TELEVISIE - Walter van der Kooi

Terwijl de EO komt met een driedelige reeks over toenemend antisemitisme in West-Europa (De kanarie in de koolmijn – zie de papieren Groene) brengt de NTR een Teledoc over de nasleep van ‘antisemitisme aan de macht’. In De claim – zoektocht naar roofkunst uit WOII volgt Ditteke Mensink twee van vele zaken waarover de ‘Restitutiecommissie’ uitspraak moet doen. De ene betreft het opeisen door de dochter van Gustaaf Hamburger van portretten van twee echtelieden door Ferdinand Bol, die op het moment van de claim hangen in Museum Tongerlohuys in Roosendaal. Ze maakten ooit deel uit van een grote kunst- en porseleincollectie van deze Larense bankier die naar de VS vluchtte. De andere behelst een olieverfwerk op karton van Isaac Israëls, voorstellend kinderen op ezeltjes op het strand, in bezit van het Arnhems Gemeentemuseum. Hierop maakt Lionel Tokkie jr. aanspraak. Het zou van zijn grootvader zijn geweest, die, kleermaker van beroep, het als betaling voor het maken van een pak gekregen zou hebben.

Mevrouw Hamburger laat zich vertegenwoordigen door het in kunstrestitutie gespecialiseerde Canadese bureau Mondex, dat bij succes een percentage van de waarde krijgt. Meneer Tokkie doet het onderzoek, gedreven en steeds gebetener, zelf. Het is de door de overheid ingestelde, maar onafhankelijke Restitutiecommissie (juristen, historicus, kunsthistoricus) die sinds 2002 na uitgebreid onderzoek en hoorzittingen uiteindelijk beslist over de rechtmatigheid van claims. Van de Bol-portretten is bekend dat ze in handen van suikerfabrikant Veldkamp kwamen, van wie een brief aan de autoriteiten bekend is in de trant van: ‘Ik zoek een klein landgoed dat ingericht moet en nu meen ik te weten dat u over nogal wat in beslag genomen joodse goederen beschikt – misschien is daar iets voor mij bij.’ Adembenemend in directheid en schofterigheid. Hij was, zacht gezegd, deutschfreundlich. Na zijn dood verkochten de erven de portretten aan de gemeente Roosendaal die ze in het raadhuis hing. Later verhuisden ze naar het museum. Ten tijde van die aankoop was niet bekend dat Hamburger na de oorlog de schilderijen als vermist had opgegeven.

Bij de Israëls ligt het ingewikkelder. Isaac schilderde deze strandtafereeltjes in veelvoud en de vraag is of het exemplaar in Arnhem dat van grootvader is geweest. We gaan op pad met de deskundigen van de commissie en met Tokkie. Het is minutieus archievenwerk met recherchekarakter. Voor mevrouw Hamburger is het een kwestie van gerechtigheid, waar voor haar materieel niet immens veel van afhangt. Ze wil de opbrengst aan goede doelen schenken. Voor meneer Tokkie is het een kwestie van existentieel belang: grootvader en andere familieleden zijn vermoord, het verleden is thuis verzwegen en verdrongen. Bij hem kun je van trauma spreken. Hij wil de Israëls aan Westerbork geven. Maar is waarschijnlijkheid voldoende rechtsgrond voor een claim? Het is pijnlijke, fascinerende materie die ook visieverschillen binnen de commissie duidelijk maakt. En die laat zien hoe slordig en onverschillig er na de oorlog met de materie werd omgegaan. En vaak nog lang daarna.

