We leven in een verwarrende wereld, en we weten het. Wetenschap en technologie ontwikkelen zich razendsnel; de economie is een achtbaan die ons het ene moment naar duizelingwekkende hoogten voert om ons vervolgens in een ijzingwekkende diepte te storten; de geopolitieke machtsverhoudingen lijken sinds 1989 permanent verstoord en stabiliteit is ver te zoeken; en wie ooit droomde over een wereld waarin de mens zo rationeel was geworden dat hij geen behoefte meer zou hebben aan religie moet het gevoel hebben dat hij is wakker geworden in een nachtmerrie.
Om deze verwarring te bezweren gaan mensen op zoek naar beelden en metaforen. Voor sommigen is het beeld van oorlog heel aantrekkelijk, omdat een oorlog geen ruimte laat voor verwarring. Er zijn slechts vrienden, waartoe jijzelf uiteraard behoort, en vijanden, die te vuur en te zwaard bestreden moeten worden. De filosoof Afshin Ellian is zo iemand. Geloofde hij vroeger in de internationale klassenstrijd tegen het perfide kapitalisme, nu roept hij al jaren dat het verlichte en democratische Westen in een doodsstrijd is verwikkeld met de barbaarse en duistere islam.
Ellian verzorgt al jarenlang samen met filosoof Jos de Mul colleges voor de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, waarbij ze ‘voortdurend in een stevige socratische dialoog verwikkeld zijn’. Ellian beleeft daar veel plezier aan, maar is blij dat hij tijdens die colleges De Muls gevaarlijke, interculturele en postmoderne opvattingen onmiddellijk kan corrigeren. De lezer van dit boekje kon hij slechts van tevoren waarschuwen.
En dat was wel nodig ook, want in tegenstelling tot Ellian ziet De Mul geen heil in één allesoverheersend beeld van de werkelijkheid. Niet dat hij geen beelden en metaforen gebruikt, ze tuimelen in dit boek over elkaar heen, maar juist omdat hij ervan doordrongen is dat de veelkantige werkelijkheid nimmer in één beeld te vangen is.
Het boek opent met de verwarring die De Mul ervoer tijdens een reis door Turkije, in het voorjaar van 2002. De klap van 9/11 dreunde nog na en in Turkije zag hij hoe de toenemende invloed van de islam werd tegengegaan door het leger, dat bereid is de streng seculiere Turkse staat met geweld te verdedigen. Samen met een Franse collega keek hij naar de uitslag van de presidentsverkiezingen in haar land, en zag hoe de corrupte Chirac de enge Le Pen versloeg. Deze collega prees De Mul gelukkig dat hij de volgende dag mocht terugkeren naar het tolerante paradijs dat Nederland heette. Bij aankomst op Schiphol hoorde hij echter dat enkele uren daarvoor Pim Fortuyn was vermoord.
De verwarring die Nederland nu al bijna tien jaar in zijn greep houdt probeert De Mul in dit boek niet te bezweren, maar te ontleden, te duiden en vooral te relativeren. Hoewel dat laatste tegenwoordig allesbehalve populair is - Maarten van Rossem werd een tijdje van de buis geweerd en als Volkskrant-columnist ontslagen omdat hij te veel relativeerde - maakt De Mul duidelijk dat het hoognodig is. Dat geldt ook voor de herwaardering van het zo gesmade ‘poldermodel’. Juist in de Polder ziet hij een krachtige metafoor voor een land dat bijzonder welvarend, goed georganiseerd en al eeuwenlang opvallend weinig gewelddadig is. De moorden op Fortuyn en Theo van Gogh plus de daarna uitgebroken anti-islamhysterie van Ellian en Wilders hebben echter voor paniek gezorgd en bij velen het idee doen postvatten dat de Polder elk moment kan worden verzwolgen door een tsunami van moslimfundamentalisme.
Om deze paniek tegen te gaan levert De Mul vooral stof tot nadenken. Zo ontwikkelt hij het door het polytheïsme geïnspireerde begrip ‘polytiek’, dat erop gericht is ieder het zijne te geven en dat grotendeels samenvalt met de praktijk van de Polder, en dat ook van belang kan zijn voor de rest van Europa. Ook laat hij zien dat zowel multiculturalisten als monoculturalisten zich vergissen, omdat beide uitgaan van homogene en onveranderlijke culturen, terwijl je slechts om je heen hoeft te kijken om je te realiseren dat dit onzin is.
Waar George Steiner ‘de idee Europa’ definieert als de ‘primordiale dualiteit van Jeruzalem en Athene’, waarbij de eerste plaats staat voor de joods-christelijke traditie en de laatste voor het seculiere rationalisme, stelt De Mul dat Europa nog een derde pijler kent: de ‘tragische sensibiliteit’ die teruggaat op de Griekse tragedies. Juist dit aspect ontbreekt volgens hem in de Verenigde Staten, die zowel veel christelijker als veel rationalistischer zijn. In dit verband pleit De Mul ook voor een herwaardering van de Romantiek, die hij in navolging van Friedrich Schlegel ziet als ‘de eeuwige oscillatie van enthousiasme en ironie’. Hoewel de romanticus in de liefde, de kunst en de politiek het Absolute nastreefde, was hij zich tegelijk tragisch bewust van het onbereikbare ervan.
Het is niet gering wat De Mul in zijn qua omvang bescheiden boek overhoop haalt, en je kunt je afvragen of we met ideeën van Freud of Slavoj Zizek veel opschieten, maar als hij iets aantoont, is het dat Polder-denken allerminst saai, kleurloos, clichématig of vervelend hoeft te zijn. En dat zijn collega Ellian nog lang niet ‘ingeburgerd’ is.
JOS DE MUL
PANIEK IN DE POLDER: POLYTIEK EN POPULISME IN NEDERLAND
Met een hartelijke afbeveling van Afshin Ellian
Klement, 203 blz., € 19,95