De crisis rond Irak is bij ons al weken het onderwerp.
‘Oorlog en dood zijn het ergste niet. Het ergste is het gezichtsverlies’, opende ik gisteren, terwijl mijn wederhelft een mierzoete zelfgebakken appelpunt bij de koffie serveerde. ‘En by the way, schat, waarom smaakt de koffie de laatste tijd zo bitter?’
‘We steunen al een tijdje de koffieplantages in de ontwikkelingslanden, lieverd. Ik ben vergeten om het je te melden. Ik wist dat je het eens zou zijn met mijn beslissing. Als ik het gevraagd had zou míjn beslissing weliswaar officieel ónze beslissing zijn geworden, maar waar liefde en vertrouwen heersen, horen formaliteiten niet thuis. Dat is toch ook jouw standpunt. lieverd?’
‘En toch, als ik zo vrij mag zijn, ik proef arsenicum. Zou ik de voorraadkast en ook je nachtkastje eens mogen inspecteren?’
‘Dat nooit! Dan drink ik nog liever je kopje leeg’, barstte mijn vrouw in tranen uit. Ze snikte zo hevig dat zij het porselein uit haar vingers liet glippen, terwijl ze het kopje gulzig naar haar lippen bracht.
Pluto, onze hond, kroop uit zijn mand en maakte aanstalten om aan de drab te gaan likken. Als één man wierpen we ons op hem, mijn vrouw en ik.
‘Koffie’, mompelden we in koor, ‘is niet goed voor honden.’
Het wederzijds vertrouwen is hersteld. We staan weer open voor het wereldnieuws.