Ditteke Mensink, De claim – zoektocht naar roofkunst uit WOII, NTR Teledoc, maandag 5 december, NPO 2, 20.20 uur

-

De VPRO zet een jonge traditie voort: een dramaserie voor de hele familie die, op weg naar Kerst, dagelijks wordt uitgezonden. Seculiere adventskalender. Dit jaar een wel heel gewaagde onderneming: Alleen op de wereld naar Nederland en ‘nu’ vertaald. Dus wordt Remi in de Spar gevonden op de plek waar je een krat lege flessen inlevert. En ontfermt een dorpelinge zich over hem die tot liefhebbende moeder uitgroeit. Haar man, zijn ‘vader’ heeft hij in twaalf jaar nog nooit gezien: internationaal vrachtwagenchauffeur en die mannen hebben het druk, zoals we weten. Remi’s vreugde over zijn onverwachte komst slaat al snel om: de man gelooft niets van het vondelingverhaal en loost de jongen schandalig bij een benzinestation. Maar wees gerust na zoveel moderniteit: wie staat daar met een oud bestelbusje? Jawel: de oude Vitalis, die, met viool, gitaar en hondjes Dolce en Zerbino stad en land doortrekt. Voor de kenners: van aapje Joli Coeur hangt alleen een foto aan de wand (overleden immers). Wel is varkentje Appie aan de menagerie toegevoegd. Enfin, Remi speelde al trompet in de fanfare, dus die kan vrolijk mee gaan blazen.

Ik zag drie afleveringen van de twintig en ben benieuwd naar de verdere vertaalslag van het heerlijkste boek uit mijn jeugd. ‘Keihard en hoopgevend’ wordt ons beloofd. ‘Linke soep’ en ‘dapper, dapper’ zou ik de onderneming willen noemen. Maar het belooft leuk en knap te worden.

Margien Rogaar en Steven Waterlood (regie); Mieke de Jong, Anne Hofhuis, Myranda Jongeling (scenario), Alleen op de wereld, VPRO, 20 afleveringen, dagelijks vanaf dinsdag 6 december, NPO Zapp, 18.00 uur


DANSTHEATER - Loek Zonneveld

Martin Gropius Bau is een palazzo dat eind negentiende eeuw aan de rand van Berlin Mitte is neergezet op een plek waaromheen later geschiedenis zou worden geschreven. Het amusement van de Potsdamer Platz in de gay twenties lag op roepafstand van hier. De konijnen die om de Muur hipten in het niemandsland van de DDR konden het gebouw in de verte zien liggen. En Checkpoint Charlie was (en is) letterlijk om de hoek. Martin Gropius Bau, dat overigens is vernoemd naar een oudoom van Bauhaus-architect Walter Gropius, is destijds opgetrokken in de stijl van de Italiaanse Renaissance. Daar is in de slag om Berlijn in 1945 een hoop grandeur van weggeschoten, maar de met een glazen koepel overdekte binnenhof heeft nog altijd een feestelijk soort van luister. Belangwekkende tentoonstellingen zijn in dit gebouw georganiseerd, zoals de Pruissen-expositie in 1981 en Berlin-Moskau-Berlin in 2003. Nu is Martin Gropius Bau voornamelijk gereserveerd voor tijdelijke exposities. Zoals op dit moment (nog t/m 9 januari 2017) een grote overzichtstentoonstelling over het werk van danspionier en choreograaf Pina Bausch (1940-2009). De eerste keer eigenlijk, sinds haar plotselinge overlijden, zeven jaar terug. Het is een heerlijke tentoonstelling.

Centraal in de expositie, gelokaliseerd in de overdekte binnenplaats van het museum, is een reconstructie van de Lichtburg, een oude bioscoopzaal in Wuppertal, waar sinds 1977 bijna alle stukken van het Tanztheater van Pina Bausch zijn ontwikkeld, ontstaan, gerepeteerd en in reprise genomen. De gecapitonneerde deuren en wanden zijn nagemaakt, verder is er het grote filmdoek, en staan er kledingrekken en meubilair en ligt er een ruime dansvloer. Hier worden warming-ups voor de tentoonstelling verzorgd voor schoolklassen en andere groepen bezoekers, als opmaat voor georganiseerde rondleidingen. De reconstructie van de Lichtburg is ook de plek voor workshops, lezingen, filmvertoningen en openbare repetities met dansers van het Tanztheater Wuppertal.

