Bruce Nauman, Carrousel, 1988 © Stedelijk Museum Amsterdam

Verdwaald op deze bladzijde hangt een assemblage van stukken carrosserie van automobielen. Ze zijn in hun verschillende kleuren beweeglijk. Deels, op de voorgrond, zijn het overwegend slanke, hoekige figuren. Er is wit en er zijn verschillende schakelingen van geel. Deels zijn de vormen strak en simpel. Langs de rechterkant zijn de fragmenten plaatstaal gedeukt en gekreukt. Daar is het geel ook intenser. Langs links en ook aan de onderkant zijn het donkere soorten blauw. Rechts bovenin tussen twee stukken geel zien we een fragment lichtblauw; in feite twee verticale stukken die tussen het geel geschoven zijn. We zien daar hoe deze wandsculpturen in elkaar gezet zijn. Het ding is iets meer dan twee meter hoog. Daaraan kun je aflezen hoe groot de verschillende delen zijn. Die stukken carrosserie zijn niet zwaar. Je kunt ze met de hand moeiteloos in elkaar passen, dan andere stukken en kleuren ertussen schuiven of ze hier en daar ertussen wringen. Hetzelfde gaat met kleuren die op bepaalde plekken een betere plek hebben dan op een andere? Misschien moeten strakke stukken verbogen worden of verkreukeld om beter te passen. Zo komen de onderdelen in de assemblage steeds vaster te zitten. Hier en daar helpt nog een puntje lassen. Deze sculptuur van John Chamberlain uit 1979 heet Blue Brownie. Ik ken het werk van nabij – het maakte deel uit van de tentoonstelling van Chamberlain die we, ook in 1979, in het Van Abbemuseum gemaakt hebben. Nu hangt het tijdelijk in het Van Goghmuseum, niet meer gloednieuw maar eerbiedwaardig. Dat is mooi: overal waar we werk van de beeldhouwer zien gaat de zon op.

Dit inspireert ons om Van Gogh nog vrijmoediger te gaan zien
© THE GALLERY MOURMANS

Maar eigenlijk was ik nog eens Rembrandts ets, de Kruisafname van 1642, aan het bekijken die doorgaans als schets wordt aangeduid. Dat komt doordat de figuratie in de prent met een karig soort schrale lijnen is getekend. Verder is de opzet van het beeld impulsief en verward. Lijnen gaan over elkaar heen alsof ze aarzelen hoe ze verder moeten. Rembrandt heeft die verstrengelingen laten bestaan omdat hij ook niet wist waarheen – ook of hij met verschillende versies van het gebeuren tegelijkertijd bezig was. Het begon met dat hoge frontale kruis, kolossaal van onder naar boven met Jezus die net dood is. Dat is een sterk motief. Ze moeten de dode nu netjes losmaken. Een arm hangt al slap naar beneden. Twee man terzijde van het kruis hangen aan een doek te trekken (onder de oksels van de dode door en over de dwarsbalk) zodat het lichaam niet naar voren valt. Zijn voeten zijn nog vastgespijkerd. Maar dan: links bij het kruis, met zijn hoofd bij Jezus’ knieën, staat een gestalte die met zijn linkerarm het kruis omarmt. Rechts zien we de vingers. Het is een gebaar van grote tederheid. Dat is een ander motief in de ets: dat van het droeve weeklagen. Er zijn daar andere zulke gestalten geschetst. Ze staan onder een brede trap. Overigens zijn trap en kruis een meesterstuk van ruimtelijke mise-en-scène. Op de trap staat een timmerman die onbekommerd met een nijptang de spijker uit de hand van Jezus verwijdert.

Rembrandt, De kruisafname: schets, 1642. Ets en droge naald, 15 x 11,5 cm; onder: John Chamberlain, Blue Brownie, 1979 © Rijksmuseum Amsterdam

De prent is rommelig gedoe en droevige stemming tegelijkertijd. Van die twee emoties heeft Rembrandt, in een onrustig soort steno, verschillende aspecten met elkaar verbonden. Het is dus een eigenzinnige ets – niet een typisch mooi blad. Ik kwam ertoe het zo te bekijken omdat ik moest denken aan het navrante spektakel Carrousel van Bruce Nauman uit 1988. Dat zijn, gegoten van kleurloos gietijzer, figuren van beesten die langzaam ronddraaien aan een gammele draaimolen. Je kijkt ernaar, een beest schuift en schommelt voorbij, je ziet er twee of drie tegelijk. Maar ook kon je dwars door de bewegingen heen lopen. Net zo, in fragmenten, begon ik de ets van Rembrandt te zien. Tussen het kruis en de trap, en daaromheen, zag ik fragmenten bewegen van een kruisafname. Is dat bizar? Niet voor mij. Ik zie dan hoe Rembrandt en Nauman tijdgenoten worden.

Dan ten slotte Chamberlain bij Vincent van Gogh. Zijn sculptuur hangt daar, zegt het museum, omdat de beeldhouwer door Vincent geïnspireerd werd. Dat is een vergissing. Het is omgekeerd. De wandsculptuur Blue Brownie is impulsief en los in elkaar gezet. Die onorthodoxe vrijmoedigheid ervan is juist voor Van Gogh een inspiratie. Omdat werk van Chamberlain nu in Vincent zijn buurt hangt, gaan we anders kijken – het inspireert ons om Van Gogh nog vrijmoediger te gaan zien. Kunstenaars zijn rusteloos en tijdgenoten allemaal.

PS. Een paar sculpturen van John Chamberlain vormen een project (in samenwerking met de galerie van Ernest Mourmans in Maastricht) dat nu gaande is in het Van Gogh Museum