WIE OP ZIJN vijfendertigste een bedrag van 7500 dollar voor een spreekbeurt krijgt en een adres heeft in Newyorks Greenwich Village, moet over een riant huis beschikken. Misverstand. Een versleten houten trap zonder vloerbedekking voert naar de derde etage waar Douglas Rushkoff een klein appartement bewoont. Het is krap in de living, die tevens dienst doet als kantoor. Een bureau met pc, veel papier, overal boeken en bladen, een grote bank. ‘Laten we maar naar het café gaan.’

Rushkoff is een lastig fenomeen. Hij is een bekende verschijning in Internetkringen, schreef boeken en artikelen over de cyberrevolutie, maar zegt ook: ‘Men denkt dat ik dat hele cybergedoe zo vreselijk serieus neem, maar dat is niet waar.’ Hij gelooft niet in autoriteiten op dit terrein, maar is er nillens willens zelf een. Time Magazine noemde hem vorig jaar een van de nieuwe futurologen. Een opinieblad betitelde hem als ‘de briljante opvolger van McLuhan’. De New York Times signaleer de dat grote bedrijven als Sony, Pepsi en Ted Turner, en ook instellingen als de Verenigde Naties, bij hem aankloppen voor advies. ‘Sinds dat verhaal in de Times denkt men ten onrechte dat ik veel geld verdien. Ik doe ook allerlei spreekbeurten in scholen en voor armlastige culturele instellingen, voor niks. Maar dat schrijft niemand op.’

IN ZIJN LAATSTE BOEK, Playing the Future, beschrijft hij de wereld van de screenagers, een term die Rushkoff heeft bedacht voor kinderen en jongeren die zijn opgegroeid met televisie, afstandbediening, computers, spelletjes en Internet. Jongeren die hebben geleerd van onderwerp naar onderwerp te springen en die met tien dingen tegelijk bezig kunnen zijn. Volgens bezorgde volwassenen zijn jongeren daardoor oppervlakkiger geworden. Ze zouden zich niet lang met hetzelfde onderwerp kunnen bezighouden. Rushkoff gelooft dat niet. ‘Ik heb onderzoeken gezien die dat bevestigen en andere die het tegenspreken. Ik geloof niet dat kinderen een kortere aandachtsspanne hebben. Jongeren kunnen nog steeds uren met iets bezig zijn, uren naar iets luisteren. Maar ze verzetten zich tegen sturing. Zodra ze het gevoel hebben gemanipuleerd te worden, zijn ze weg. Ze hebben weinig trek in de waarden van de consumptiecultuur die ze van hun ouders hebben meegekregen: koop een auto, verdien veel geld, sluit een Assepoester-huwelijk.’

Het is niet zo vreemd dat Rushkoff door bedrijven wordt gevraagd om over jongeren te praten. Voor zijn boek heeft hij zich verdiept in hun vrijetijdsbesteding, in de wereld van Dungeons & Dragons, van magische computerspelletjes, van de Goth-subcultuur, van rave-party’s, van science fiction, en van sporten als surfen en snowboarden. Rushkoff meent dat tieners en twintigers geen behoefte meer hebben aan overzicht en structuren. Hun ouders hebben de gewoonte de werkelijkheid te ordenen. Ze houden van verhalen met een plot. En van skiën, want dat speelt zich af op een afgebakend parcours. Nee, dan de snowboarder. Hij flirt met gevaar, met de grilligheid van de natuur, hij zoekt de balans tussen beheersing en overgave. Ook de rave is een poging om door urenlange beweging op te gaan in een groter geheel vol extase en liefde. Pulp Fiction vinden ze een mooie film omdat die de regels van de logica tart. Jongeren kunnen zich overgeven aan een chaos waarin alles met alles samenhangt.
Doen er eigenlijk ook meisjes aan die sporten mee?