In de prachtige galerijen om de binnenplaats heen wordt middels documenten, programmaboekjes, affiches, foto’s en eindeloze reeksen monitoren met uniek beeldmateriaal, de geschiedenis van Pina Bausch als individuele danser en als choreograaf herverteld. Vanaf haar studie aan de Folkswangschule in Essen en bij onder anderen Martha Graham in New York, via de samenwerking met Kurt Jooss, onder andere aan de reconstructie van het beroemde werk Der grüne Tisch, een anti-oorlogsballet dat in 1932 in Parijs in wereldpremière ging en waarin Pina Bausch in 1966 meedanste, naar de beginjaren en de hoogtijdagen van Bausch’ dansgezelschap. Alles is nauwgezet gedocumenteerd, tot en met de eerste choreografische experimenten op muziek van Bartók en Purcell, en de eerste avonturen met het jonge ensemble in Wuppertal.

Achter de Lichtburg en de rijk gevulde galerijen daar omheen is nog een langgerekte, complete vleugel van het museum gereserveerd voor een thematisch exposé over het onderzoekswerk van Pina Bausch en haar troep. Op zoek naar niet zozeer hoe mensen bewegen, maar veel meer naar wat hen beweegt, zoals het beroemde motto van de choreograaf luidt. In een achttal zalen is voluit ruimte gemaakt voor allerlei aspecten van het werk: de rol van de vormgeving, de ontwikkeling van de dansers en het ensemble, de kostuums, de coproducties, de vragen van Pina aan haar dansers, de publieksirritaties over het nooit ‘af’ zijn van de voorstellingen. Op monitoren en grote schermen volgen we een aantal cruciale momenten in het werk aan afzonderlijke voorstellingen. Zoals Walzer, dat in 1982 in het Holland Festival in première ging in Carré. Dat werd een spannende try-out, door de VPRO-televisie intrigerend live in beeld gebracht, inclusief de slaande deuren van woest wegstuivende bezoekers: ‘Maar dans dan toch eindelijk eens!’

Ook de stilte en de stilstand in het permanente experiment krijgen de nodige aandacht. Een complete zaal is bijvoorbeeld ingericht rondom een voorstelling die door velen indertijd als volkomen mislukt werd beschouwd, een spannend project dat in 1980 werd gemaakt met Schauspielhaus Bochum, het Shakespeare-Gesellschaft en Tanztheater Wuppertal, op basis van een regieaanwijzing van Shakespeare in Macbeth, waaraan ook de titel van de productie werd ontleend: Er nimmt sie an der Hand und führt sie in das Schloss. Die anderen folgen. Er gebeurde aanvankelijk zo weinig in die voorstelling dat het Bochumse publiek woedend werd en de voorstelling geen schijn van kans leek te bieden. Waarop Jo Ann Endicott (Sydney 1950), Mitarbeiterin en danseres van het eerste uur, woest uitviel naar de toeschouwers: ‘Als jullie het niet interesseert, ga dan naar huis, kijk van mijn part televisie, maar laat ons hier rustig ons werk doen.’ Waarna ze het podium af rende, na een paar minuten terugkeerde, en tegen het publiek zei: ‘Hilft mir fort!’ Pina Bausch was trots op haar. Ze had het zelf nooit gedurfd.

Ik heb op de tentoonstelling Pina Bausch und das Tanztheater ruim drie uur rondgedwaald, kwam ogen en oren te kort. Mocht U derhalve in de kerstvakantie of daaromtrent in Berlijn zijn, van dans in het algemeen en van Pina Bausch in het bijzonder houden, ga vooral even langs. En verder: laten we maar hopen en bidden dat er ergens in de komende jaren een mooi Vlaams-Nederlands coproductie-initiatief zal ontstaan, om deze tentoonstelling naar ‘de Nederlanden’ te halen, naar Antwerpen, Brussel, Gent of Amsterdam.

