Vorige week tien jaar geleden viel zakenbank Bear Stearns om. De aandelen van de 85 jaar oude bank zakten binnen enkele weken in de afgrond en werden voor een habbekrats overgenomen door JPMorgan Chase. Het was een mijlpaal in de kredietcrisis. Bij gelegenheid van dit jubileum belegde het Utrechtse Sustainable Finance Lab vorige week woensdag een bijeenkomst met toppers van toen – Nederlanders op verantwoordelijke posities die de crisis van dichtbij meemaakten. Ze reflecteerden op de vragen: weten we nu hoe het kwam? Wat hebben we ervan geleerd? Hans Hoogervorst, die toen de Autoriteit Financiële Markten leidde, bekende onthutst te zijn toen de schade voor Nederland tot hem doordrong. ‘Ik dacht altijd dat Nederland best een streng land was’, zei de VVD’er. We moesten ons zelfbeeld inderdaad wel stevig bijstellen.

De verklaringen van de crisis gingen eerst vooral over exotische financiële producten en bankiersbonussen. Later drong het grotere plaatje door: het systeemprobleem. Economieën met hoogontwikkelde financiële markten zullen, indien niet afdoende gereguleerd, een verschuiving van financieringsprofiel ondergaan. Het financieringsprofiel, dat is de manier waarop de economische groei gefinancierd wordt. Ik ontleen de terminologie aan Hyman Minsky, de Amerikaanse econoom die uitlegde hoe stabiliteit zélf destabiliserend werkt. In goede tijden worden we roekeloos. Het financieringsprofiel verschuift dan van veilig naar speculatief en, indien niet geremd, naar piramidespel-achtige constructies. Het hoogste rendement is altijd te vinden in vastgoed- en financiële producten waar geen limiet aan expansie en leverage is. Die sectoren winnen op rendement altijd van de productieve economie met haar intrinsieke grenzen. Lever een economie over aan die dynamiek en je krijgt eerst een boom en dan een crisis.

Minsky, de theoreticus van deze werkelijkheid, wordt onder economen nog steeds merkwaardig weinig toegepast. In 2010 lag zijn naam op ieders lippen. Nu niet meer: de crisis is voorbij, de economie zit in een boom. Maar Minsky’s bijdrage gaat verder dan het ‘Minsky Moment’ van meltdown en paniek. De boom bevat juist de kiem voor de bust. Minsky is dus evenzeer relevant in goede tijden. De vergaande financialisering die dán sluipenderwijs plaatsvindt, maakt kwetsbaar.

In goede ­tijden worden we roekeloos

En dat is wat mij betreft de les uit de crisis. Natuurlijk was de kredietcrisis ‘made in America’ en de eurocrisis made in Europe. Maar Nederland was extra kwetsbaar voor de crisis: het duurde zeven jaar voordat onze economie terug was op het niveau van 2007. Dat kwam niet alleen door de bezuinigingen van Rutte. De financiële scheefgroei had hier vormen aangenomen die we in het nabije buitenland niet snel tegenkomen. Alleen in instabiele economieën als Portugal, Spanje en Italië had je een even grote consumptiebubbel in de late jaren negentig en vroege jaren 2000. Alleen daar en in Nederland zag je een navenant diepe val van de consumptie. België, Duitsland en Frankrijk waren veel stabieler de afgelopen decennia. Nederland ligt eigenlijk in Zuid-Europa.

Ook andere symptomen van financialisering, en dus kwetsbaarheid, zijn in Nederland evident: hoge huishoudschulden, stijgende ongelijkheid, lage belastingen op kapitaal en dus hogere belastingdruk op arbeid en economische activiteit. Het werd in Nederland steeds aantrekkelijker om vermogen te bezitten en steeds onaantrekkelijker om te werken, te investeren en te innoveren. De Paradise Papers laten zien hoeveel moeite we daarvoor gedaan hebben. Piketty’s schrikbeeld werd aan de Zuidas werkelijkheid.

Terug naar die bijeenkomst vorige week woensdag. Aardig was het contrast tussen de linkse politici van toen, zoals Kees Vendrik en Jolande Sap van GroenLinks, en de rechtse mensen, zoals Hoogervorst. De laatsten refereerden aan het feit dat niemand het had zien aankomen en er ontstond een discussie over economische modellen waarin financiële risico’s geen plek hebben. Die beheersten het onderwijs en de beleidsdiscussies en dus was niemand voorbereid. Don’t blame us! zeiden centrale bankiers en beleidsmakers. Maar Vendrik vertelde doodleuk dat het bij hem andersom was: wie in de jaren tachtig en negentig politieke economie studeerde, verliet de universiteit in de vaste verwachting dat er een crisis in het kapitalisme aan zat te komen. Vendrik was dan ook het enige Kamerlid dat waarschuwde voor de financiële scheefgroei. Maar wat hij geleerd had, viel geheel buiten het curriculum van de economievakgroepen van vrijwel alle Nederlandse universiteiten (en elders), en dat is nog steeds goeddeels zo. De beste remedie tegen kwetsbaarheid voor de volgende crisis: pluralistisch onderwijs voor economen.