Afgelopen week zijn vele nieuwe Provinciale-Statenleden van de bbb beëdigd. Een Tweede-Kamerpeiling toonde dat deze partij nu virtueel op 28 zetels staat in het parlement en daarmee net de grootste zou zijn. Bovendien is er door de monsterzege van de bbb een patstelling ontstaan binnen de coalitie omdat het cda nu een stok wil steken in de wielen van het stikstofbeleid. Een relatief onnavolgbare draai. Het cda hoopt kennelijk kiezers terug te winnen die het zou hebben genegeerd, door kiezers die daadwerkelijk op hen hebben gestemd (inclusief een ambitieuze stikstofaanpak) te negeren. Hoe dan ook, al deze ontwikkelingen maken de vraag wat voor vlees we nu precies in de kuip hebben met de bbb nijpender.

Op de website van de bbb zijn onder meer de migratiestandpunten van de partij te vinden. De eerste zin luidt: ‘Nederland is een huis, waarin Nederlanders een familie vormen.’ Deze opening sluit naadloos aan – of lijkt, in alle eerlijkheid, een parodie op – de analyse van socioloog Jan Willem Duyvendak. Hij stelt dat in de afgelopen decennia de politiek een vreemdsoortige nadruk heeft gelegd op de gedachte dat iedereen recht heeft op een ‘thuisgevoel’ in Nederland. Op dit punt is de bbb dus geenszins vernieuwend. Nu blijkt uit empirische onderzoeken dat het hebben van een thuis ontegenzeglijk belangrijk is voor het welbevinden van de mens, een existentiële behoefte zelfs. Maar de vraag die het werk van Duyvendak oproept is of we de verwachting van ‘je thuis kunnen voelen’ niet moeten beperken tot de privé-sfeer.

Zijn onderzoek in The Politics of Home toont dat een thuisgevoel ons alleen in heel specifieke omstandigheden overvalt, zoals in een vertrouwde omgeving en in gezelschap van gelijkgestemden van wie we houden. En dat zijn nu net niet de omstandigheden die de democratische politieke arena aan burgers biedt. In die arena moeten zij zich juist (leren) verhouden tot onbekenden, diversiteit en verschil in, zeg, politieke opvattingen, levensstijlen, religie en uiterlijk. Iedereen moet zich in een democratie natuurlijk vrij, veilig en tot op zekere hoogte verbonden voelen, maar thuis - een complexe en veeleisende emotie - is maar zeer de vraag. De taak van de democratie is politiek conflict geweldloos institutionaliseren, niet ieder mogelijk sociaal ongemak wegnemen.

De belofte van de natie als huis is daarmee niet alleen overambitieus, ze leidt ook steevast tot uitsluiting. In plaats van dat politieke discussies over, bijvoorbeeld, minderheidsrechten of activisme besproken worden in een vocabulaire van democratische rechten en plichten draaien deze discussies plots om de gevoelens van huiselijkheid van ‘de gewone Nederlander’. Hijabs in het straatbeeld? De huidskleur van Zwarte Piet wijzigen? Daar gaat ons thuisgevoel!

De metafoor van Nederland als huis plaatst ook migratiediscussies altijd in een context van gastheren, gasten en gastvrijheid: wie mag er in ons huis logeren? Het verbaast dan ook niet dat de bbb stelt dat er een acute asielstop moet komen, omdat ‘ons éigen familieleven wordt aangetast door onze gastvrijheid’. Nu hangen de rechten die asielzoekers en vluchtelingen hebben zodra ze in Nederland aankomen niet af van (al dan niet) aanwezige gevoelens van gastvrijheid, maar van mensenrechten en de democratische rechtsstaat. Het beeld van Nederland als huis – met een logeerkamer voor migranten – helpt ons daarom weinig verder bij het beter begrijpen van het migratievraagstuk, zeker als het asiel betreft.

De kleur van Zwarte Piet wijzigen? Daar gaat ons thuisgevoel!

Dit lijkt de bbb niet te deren. Laten we het Vluchtelingenverdrag uit 1951 aanpassen, stellen ze, dan máken we van Nederland een huis. Hun migratiestandpunten porren daarmee – net als hun stikstofvoorstellen – vol bravoure in de chronische spanning tussen rechtsstaat en democratie die iedere democratische rechtsstaat kent. Waarom is ‘omdat de rechter het zegt’ een argument? Waarom kunnen wij Europese regelgeving of mensenrechtenverdragen niet veranderen?

De politieke tegenstanders van Caroline van der Plas zullen in de komende tijd moeten toegeven dat het uiteraard mogelijk is – en soms terecht kan zijn – verdragen en EU-regels te wijzigen, tenminste, als grote meerderheden dat echt willen. Maar simpel is het niet en het zal ook zeker niet binnenkort lukken. Het huidige vluchtelingenrecht is bijvoorbeeld verankerd in de kernverdragen van de EU. Een relevante vraag is daarom: hoe wil de bbb de juridische kaders gaan wijzigen? Gezien het vigerende recht zullen hun standpunten op de korte termijn niets opleveren, want de rechter zal ingrijpen als regels en rechten geschonden worden. En zonder praktische strategie blijven de belangrijkste beloften van de partij ook op de lange termijn lege hulzen.

Tegelijkertijd zal het niet werken om uitsluitend te benadrukken dat rechtsregels veranderen bewerkelijk kan zijn (noch om direct te capituleren, zoals het cda doet). De huidige tijd vraagt om bevlogen visies waarom klimaatbeleid, stikstofregels en vluchtelingenrecht waardevol zijn, terwijl perspectief en compensatie geboden worden aan mogelijk benadeelden. We voldoen niet aan regels omdat het regels zijn – dat is om veel redenen een armetierige gedachte – maar omdat we ooit om goede redenen met ze instemden.

Lees verder: