Het leek een verstandshuwelijk en zo werd het vorig jaar ook genoemd: Theu Boermans’ De Trust zat aan zijn plafond en kon niet meer doorgroeien; Art & Pro van Frans Strijards leek op de nominatie te staan in de Kunstenplanperiode 2001-2004 als toneelformatie van de kaart te worden geveegd. Samen hadden ze als De Theatercompagnie («In Art We Trust» luidde het ongetwijfeld boven een goed glas wijn uitgevonden motto) een kans. Boermans werd artistiek directeur, Strijards vaste huisregisseur, huisschrijver en — door middel van workshops en regies met jonge toneelspelers — de verantwoordelijke man voor aanwas en groei van vers talent. Strijards in een vraaggesprek met HP/De Tijd (5 januari 2001): «Het zou heel leuk zijn als er in een zekere rust en in een zekere weloverwogenheid toneel ontstaat dat geen onzin is. De inzet van de fusie is dat we elkaar wat leren.»

En ook Boermans bleek in hetzelfde interview tevreden met het fusieresultaat: «Omdat Frans een regisseur is die van groot belang is voor het Nederlandse toneel. Frans is een toneelbeest dat bereid is met zijn leven te betalen voor wat hij wil maken in zijn werk. Die doet niks vrijblijvends. Dat is mijn liefde en mijn begrip voor Frans. Ik wil wat hij doet beschermen. In een toneelcultuur als de Nederlandse dreigt daarvoor geen plaats meer te zijn. Alles moet in dit land een hype zijn, anders is er geen ruimte voor. Verschrikkelijk: nieuw nieuw nieuw, jong jong jong! In dat verstikkende klimaat wil ik Frans de ruimte geven die hij nodig heeft om zijn voorstellingen te maken, zijn stukken te schrijven. En hij heeft een gesprekspartner nodig. Die hoop ik voor hem te zijn; de toekomst zal uitwijzen of dat lukt.» Waarvan acte!

Nauwelijks één jaar later lag de zaak al in puin: kranten meldden begin dit jaar wat in de wandelgangen al sinds november vorig jaar rond zong: De Theatercompagnie stond binnen tien maanden voor een kwart van haar eigen jaarbudget in de rode cijfers, een tekort van bijna één miljoen euro. De zakelijk leider, Roelf Huizinga, werd uitgerangeerd en op last van de voornaamste subsidiënt, het ministerie van oc&w, werd een troubleshooter op diens post gezet: Ocker van Munster (Bureau Beerenschot). Artistiek directeur Theu Boermans, op dat moment aan het regisseren aan het Weense Burgtheater (een bewerking van het Gilgamesj-epos) zweeg. Frans Strijards, op dat moment met het complete tableau de la troupe van De Theatercompagnie aan het werk aan een nieuw stuk van de Israëlische schrijver Joshua Sobol, Hooguit zeventien, gaf die regie terug en verdween. Er is sindsdien niets meer van hem vernomen.

Wel van Boermans. Bij terugkomst uit Wenen meldde hij in NRC Handelsblad (9 maart jl.) laconiek dat hij het rampzalige tekort van zijn gezelschap willens en wetens heeft veroorzaakt: «Ik heb deels bewust het budget overschreden. Ik vond dat niet zo erg, het hoort bij de opstartproblemen.» Voorts meldde Boermans dat hij voornemens was zijn thuistheater aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal te verkopen aan een horecaondernemer, hetgeen hem door het ministerie van oc&w is verboden. Toen was al bekend geworden dat dit theater komend najaar is verhuurd aan Joop van den Ende Theaterproducties, die daar het Amerikaanse teleplay Requiem for a Heavyweight van Rod Serling gaat brengen. In de jaren zestig is dat stuk in Nederland beroemd geworden door de vertolking door Ko van Dijk, bij Van den Ende gaat Victor Löw de titelrol spelen. Mark Rietman regisseert. Waar De Theatercompagnie in die maanden naartoe moet, wie er worden ontslagen en wie niet, hoe het repertoire er in het seizoen 2002-2003 uitziet — het is allemaal volstrekt onduidelijk. Wat er nog over is van de breed uitwaaierende idealen waarmee de fusiepartners begin 2001 van start gingen, daar heeft niemand het meer over.