‘Nog niet veel, hoewel snowboarden populair wordt onder vrouwen. Maar meisjes hebben die sporten ook niet nodig, zij zijn sowieso al veel meer ingesteld op holistisch denken, op de chaostheorie. Het zijn de jongens die moeten leren het simpele lineaire denken achter zich te laten.’
En volwassenen. ‘De babyboomers waren de eersten die een ander pad insloegen dan dat van hun ouders. Maar nu gaat het nog verder. Ouders moeten nu het pad inslaan van hun kinderen. Surviving the end of the world as we know it was de oorspronkelijke ondertitel van mijn boek. Mijn bedoeling was te schrijven over de angst voor de apocalyps, en de lezer een methode te geven om van die angst af te komen. Die angst komt voort uit het klassieke geloof in een begin, midden en eind. Geloof in verhalen met een afloop. De behoefte aan een conclusie, aan versimpeling, aan een logische lijn. Als onze cultuur die conclusies en reductie echt nodig heeft, dan zouden we onszelf om zeep moeten helpen. Daarom bepleit ik een culturele evolutie.’

U schrijft dat we afmoeten van de scheiding tussen wetenschap en religie. Waarom?
‘Het was iets tijdelijks. Ik geloof wel dat het zijn nut heeft gehad. Dat het goed was dat beide een tijdlang een eigen weg gingen. De scheiding tussen lichaam en geest of die tussen man en vrouw is ook goed geweest. Dat is de manier waarop we ons ontwikkelen. Via tegenstellingen. De klassieke wetenschap was reductionistisch en lineair. Dat was goed om simpele dingen te begrijpen, de basiselementen van de fysica. Waarom beweegt een auto? Waarom vermindert de snelheid? Hoe werkt verbranding? Zulke dingen. Maar op een groot deel van de natuur heeft de wetenschap geen vat, en al helemaal niet op de cultuur.
Het is goed als wetenschap en religie weer samenkomen. Maar als je dat bepleit, kom je van twee kanten onder vuur te liggen. Mijn spirituele vrienden vinden me te wetenschappelijk. En wetenschappers vinden me een halve gare omdat ik voor New Age-bladen schrijf.’
U heeft zelfs een computerversie van de Tarot ontwikkeld?
‘Ik wilde laten zien dat er geen tegenstelling is tussen spiritualiteit en technologie. Dat je zowel papieren kaarten als een computer kunt gebruiken voor hetzelfde doel.’
Gebruikt u de Tarot?
‘Ja. Eerder werkte ik met de I Tching, en dat zijn heel wijze teksten maar mij iets te strategisch. De I Tching zegt dingen als “Doe iets”, of “Verberg je”, of “Wacht”. Daar doe ik het niet voor. Als ik zoiets raadpleeg, wil ik reflectie. Bij de Tarot kun je meer je eigen gang gaan, je kunt het interpreteren zoals je wilt. Het is zoiets als droomanalyse. Runenstenen gebruik ik niet. Daar zijn er niet zo veel van, terwijl de Tarot 78 kaarten heeft. Dat is wiskundig toch leuker. Ach, ik zal wel een New Age-nerd zijn.
Magie en wetenschap zijn in mijn ogen hetzelfde. Wetenschappers zouden moeten erkennen dat ze bezig zijn met vermoedens en magie. En New-Agers moeten zich niet verschuilen achter een helder blauw licht. Zo'n I Tching is gewoon een wiskundig systeem. Ik kan niet goed tegen chaotische spirituele types die geen systeem willen accepteren.’
Denkt u dat de screenagers deze dingen makkelijker aanvaarden dan de babyboomers?
‘Ja, omdat het kinderen zijn en die zijn ontvankelijker. Toen wij jong waren, kwamen wij weinig met wetenschap en magie in aanraking. Wij hadden televisie. We zijn opgegroeid met sitcoms en dramaseries. Kinderen van nu hebben dat allemaal ook, plùs videospelletjes en het Internet. In zekere zin zijn wij de treurigste generatie. Opgegroeid tijdens het hoogtepunt van het consumentisme. Met fabrieksbrood en kunstmatige rommel in het eten. We zaten aan het eind ervan en waren de eersten om te roepen dat het allemaal niks betekende. Maar onze onafhankelijkheid stelt niks voor vergeleken met die van de jongeren van nu.’
