
‘We zijn schakeltjes in een machine geworden, iedereen kiest nu voor zichzelf en niet meer voor de groep.’ Aan het woord is een chirurg van Hôpital Saint-Louis, een groot ziekenhuis in hartje Parijs waar elke dag in elf operatiekamers zestig tot tachtig zware operaties worden uitgevoerd. Hij doet zijn mondkap af en neemt een rustpauze, terwijl de volgende patiënt al op hem ligt te wachten. Afgemat wrijft hij in zijn ogen. Op de achtergrond breekt een scheldpartij uit. Hij kijkt er nauwelijks meer van op.
‘Doe je werk gewoon goed, geen discussie’, buldert dokter Sarfati tegen een verpleegkundige die naar zijn mening net iets te traag doorkomt met het verhogen van zuurstof aan de patiënt. Hij is het prototype medisch-specialist van de oude stempel: een autoritaire workaholic voor wie het beroep een roeping is. ‘Het allerleukste vind ik lesgegeven, assistenten leren hoe zij een complexe ingreep moeten aanpakken. Nu mag ik dat tijdens een operatie niet meer doen, het zou te veel tijd kosten.’ Dokter Sarfati heeft nog vier jaar te gaan voor zijn pensioen. Zijn tijd zal het wel duren, zegt hij gelaten. Er wordt door de intercom omgeroepen: ‘Dokter Sarfati, je bent nú nodig in kamer 3.’ Hij veegt de keel met een vers dichtgehechte wond schoon en snelt weg.
Bij de koffieautomaat spreekt een blonde anesthesist met een monotone stem. ‘Ik ben trots op mijn beroep maar weet niet meer waarvoor ik het nog doe. Ik heb niet vijftien jaar gestudeerd om van kamer naar kamer te worden gestuurd en te moeten werken in steeds wisselende teams. Het vak is onmenselijk geworden, we zitten vast in een idioot systeem en ik vraag me af wanneer iedereen nou eens wakker wordt. Waar zijn we mee bezig?’ Ze vecht tegen haar tranen. Even later zie je haar met een zachte, warme stem praten tegen een vrouw die op de recovery room bijkomt uit de narcose. Ze is een ander mens. Zonder stress, bezorgd of haar patiënt goed herstelt.
Twee jaar lang volgde regisseur Jérôme le Maire een team Franse chirurgen en anesthesisten. Het heeft geresulteerd in de documentaire Burning Out, waarvan de productie een Zwitserse, Franse en Belgische samenwerking is. Gefilmd vanuit het perspectief van de mensen op de werkvloer neemt hij je in anderhalf uur mee achter de coulissen van de afdeling chirurgie. Hier is geen romantiek over spannende harttransplantaties of kinderen die beter worden gemaakt en lachend aan de hand van hun opgeluchte ouders het ziekenhuis verlaten, zoals het heersende beeld van de ziekenhuiswereld is in reality-tv. Deze documentaire laat een andere realiteit zien waarvan patiënten meestal niks merken.
Burning Out staat voor een ontwikkeling in de gehele westerse wereld. Net als in Nederland is de Franse gezondheidszorg in transitie; door de introductie van marktwerking voeren directies hun beleid steeds meer in termen van prijskaartjes, efficiency, targets en productievolumes, en aan die verzakelijking moeten medisch specialisten zich maar zien aan te passen. Managers rukken op in de spreekkamer en duwen artsen richting denken en handelen in tijdseenheden en kosten. Achterliggend heeft dat te maken met de zorgcontracten die ziekenhuizen sluiten met zorgverzekeraars over het volume en de prijs van de behandelingen. Hierover wordt in de documentaire verder niks uitgelegd, maar je ziet daar wel de dramatische consequenties van voor de zorgverleners, zoals artsen en verpleegkundigen inmiddels zijn gaan heten. Het levert geen flitsend verhaal op, eerder een traag en soms bijna saai verhaal, maar wel uniek omdat de strijd tussen het management en de professional over een lange periode uitgesmeerd zichtbaar wordt gemaakt.

Langzaam zie je hoe dit mensenvak erodeert, hoe zorg verwordt tot lopende-bandproductie en hoe artsen daarmee worstelen. Chirurgie behoort binnen de geneeskunde tot de fysiek zwaarste specialismen. Chirurgen staan vaak uren achterelkaar gebogen te werken, ook buiten kantoortijd en ’s nachts als er een spoedgeval is. Vanwege het lange staan dragen zij steunkousen. Het opereren zelf vergt een lange concentratieboog en goed teamwork. En dat wordt, zo wordt duidelijk, ondermijnd. Het voltallige personeel – van de artsen tot de schoonmakers – staat onder druk door de eisen van de directie om efficiënter te werken, want de productiecijfers moeten omhoog. Volgens de rekenaars van het ziekenhuis kan deze afdeling veel strakker georganiseerd worden, te beginnen bij het verkorten van de tijd tussen twee operaties waarin de OK’s worden schoongemaakt en artsen even kunnen bijkomen. Daar kunnen vele minuten gewonnen worden, zodat de bezettingsgraad van de OK’s boven de 85 procent kan uitkomen.
De uitvoerders van de plannen geven daarentegen aan niet nóg harder te kunnen werken, zij zwoegen zich iedere dag in een moordend tempo door een krap schema heen. Maar daar heeft de directie geen oren naar.
