versie Bye Bye, Orkater Bij het kanaal naar links speelde op tekst en in een decor van Alex van Warmerdam. Dat was, weet u het nog, het seizoen 2011-2012, het seizoen van vóór de Grote Afbraak, dat begon met de reprise van Shakespeare’s Storm in de versie van Liesbeth Coltof en Rieks Swarte.
Allemaal verdwenen, allemaal weg!
Dat verdwijnen, dat is de natte droom van de staatssecretaris, zijn huidig ambtenarenapparaat, zijn in overheidsfinanciën & kunsten professorende denktanken en van de Minister-President, wiens mantra het tegenwoordig is dat Nederlandse kunstenaars maar één houding kennen: de rug naar het publiek en de ogen op de portemonnee van de overheid.
Zij gaan allemaal een ijskoude kermis tegemoet. Kunstenaars laten zich immers niet temmen of de mond snoeren. Wordt vervolgd.