Het lijkt ondertussen de hoogste tijd voor het stellen van een paar vragen. Allereerst over de verantwoordelijkheid voor het tekort. Als het waar is dat de begrotingsoverschrijding door Theu Boermans bewust is geforceerd, dan moeten er méér mensen van hebben geweten dan de man zelf en de nu geschorste zakelijk leider. Was men op het ministerie op de hoogte? En wat deed het bestuur van De Theatercompagnie? Trouwens, een beetje ingevoerde toneeltoeschouwer kon de rampen in het afgelopen toneelseizoen letterlijk zien aankomen. Voor de megaproductie van Lulu (auteur: Wedekind, productie: De Theatercompagnie, regie: Theu Boermans, première in het voorjaar van 2001) werd het eigen theaterhuis ingrijpend verbouwd en gedeeltelijk onder water gezet — een «regievondst» die klauwen met geld moet hebben gekost en waarvan de portee mij ontging. Voorts werd voor deze voorstelling een «risicoacteur» (Joop Doderer, met vooraf bekende hart- en geheugenproblemen; de man kan daar verder ook niks aan doen, maar toch) ingehuurd voor een dragende rol. Hij moest halverwege het repetitieproces naar huis, in zijn plaats kwam Jan Decleir — een peperdure vervanging.

Het afgelopen najaar regisseerde Theu Boermans vervolgens de muziektheaterproductie Via Viola, een script uit een dopneuzenwinkel (de afdeling dramaturgie had klaarblijkelijk even zitten slapen) met begeleidende kleutertje-luister-muziek. Het resultaat werd een jammerlijke voorstelling die door de pers werd weggehoond en door het publiek fataal in de steek werd gelaten, maar die desalniettemin met twee containers decor door Nederland en Vlaanderen reisde, ook geen goedkope kwestie. Zo komt Jan Splinter door de winter.

Maar ja, wat wil je, Theu Boermans denkt groot, hij wilde vanaf 2001 eigenlijk een megalomaan gezelschap in de Amsterdamse Stadsschouwburg leiden, wat niet doorging omdat de beoogde fusiepartners (waaronder Hollandia en Toneelgroep Amsterdam) niet wilden en het bestuur van TGA voor Ivo van Hove koos. Het lijkt erop dat Boermans zijn megalomane trekjes nu aan het botvieren is in een gezelschap dat daar de budgetten helemaal niet voor heeft. Om Polonius’ vermaning aan Ophelia uit Hamlet te citeren: ánderen hebben «een leiband die méér vrijheid laat/ dan jou wordt toegestaan».

En nu we het toch over die megalomanie hebben: welke zotten hebben Boermans in vredesnaam in staat gesteld om in een periode dat hij twee toneelgezelschappen «gloeiend aaneen» moest smeden, een gastregie in Wenen te gaan doen? Theatermakers als Boermans zijn toch primair ingehuurd om — ik doe nu even heel kruidenierderig — met Nederlandse belastingcenten in Nederland theater te maken, of heb ik iets gemist? De podiumkunsten liggen aan alle kanten al genoeg onder vuur, dit soort inschattingsfouten en verkeerde frivoliteiten doen het imago van het toneel geen goed.

