Wat in de vloed van necrologieën telkens terugkeerde en het overlijden van de jonge romancier en journalist Thomas Blondeau (35) vorige week nog onverteerbaarder maakt: hij had weer geluk in de liefde gevonden, een die voorgaande teleurstellingen op dat vlak naar de achtergrond zou drukken, en hij leek op het punt van een publicitaire doorbraak te staan met zijn derde roman Het West-Vlaams versierhandboek. Op zaterdag 19 oktober stond hij op de cover van een cultuurbijlage van nrc.next. In de weken daarvoor kwam hij al ruim aan bod in interviews in andere publicaties. In twee maanden tijd was het beeld gekanteld van beloftevolle jongeling naar gelouterd auteur die niet alleen literaire inzichten te delen heeft, maar ook biografische bijzonderheden. ‘Blondeau is in zijn nopjes met zijn leven’, heet het in het interview met nrc.next. Uit het portret rijst het beeld op van een gevoelige jongeman die montere lessen heeft getrokken uit zijn tegenslagen in liefde en werk. ‘Zelfs als de zaak hopeloos is, kunnen we niet anders dan verder gaan.’ Uren nadat het interview was verschenen, overleed Blondeau in zijn ouderlijk huis in het West-Vlaamse Poperinge aan een hartslagaderbreuk.

Blondeau’s dood ontketende een barrage van berichtgeving en anekdotiek onder bevriende schrijvers en journalisten. Vooral het Amsterdamse milieu van scribenten klom in de pen om het verdriet over zijn dood te verzachten met liefdevolle woorden. ‘Hij was een natuurlijke spil, een van de weinige mensen die je wilde tegenkomen’, schreef Daniël van der Meer, oprichter van het literair tijdschrift Das Magazin. Geprezen werd vooral zijn mild-ironische inborst die zich volgens Christiaan Weijts uitte in een toon met ‘iets neerbuigends, geamuseerd, en toch met een trage verveling erin’. Maar onder dat ironisch pantser was een sterk verlangen naar oprechtheid zichtbaar. Het enige dissidente geluid kwam van de Eindhovense auteur Henk van Straten. ‘Blondeau en ik waren niet dol op elkaar. (…) Ik zag hem als de archetypische auteur. Colbertje aan, hoogdravend doen over literatuur. Een hautain mannetje’, schreef Van Straten. In 2011 had ik het genoegen met Blondeau samen te werken. We bloemleesden de bundel Agent provacateur: 20 onder 35, een verzameling verhalen van de beste Nederlandstalige auteurs onder de 35 jaar. Hoewel hij vriendelijk en intelligent was, was het lastig om vat op hem te krijgen; hij liet zelden zijn ironische pantser zakken.

Blondeau liet zelden zijn ironische pantser zakken

Thomas Blondeau was de auteur van een smal oeuvre dat over het geheel genomen een wisselvallige ontvangst heeft gekregen. Dat zijn dood toch tot zoveel beroering in de media leidde, heeft dan ook meer te maken met zijn innige banden met jonge schrijvers, columnisten en journalisten dan met zijn literair gewicht. In 2006 debuteerde hij met de schelmenroman Ex, een dynamisch boek over een drietal twintigers, het Esthetisch Affront, dat vooral is opgericht om een ironische levenshouding uit te drukken. Het boek is in gelijke mate geprezen om de levendige stijl en de ongebreidelde fantasie, als bekritiseerd om de onevenwichtige opbouw. Zijn tweede roman, Donderhart (2010), werd stukken minder positief onthaald. Dit boek, dat zich afspeelt tegen de achtergrond van de aanslagen in Londen (2005), vertoonde in sterke mate de gebreken waar het debuut al aan leed: een overdaad aan ironie en een gebrekkige focus.

Kort voor het verschijnen van Donderhart strandde Blondeau’s relatie met een vrouw die zo bijzonder was ‘dat de luchter aanging als ze binnenkwam’. Een periode van liefdesverdriet en somberheid brak aan. In een artikel over zelfdoding in nrc.next (2011) beschrijft Blondeau hoe hij zelf in die periode een zelfverkozen einde overwoog. Tegenslag in liefde en werk hadden die gedachte doen rijpen. Het artikel eindigt geruststellend: ‘Denk ik nog aan zelfdoding? Nee, sinds driekwart jaar niet meer. Ja, het voelt aan alsof ik een ander leven ben begonnen.’ Dat andere leven was op het vlak van werk een vol leven, met een gestage stroom van columns en journalistiek werk. Hij stelde twee verhalenbundels samen en ondernam ondertussen pogingen een derde roman te schrijven. ‘Ik was een tijdlang zoekende, voor ik dit boek schreef’, zei Blondeau in september in de Volkskrant. Dat boek werd zijn derde en laatste boek, Het West-Vlaams versierhandboek. Het boek, au fond een ironisch commentaar op het schrijven van een boek, is een spel met verdichtsel en waarheid en gebruikt de vette karikatuur van het West-Vlaamse platteland om de lezer op het verkeerde been te zetten. Het verwijst ook duidelijk naar de autobiografische levensfeiten van Blondeau. In het boek verlaat hoofdpersoon Raf Fauchery na de zoveelste mislukte relatie Amsterdam en keert terug naar zijn West-Vlaamse geboortegrond om er zijn depressies te verwerken. Daar ontmoet hij een nieuwe liefde en raakt hij verstrikt in een Vlaams-separatistisch tumult. Ook Blondeau zocht de laatste jaren vaak zijn geboortedorp Poperinge op. En sinds een half jaar had hij een bloeiende relatie met een Vlaamse om wie hij overwoog woonruimte in Antwerpen te zoeken.

Het West-Vlaams versierhandboek werd aanmerkelijk beter ontvangen dan zijn voorgaand werk. In dit boek had hij zijn toon en stijl beter onder controle, net als zijn neiging tot uitbundige metaforiek. Geholpen door interviews in het human interest-genre leek hij voorbestemd om de stap te maken naar een groter publiek. Er lag vooral voorspoed op zijn pad. Hij leek de teleurstelling in de liefde te boven te zijn gekomen en hij vertoonde maturiteit als auteur. Het maakt de breed gedeelde observatie onder zijn vrienden des te wranger: Blondeau was duidelijk op weg om een belofte in te lossen.


Foto © Giuliyani