U SCHRIJFT DAT er vaak te bangig wordt gereageerd op nieuwe ontwikkelingen zoals het Internet. En op allerlei technologische ontwikkelingen, zoals het klonen van dieren…
‘We zijn kennelijk bang voor macht, voor beheersing. We vinden dat God de baas over de natuur is. Maar papa is vertrokken en nu moeten we het zelf doen. Er is angst voor misbruik, en er zijn natuurlijk ook slechte mensen. Maar ik geloof dat on ze technologische voortuitgang gelijk op gaat met onze morele voortuitgang. Je kunt wel beweren dat we het buskruit uitvonden en vervolgens elkaar gingen doodschieten, zeker, maar ik geloof toch dat het besef steeds verder doordringt dat oorlog een foute zaak is. De schrijvers van klassieke science fiction gingen er vanuit dat de mens steeds dezelfde slechterik bleef terwijl de techniek vooruitging. En dus zou de techniek gebruikt worden voor nog meer kwaad. Dat is niet waar. Hoop ik.’
IN UW BOEK gaat u nogal tekeer tegen mensen die iets hebben met ufo’s.
‘Ja, weet ik. Niet terecht. Maar ik wilde aangeven dat zulke, toch wel wat paranoïde ervaringen voortkomen uit angst voor de toekomst. Eerst ontplofte aan het eind van de Tweede Wereldoorlog de atoombom en daarna begonnen al die ufo-waarnemingen. De verhalen over ontvoeringen door aliens begonnen nadat abortus was gelegaliseerd; die verhalen gaan vaak over ingrepen die met seksualiteit te maken hebben. Ik geloof niet dat dat allemaal individuele ervaringen zijn. Ze zijn cultureel bepaald.’
Maar er zijn honderden berichten over radarregistraties van onverklaarbare fenomenen. Talloze ervaringen van piloten, die toch weten wat ze in de lucht kunnen aantreffen. Ze hebben voorwerpen gezien waar ze geen verklaring voor weten.
‘Dat kunnen net zo goed geheime Stealth-vliegtuigen zijn geweest. Wellicht geheime vliegende voorwerpen met technieken waarvan de piloten niet op de hoogte zijn. Maar ja, misschien zijn het ook wel dingen uit de ruimte. Je weet het niet. Maar ik geloof niet in statistieken, in berekeningen die zeggen hoe groot de kans is er dat iemand van een andere planeet langskomt. Het leven hier is wonderlijk genoeg. De buitenaardse wezens die mensen zeggen ontmoet te hebben, lijken me eerder figuren uit andere dimensies te zijn. Tijdreizigers misschien. Als er al een andere soort voorkomt, dan zouden dat “mensen” uit de toekomst kunnen zijn die hier langskomen om ons te helpen.’
In uw boek komen al deze variaties niet voor.
‘Ik wilde toen een aanval doen op een New Age-cultuur, op bijgeloof en paranoia, voortkomend uit angst. Veel New-Agers zijn tegen technologie, tegen toekomstdenken. Goed, sommigen zitten ook op het World Wide Web. Maar die worden weer verdacht gemaakt door de “echte” hippies. Als ik lezingen geef, krijg ik een hoop stront over me heen van New Age-mensen: “Niet te geloven dat je technologie propageert, we willen daar juist vanaf.” Zulke dingen. Fel, heel vijandig.
Okee, er bestaat niet zoiets als de New Age, klopt, ik maakte een generalisatie. New Age is eigenlijk een marketingterm om spiritualiteit te verkopen. De kwaliteit van mijn schrijven gaat altijd achteruit als ik boos word. Aan de andere kant is het ook wel eens goed om te provoceren; misschien zet dat iemand aan het denken.’