En zo ontstaat een situatie dat de professionals doen wat de leiding van hen verwacht. Artsen en verpleegkundigen hebben het er voortdurend over hoe zij proberen tijd te winnen. Ondertussen staan zij te snijden, te turen op schermen en de conditie van de patiënt in de gaten te houden. ‘Ik heb maar vijf à zes minuten nodig voor een abces’, zegt een chirurg, ‘dat moet toch kunnen.’ Al klokkijkend schrobt een schoonmaakster de ruimte na afloop schoon, terwijl de artsen al weer steriel klaarstaan. Stuk voor stuk verliezen de artsen de regie over hun eigen werk, de kwaliteit lijdt eronder en daar voelen zij zich schuldig over. Het ontbreekt hun aan energie om tegen de opgelegde prestatienormen in te gaan – de neerwaartse spiraal valt nauwelijks meer te keren.
Daarmee laat de regisseur nog iets zien: hoe een klassieke burn-out ontstaat. Alle artsen vertonen daar symptomen van. Chronisch moe, snel geïrriteerd – er breken voortdurend ruzies uit over allerlei grote en kleine kwesties – en een cynische houding. Ze doen maar daarboven, naar ons wordt toch niet geluisterd. Maar als ze over hun vak praten, raken ze enthousiast en weten ze wat kwaliteit is, dat het gaat om de patiënten die altijd vóór gaan en dat ze trots zijn als een moeilijke operatie is gelukt. Hoezo stelt de directie nu dat ‘de patiënt centraal staat’ – dat was altijd al zo.
In de kloof tussen de leiding en het personeel zit de kern van iedere burn-out. Vroeger heette dat overspannen, nu wordt het gedefinieerd als een verstoorde balans tussen inspanning en ontspanning. Dat het een serieus maatschappelijk probleem is blijkt uit cijfers. In Nederland, zo toont onderzoek van het cbs en tno, heeft veertien procent van de werknemers klachten van mentale uitputting door het werk en vijf procent komt langdurig thuis te zitten. Het ziekteverzuim is met ruim 5,8 procent al jaren het hoogst in de zorg (in de horeca met 2,2 procent het laagst) en het aantal artsen met psychische problemen dat arbeidsongeschikt is, is de afgelopen tien jaar sterk toegenomen met als belangrijkste oorzaak emotionele uitputting. Angst voor fouten speelt daarbij een grote rol. Maar mentale uitputting speelt vooral onder jonge artsen en assistenten in opleiding en minder onder de oudere generatie die gewend is om lange dagen te maken en onregelmatig te werken.
Er is steeds meer aandacht voor deze arbeidsgerelateerde ziekte, ook bij de overheid. Als oplossing wordt van alles gesuggereerd. Mindfulness bijvoorbeeld, of yoga. Het devies in therapieën en in de tientallen hulpboeken is: zoek persoonlijke energiebronnen, leer je eigen grenzen aangeven, ga je eens lekker vervelen. Het zijn aanbevelingen die bij veel artsen tegen dovemansoren gericht zijn: doorgaans brengt het werk niet met zich mee om in een nachtdienst of tijdens een operatie die langer duurt dan gedacht te zeggen dat er een grens in zicht komt.
Maar dát is hier ook niet het punt: de belasting zit eerder in de toegenomen bureaucratisering, het gebrek aan de menselijke maat op de werkvloer door de bemoeienis van managers. Zoals een chirurg zegt: ‘Vroeger waren we misschien iets te veel koningen op een eiland, nu is de macht aan de bureaucraten. Ons werk is onpersoonlijk geworden, terwijl een goed, vast team net als een familie is. Je moet elkaar door en door kennen en weten hoe iemand reageert.’ Een andere chirurg zegt: ‘Ze hebben winst geïntroduceerd, vroeger kostte de gezondheidszorg nooit geld!’ Hij staat te sjorren aan een infuus dat niet goed vast zit. ‘Het idee alleen al: winst maken. Alles wordt erdoor beheerst.’ Hij gaat snel even een sandwich eten. ‘Ik heb nú een break nodig’, moppert hij.
Aan het eind van de documentaire worden de eerste conclusies van een audit aan de afdeling gepresenteerd door een manager, een strak mannetje met een designbril op en dat eruitziet alsof hij dagelijks de sportschool bezoekt. Hij leest zijn bevindingen voor vanaf een laptop. ‘De bedoeling van deze audit was om het een en ander te objectiveren. Iedereen moet optimaliseren. De tijd tussen de operaties kan inderdaad veel korter, daar is winst te behalen.’ Een chirurg wrijft zich in de ogen na een lange nacht. Iedereen aan tafel zit achterover met de armen over elkaar voor zich uit te staren. ‘We sluiten de bijeenkomst nu af’, besluit de manager dan maar.
Toch is deze sessie het begin van hoop. De blonde anesthesist besluit het heft in eigen hand te nemen. Ze stelt een ouderwetse ideeënbus in, die in elkaar wordt geknutseld van een gekleurde kartonnen doos. Iedereen kan er anoniem briefjes met klachten en oplossingen in stoppen. Na een paar weken wordt de box geleegd. Aan tafel heerst een opgewonden sfeer. Wat zal er allemaal in staan? Is er überhaupt iets in gestopt? De bus blijkt vol goede plannen te zitten. Meer respect voor elkaar, betere werkomstandigheden, meer personeel, werken in vaste teams – alles wordt met een stift op een whiteboard geschreven. Voor het eerst sinds tijden wordt er weer gelachen. Het gevoel grip te krijgen op het werk maakt vrolijk. The Times They Are a-Changin’, klinkt de snerpende stem van Bob Dylan aan het eind. Wat de regisseur hiermee wil zeggen is niet duidelijk. Dat onvermijdelijk de marktwerking in de zorg verder doorzet? Of dat de artsen juist weer de regisseur over hun eigen werk worden?
Burning Out draait op 19, 22, 23, 24 en 25 november; locatie en tickets; idfa.nl
Beeld: Burning Out ( IDFA)