Mij bekruipt langzamerhand ook de vraag of dit allemaal zomaar kan. In het eerder geciteerde interview (NRC, 9 maart) kondigt Theu Boermans doodleuk «een nieuw beleidsplan» aan. Nieuw beleidsplan? Hoezo? De Theatercompagnie heeft in 2000 een positief advies gekregen van de Raad voor Cultuur op basis van een plan van samenwerking en fusie. Aan die adviezen van de Raad voor Cultuur is in het afgelopen jaar, binnen diverse rechtszaken die podiumkunstenaars tegen de overheid hebben aangespannen, door diezelfde overheid met talmoedische koppigheid vastgehouden, of het de bijbel zelf betrof. Is het Raadsadvies over De Theatercompagnie nu opeens niks meer waard? En waarom dan? Alleen maar omdat ene Theu Boermans het te hoog in zijn bol heeft, willens en wetens op te grote voet leeft, er op beslissende momenten niet is om een crisis in zijn gezelschap op te lossen? Anders gezegd: omdat de artistiek directeur van De Theatercompagnie uitvoering van het positief advies van de Raad voor Cultuur onmogelijk heeft gemaakt, kan die situatie nu opeens worden gelegitimeerd door het schrijven van een nieuw beleidsplan? Geschiedenis verspijkeren op grond van recent verworven inzichten — dat politici zich daarmee bezighouden is al erg genoeg, maar kunstenaars?

Tot slot de positie van fusiepartner Frans Strijards. Een van de laatste keren dat ik hem heb gesproken was in december 2001, tijdens een try-out van wat zijn laatste regie bij De Theatercompagnie lijkt te zijn geworden, Esprit. Ik hield die avond de eerste van een serie inleidingen bij deze voorstelling, die overigens ging over het fysieke gevecht tegen kanker en over het literaire gevecht met de dood. Die dag had ik met De Theatercompagnie gebeld om te horen welke Strijards-voorstellingen voor het komende seizoen ik die avond bij het geïnteresseerde publiek kon aanbevelen. Deze voor de hand liggende vraag resulteerde aan de andere kant van de lijn in een nerveus gestotter, in ieder geval kwam er geen helder antwoord. In de weken daarna is dat antwoord ook uitgebleven: het leek er dus op dat Strijards het eerste slachtoffer ging worden van het flamboyante begrotingstekort waar hij geen verantwoordelijkheid voor droeg.

Toen Strijards in februari jl. zijn regie van Hooguit zeventien teruggaf en in de anonimiteit verdween, reageerde Theu Boermans vanuit Wenen onthutst: hij begreep het niet, het ging toch zo goed, had hij vernomen. Ik vond die reactie — gepubliceerd in een Volkskrant-interview — ronduit hypocriet: huisregisseur Strijards, klaarblijkelijk onzeker over het feit of hij dat binnenkort nog wel zal zijn, is in Amsterdam aan het werk met spelers die niet weten of ze volgend seizoen nog wel een contract hebben, de werkomstandigheden zijn belazerd (een medewerker van De Theatercompagnie die niet met zijn naam in de krant wil, deelde me mee dat het budget voor het decor van de voorstelling Hooguit zeventien zonder enig overleg met een dikke zestig procent was gekort), en vanuit een burcht in Wenen spreekt artistiek leider Boermans zijn deernis en verbazing uit.

Ik zou willen dat Frans Strijards in het openbaar zíjn deernis en verbazing uit zou spreken. Maar ik snap verdomde goed dat hij dat niet doet. Met vrienden als de fusiepartners van De Theatercompagnie heb je immers geen vijanden meer nodig. Ik herhaal nog maar eens wat Theu Boermans op 5 januari 2001 in een vraaggesprek meldde: «Frans Strijards is een toneelbeest dat bereid is met zijn leven te betalen voor wat hij wil maken. Die doet niks vrijblijvends. Dat is mijn liefde en mijn begrip voor Frans.»

Een bijfiguur in Shakespeares Hamlet zal in de komende weken avond aan avond verzuchten: «There’s something rotten…» Ik hoop dat Theu Boermans in de regie van zijn ongetwijfeld succesvolle reprise iets van de grote Engelse bard en zijn vertelling over broedermoord zal hebben opgestoken.

Dat is wel het minste.

En hoog tijd.

Wellicht nog niet te laat.