Pina Bausch und das Tanztheater – Bundeskunsthalle im Martin Gropius Bau, Berlijn, t/m 9 januari 2017, 10-19 uur, dinsdag gesloten en ook dicht op 24 en 31 december, HYPERLINK “http://www.pina-bausch-ausstellung.dewww.pina-bausch-ausstellung.de


FILM - Gawie Keyser

De Waterboys in de titel van Robert Jan Westdijks nieuwe film blijken dus dé Waterboys te zijn, en een eerste reactie op deze informatie zou dan heel goed iets kunnen zijn in de trant van: dát is vals spelen.

The Waterboys, een band gevormd rond de Schotse muzikant Mike Scott die een mix van folk en rock speelt, brak in de jaren tachtig door met de magistrale albums This Is the Sea en Fisherman’s Blues. Nummers als The Whole of the Moon werden hits. Begin jaren negentig gingen de bandleden uit elkaar, maar onder leiding van Scott herrees The Waterboys telkens in verschillende gedaanten.

Rond hun muziek bouwt Westdijk zijn film. En ook nog tamelijk letterlijk. De openingsscène is op de maat van het dramatische begin van Don’t Bang the Drum, exemplarisch van de big music-stijl van de band. Trompetten en piano zijn in een tweespel dat opbouwt en opbouwt, exploderend in een climax van percussie. In het beeld: een man komt thuis, doet zijn kleren uit, gaat in bad, droogt zich en doet een kast open om kleren te pakken – alleen is er niets. In de woonkamer staren lege plekken in de boekenkasten hem eveneens aan: vrouwlief is er vandoor gegaan.

Het is een briljant opgebouwde scène, precies getimed in de montage en visueel zo gecomponeerd dat thrillerschrijver Victor (Leopold Witte) tegen vlakke achtergronden met rechte lijnen verschijnt die misschien iets over zijn ogenschijnlijk geordende leven vertellen. Hierop volgt een telefoongesprek met zijn zoon Zack (Tim Linde) die precies op dat moment kampt een woedende vriendin. De chaos van de ruzie wordt close in beeld gebracht met een onrustige camera.

Crisis, dus, bij vader en zoon. Gelukkig kunnen ze weg, naar Schotland voor de promotie van de vertaling van Victors roman. Daar volgen nog meer mooie scènes: de irritatie tussen Victor en Zack; hun zoeken naar een manier om te leven; en de eeuwige strijd met herinneringen en de pijn van verloren kansen en verkeerde keuzes.

En altijd maar weer die Waterboys, zelfs culminerend in een concert waar de echte Waterboys optreden met Victor en Zack dansend in het publiek. Het is onmogelijk tijdens het kijken niet samen met Victor en Zack te worden meegesleurd in de fantastische muziek. Of dit inderdaad ‘vals spelen’ is maakt uiteindelijk misschien niet zo veel uit, want de emotionele impact van de beelden en de muziek blijft.

Dat Victor uiteindelijk een vrij banaal leven heeft – groot drama is hier niet aan de orde – maakt de film in een zekere zin oppervlakkig. Toch voel je samen met Victor hoe belangrijk de euforie van het moment kan zijn, ook al gaat het om een herinnering aan hoe het ooit was. Of je dat gevoel kunt terughalen – of je zoals Jay Gatsby welgemeend en vol onschuld kunt zeggen: maar natuurlijk valt het verleden te herhalen – is maar de vraag.

Westdijk maakte eerder Zusje (1995) en Phileine zegt sorry (2003), maar Waterboys is, vals spelen of niet, bij verre zijn beste film.

Te zien vanaf 1 december


Beeld: 1) De claim, Ditteke Mensink; 2) Rolf Borzik / Aufführung: Aktionen für Tänzer / Choreografie: Pina Bausch Essen/Wuppertal, 1971 © Pina Bausch Foundation