
In 1981 liet de 24-jarige Van Gogh het Nederlandse publiek kennismaken met wat hij een goede film vond. Luger was zijn officiële debuut, waarin hij zijn hyperbolische filmpoëtica in volle glorie toonde. Hoofdpersonages waren een psychopaat en de zwakzinnige jonge vrouw die hij gijzelt; sleutelscènes waren een scène waarin twee jonge katjes in een wasmachine werden gestopt en een waarin een pistool in de vagina van het gegijzelde meisje verdween. Het publiek gruwde, Van Gogh wreef in zijn handen van plezier.
Polemiek en provocatie waren zijn manier om aandacht te vragen, maar daaronder ging een boodschap schuil. ‘Theo was geëngageerd’, zegt Theodor Holman, die met name de laatste tien jaar van Van Goghs leven intensief met hem samenwerkte en onlangs een satirisch boek over hun vriendschap schreef. ‘Hij vond dat hij zich moest bemoeien met wat er in de maatschappij speelde en wilde zijn visie daarop weergeven in zijn werk. Hij verklaarde zich dus niet alleen solidair met een onderwerp, hij werd er onderdeel van. Daarom maakte hij films en schreef hij polemische stukken. Hij ging er met huid en haar in.’
Hoe harder zijn vrienden riepen dat hij wel erg ver ging, hoe meer Van Gogh zijn hakken in het zand zette. ‘Ik mag dat toch zeggen? Van de wet mag dat hoor’, antwoordde hij dan met grote ogen van verbazing.
‘We kunnen er toch over praten?’ Met die woorden probeerde hij op 2 november 2004 Mohammed Bouyeri ervan te weerhouden hem te vermoorden. De verbazing die uit zijn woorden spreekt, is veelzeggend, schrijft Eva Rovers in haar profiel van Van Gogh.
‘Rijst op uit jullie slaap’

Hassan Bahara beschrijft de radicalisering van Mohammed Bouyeri. Nog maar kort voor zijn moord op Van Gogh probeerde Bouyeri een ‘goede Marokkaan’ te worden. Bahara groeide net als hij op in Amsterdam-West, en herkent de gevoelens van wrok, frustratie en zelfhaat.
‘De daad en Mohammeds transformatie tot een gewelddadige extremist hebben een aanloop en die begint bij zijn Marokkaans-zijn, en de haat en zelfhaat die hieraan ontspringen’, schrijft Bahara. ‘Opgroeien in Nederland als Marokkaan houdt in dat je vroeg te horen krijgt dat je tot een problematische bevolkingsgroep behoort.’
In een voorpublicatie uit zijn boek Tegen de vijand heb ik ook wat te zeggen beschrijft Bahara hoe de Marokkaanse jongens uit Slotervaart/Overtoomse Veld opgroeiden en hoe sommigen van hen steeds verder afdreven van de maatschappij.
‘Het geval van Mohammed, de talloze andere (nabije) gevallen waarover ik gehoord en gelezen heb, laten zien dat hun radicalisering om meer draait dan alleen aanzien verwerven bij hun naasten. Het is ook een keuze die gemaakt wordt uit het verlangen Marokkaan noch Nederlander te zijn.’
Nog geen abonnee en dus geen toegang tot de verhalen? U leest de Groene digitaal al vanaf 4,95 voor één week. De verhalen zijn ook te lezen via Blendle: het profiel van Van Gogh op Blendle, de radicalisering van Mohammed Bouyeri op Blendle