Het algoritme moet niet denken dat het me te pakken heeft. Ik heb mijn OV-chipkaart, maar ook een anonieme OV-chipkaart – en soms reis ik met de ene kaart ergens heen, en met de andere terug. Halverwege de dag wissel ik van mijn iPhone naar iPad zodat Apple nooit mijn echte schermtijd kan berekenen. Op de socials volg ik BN’ers en politici die ik vreselijk vind. Op Funda geef ik als zoekopdracht steevast ‘Oegstgeest’ en scroll ik op de kaart vervolgens naar Amsterdam. Ik heb op Spotify de halve dag keurig verantwoorde klassieke muziek opstaan – met het geluid uit. En dan die vijf minuten dat ik wel zin heb om muziek te luisteren, laat ik ’m overspringen van de Enigmavariaties naar – bam! – ACDC’s Thunderstruck en geloof me, het algoritme weet niet wat het overkomt. Daarna zet ik ’m weer terug op klassiek en is het algoritme helemaal zo van ‘Wooow, gebeurde dat nu echt of droomde ik het maar?’
Ik ben de baas hier. Yo no soy marinero, soy capitan.
Als ik in mijn werkkamer zit te schrijven, zet ik in mijn woonkamer op Netflix een film aan in de categorie arthouse. Kost me niks, ik hoef de films niet te zien, maar alle Zweedse en Franse en Derde-Wereld-achtige drama’s tellen bij elkaar op en maken mijn Netflix-profiel net weer wat cultureel hoogdravender. Hoe moeilijker en somberder, hoe beter. Weer Amour, weer Das weisse Band. Het algoritme moet onderhand denken dat ik Michael Haneke zelf ben.
Maar het is ook zomer. En je wilt niet altijd werken. En soms word je moe van je eigen slimmigheden en als je dan opstaat om thee te zetten en terugloopt richting werkkamer, blijf je toch maar voor de tv plakken en zit je zo’n lange, oude film uit.
Het vreemde is, als je een tijdje films kijkt die ouder dan 25 jaar zijn, dat mannen opeens een buikje hebben. Niet de bijfiguren maar gewoon de hoofdrolspelers. Of ze zijn niet afgetraind, maar simpelweg heel mager. Of ze hebben een beetje scheve tanden. Woody Allen heeft het er in Annie Hall steeds over hoe hij kaal wordt. In Ordinary People ziet Donald Sutherland er ouder uit dan hij er nu uitziet. In Soldaat van Oranje moet die ene bokser doorgaan voor gespierd – Rijk de Gooyer: ‘Heb je ook spieren op je nieren?’ – maar hij is gewoon een beetje chubby.
Eigenlijk is dat niet vreemd. Zo zien mensen er in het echt ook uit. Het omgekeerde is vreemd: acteurs en actrices zijn er steeds meer uitgesproken uit gaan zien. Dat is meer dan het standaard schoonheidsideaal. Het is eerder dat acteurs en actrices of heel knap moeten zijn, of behoorlijk lelijk, en daar dan naar behoren naar spelen. Een beetje-beetje kan niet meer.
Het dilemma zit mooi in een aflevering van de comedyserie 30 Rock, over de makers van een live sketchshow. Tijdens de zomerbreak komt een van de actrices wat aan, waarop de producenten haar een ultimatum stellen: of vijftien kilo afvallen of dertig kilo aankomen.
Het essay dat ik deze zomer overal geretweet zie worden gaat over ‘athleisure’ en ‘self-optimization’. Het is geschreven door Jia Tolentino, die wordt aangeprezen als ‘de Joan Didion van onze tijd’. Het is een voorpublicatie uit haar boek Trick Mirror en gaat, voor het grootste deel, over hoe we naar onszelf kijken, als project, als prestatie, vol verbeterpunten. Tolentino is geen Didion – ze is te extravert, te grappig, ze mist de zwaarte, Didions morele ambiguïteit.
‘The ideal woman’, schrijft Tolentino, ‘is always optimizing’. Ze maakt gebruik van de markt – in die zin dat ze zich zo begeerlijk mogelijk presenteert en dus een hogere ‘marktwaarde’ heeft, én in de zin dat ze de perfecte consument is: ze weet precies wat waar te kopen om er zo begeerlijk mogelijk uit te zien. Ze maakt gebruik van technologie, van fotofilters, van kont-liftende sportbroeken, van smart beha’s, van de meest effectieve make-up die de wetenschap heeft ontworpen. Ze is een wandelende Instagram.
Tot zover bekend. Maar waar Tolentino eigenlijk over schrijft is wat ze ‘athleisure’ noemt. Het idee dat streven naar fysieke perfectie een lifestyle is geworden; niet het slank-zijn is het doel, maar laten zien dat je smoothies drinkt, naar de sportschool gaat, dure sportkleding draagt lang nadat je de sportschool hebt verlaten. Het gaat er niet om dat je je wespentaille en je thigh gap laat zien, maar dat je laat zien hoe hard je daarvoor werkt.
Athleisure is het perfecte dubbelsnijdende zwaard, volgens Tolentino. Als vrouw geef je je verzet tegen het schoonheidsideaal op, maar presenteer je je leven alsof je daar alleen maar blij om bent. Jij kan de strijd aan, jij gaat ervoor, jij zit niet bij de pakken neer, #feminism! Maar eigenlijk speel je met je eigen ketenen.
Ik las het en dacht steeds: en de mannen dan? Die staan toch net zo hard in de sportschool? Ik moest denken aan de besnorde, bebuikte beste vriend van Billy Christal die in When Harry Met Sally… voor rokkenjager door moet gaan. Zouden er nu nog athleisure-vrouwen voor hém naar de sportschool gaan? Nee. Hij zou niet eens op tv mogen.