Je kunt natuurlijk doen alsof je gek bent en Intensive care van Rosita Steenbeek lezen als een roman, zoals de uitgever het boek middels een grote advertentie aanprijst. Om vervolgens gek van ergernis te worden, zo stokkend sleept het verhaal met duizend-en-één komende en gaande personages zich voort. Je kunt natuurlijk ook doen alsof je gek bent en Intensive care van Rosita Steenbeek lezen als een persoonlijk verslag van rouwverwerking, waarin groot verdriet wordt geschraagd door mooie woorden. Om vervolgens gek van ergernis te worden, zo larmoyant en zonder enige terughouding wordt het eigen drama geëtaleerd, en zo weinig opzienbarend is haar schrijfstijl. Hoe je het ook wendt of keert, dit boek ontleent zijn enige belang aan het feit dat schrijfster Rosita Steenbeek — u weet wel, al is ook dat bij nader inzien de vraag — ons hierin deelgenoot maakt van het verlies van haar vader en haar herstel van een auto -ongeluk. Als je dit feit eenmaal hebt geaccepteerd, wordt het dan een beter boek?

Ik denk het wel.

Afgelopen week ben ik van verschillende kanten geattendeerd op de advertentie waarmee Steenbeeks uitgever haar nieuwe boek aan de man probeert te brengen. Te groot, luidde het algehele oordeel, en dan ook nog met «zo’n foto». Het is de foto die ook het omslag van Intensive care siert, en eerder al de cover van Volkskrant magazine, ter begeleiding van een interview met de schrijfster. Cornelie Tollens fotografeerde Rosita Steenbeek als een Rossetti-achtige schoonheid, happend in de bloem des doods. Om deze foto af te doen met: «Jezus, wat een aanstelster» is net zoiets als Donald Duck verwijten dat hij een strip figuur is. De foto geeft exact weer wat Intensive care is: een proeve van theatrale zelfvergroting. Mocht die theatraliteit je ergernis opwekken, dan hoef je ook niet aan het boek te beginnen.

De wijze waarop Steenbeek van de wereld haar schouwtoneel maakt, maakt deel uit van de zelfvergroting. Zonder gêne beschrijft ze hoezeer iedereen onder de indruk is van haar lot. De vrouwelijke dominee in het ziekenhuis aan wie ze haar verhaal doet, krijgt tranen in de ogen. Als ze tijdens de boekenweek koste wat kost wil optreden vanwege het thema «de dood» vertelt ze aan de zaal hoe goed ze zich op het thema heeft voorbereid, en: «er gaat een heftige reactie door de zaal». Haar ouders, vrienden, broers, zussen en neefjes behoeven geen introductie, maar zijn vanzelfsprekend «papa» en «mama», «Youp» en «Mieke». En papa is de allerliefste, meest bijzondere, grappige en inspirerende papa in de wereld.

Afgeknipte lokken van de dode vader, een goud gespoten korset, het luisteren naar Bach, het verlangen naar een nieuwe liefde — het zijn de elementen in een opera. Als na het auto-ongeluk haar jas opengeknipt moet worden in het ziekenhuis is dat een «Siciliaanse jas». Ze smeert zich niet in met crème of lotion, maar met «Dolce vita». Vreemd genoeg beschrijft ze alleen de schoenen niet die ze kwijtraakt bij het ongeluk, terwijl die op de laatste pagina’s een prominente rol spelen. De politie heeft ze gevonden in het gras, op de plek waar de auto van de Steenbeeks tegen een boom knalde. Een jaar na dato worden ze uit een doos gehaald, en staat Rosita weer met ze in haar handen. Ik stel me voor dat ze vuurrood waren, met dramatisch hoge hakken.