U wilt nergens bij horen.
‘Ja en nee. Je blijft onafhankelijk. Nadeel is dat je dan alleen staat en dat is wel eens pijnlijk. Maar er is een nieuwe groep in opkomst van mensen die nergens bij horen. Mensen die beseffen dat al die instellingen en structuren belachelijk zijn. Die mensen willen gewoon plezier hebben. Ze zijn pro-technologie, voor entertainment, en tegen bemoeizucht en onderdrukking. Ik kom ze bij mijn lezingen vaak tegen.’
RUSHKOFF SCHRIJFT een column in de Britse Guardian waarin hij onlangs een aanval lanceerde op het beroemde Amerikaanse cyberblad Wired. Enerzijds beticht hij het blad van al te nauwe banden met Global Business Network, een groep ondernemers en wetenschappers die zich uitspreken over eigentijdse kwesties en die, aldus Rushkoff, voor bedragen van tien- tot vijftienduizend dollar per uur bedrijven adviseren. Hun klanten verschijnen daarna - surprise! - op de cover van Wired. Rushkoff vindt het een schande dat het tijdschrift zo'n band tegenover de lezer geheim houdt.
Anderzijds vindt hij dat het blad angst verspreidt en uitbuit. In zijn boek citeert Rushkoff de New York Times die over het blad schreef: ‘De boodschap is duidelijk, zonder Wired verzuip je. Het blad schildert de toekomst af als een afschrikwekkend oord.’ Door handig taalgebruik en suggestieve vormgeving wordt de lezer bang gemaakt voor nieuwe technologie, meent Rushkoff. Hij kan van die angst worden verlost door achter het blad aan te lopen. Terwijl in de ogen van Rushkoff juist de afwezigheid van leiders kenmerkend is voor cyberspace.
Die kritiek werd hem niet in dank afgenomen. ‘Mijn boeken werden afgekraakt, uitspraken van vijf jaar geleden zijn belachelijk gemaakt. Ze plaatsten hun kritiek in gespreksgroepen op het Internet. Mag, prima, kan ik van leren. Maar dat verandert niks aan mijn mening over het blad. En een serieuze reactie daarop heb ik nog niet gelezen. Griezelig is wel dat veel mensen geen kritiek op Wired durven te leveren. Ik heb heel veel e-mail gekregen met reacties als: durf jij aan Wired te komen? Veel schrijvers laten weten het met me eens te zijn, maar durven in het openbaar niks over Wired te zeggen. Ongelooflijk, zoveel angst…’
UW EERSTE ROMAN is klaar. Waarom fictie?
‘Om de waarheid te vertellen. En voor de lol. Men denkt dat ik dat hele cybergedoe zo vreselijk serieus neem, maar dat is niet waar. In het boek beschrijf ik hoe gek al die lui zijn. En dat het toch weinig meer is dan een storm in een glas water. Het gaat over een rave-club die verandert in een cult-club en erg paranoïde wordt. Dat loopt wat uit de hand.’
Bestaat Generatie X nog?
‘Het was een term die marketeers uitvonden voor een groep mensen die ze niet begrepen.’
Maar die term komt ook voor in de titel van een van uw eigen boeken.
‘Ja, in de GenX-reader. De bedoeling was te zeggen: hier zijn we, jullie weten niet wie die generatie is, hier heb je vijftien voorbeelden van teksten uit die groep. Lees het en je ziet hoe verschillend ze zijn. Maar die groep die geen groep was, is voorbij.
Generatie X was veel meer een moment dan een groep mensen. Het moment waarop je beseft: shit, er is vreselijk veel marketing, overal, en ik word behandeld als een doelgroep, ze gebruiken oorlogstactieken tegen mij. Daar heb je dan geen trek meer in. In die zin is GenX over. GenX sloeg op het ontwaken. En op het besef bij de marketeers dat hun tactieken niet meer werkten. Daarom huren ze nu mensen als ik om ze te vertellen wat ze moeten doen.’