Hoofden van de Oayapok! is een tekst van Albert Helman, de grote verhalenverteller uit Suriname, 92 jaar oud nu. Hij voltooide de tekst als roman in 1983. Het is een tijdloos boek over nergens-thuis-zijn, over wanhopig klauwen naar de wortels van het bestaan, die fameuze roots. De Nieuw Amsterdam brengt Hoofden van de Oayapok! nu als solovoorstelling, met Felix Burleson als de verteller/acteur, in de regie van Charles Cornette, de Vlaming die (vooral bij de Internationale Nieuwe Scene) zelf zo'n magistrale verteller is geworden. Als we binnenkomen - in dit geval: de tweede zaal van theater Frascati in Amsterdam - is de toeschouwerstribune weggewerkt. Het kleine speelvlak wordt ommuurd door metershoge, subtiel belichte gordijnen. Er liggen matten op de vloer, er staan bankjes, een enkele stoel. De verteller zit er al, met voor zich een kind, naast hem een oude man. Het kind luistert, het verplaatst tussen de eerste vier redevoeringen het bankje van de verteller en de cocosnap met water. De oude man naast de verteller is het stamhoofd.
Na de tweede redevoering zit hij er niet meer. Hij is gestorven en in de rivier Oayapok gelegd, ten prooi aan de piranha’s die zijn skelet lelieblank vreten, voorafgaand aan de begrafenis. Dat is een ritueel dat Malisi, zoon van de Indianen van de Oayampi, mentaal breekt. Zeker, hij had problemen met de morele opvoeding door de blanke padres. Maar die ruwe gewoonten van zijn stamvaders aan de Oayapok, daar kan Malisi niet meer aan wennen. Wanneer zijn vrouw bij de geboorte van hun eerste kind sterft en daarna ook voer wordt voor de piranha’s, breekt hij definitief. Hij geeft zijn horloge aan het kind, en kondigt zijn vertrek aan. Terugkeren zal hij nooit meer. De glimlach op het gezicht van de acteur die Malisi speelt, heeft iets onzegbaar droevigs. Hij wil er zo graag bij horen, maar hij voelt een afstand die niet meer te overbruggen valt.
Die pijnlijke glimlach is een van de indrukwekkende kanten aan deze solovoorstelling. Dicht op de huid van het publiek gespeeld - we worden bijna toegesproken alsof wij de Hoofden van de Oayapok zijn. De tragiek van deze thuisloze Indianenzoon wordt door Felix Burleson heel dichtbij gehaald. Hij trekt geen grote gebaren uit de kast, een sobere suggestie van diep doorvoeld verdriet, dat is alles. Voor de rest wordt de vertelling met kleine middelen gebracht.
Voor de laatste redevoering, als Malisi een gearriveerd wetenschapper is geworden, wordt het omsloten speelvlak geopend. Wij zitten op de tribune en kijken naar een spreekgestoelte van plexiglas, naar van die enge congresboeketten, naar een zwarte man in maatkostuum. De glimlach van de acteur heeft op dat moment een zweem van ironie gekregen. Hij lacht om de afstand, daar is geen nostalgie meer tegen opgewassen.
De toon van deze Hoofden van de Oayapok! is af en toe iets te voorspelbaar, gelijkmatig, neigend naar saai. Er mag, ook op deze korte afstand tussen performer en publiek, best wat meer schwung en vuur in worden gebracht. Maar dat zijn kleine smetjes op een verder prachtige vertolking. De avond dat ik kwam kijken, zat Albert Helman onder het publiek. Hij was na afloop zichtbaar ontroerd. En het moet ook iets bijzonders zijn: op je tweeennegentigste levensjaar jouw tekst zo indrukwekkend verklankt te horen.