Film – Gawie Keyser

Alle films van Theo van Gogh - 10 oktober t/m 2 november in EYE

Alle films van Theo van Gogh draaien in de komende weken in een speciaal retrospectief in het filmmuseum EYE. Daarnaast zijn er vier van zijn favoriete klassiekers in het programma opgenomen – een boeiende aanvulling die een inkijkje biedt op wat Van Gogh als cineast bewoog.

Eind jaren negentig interviewde ik Van Gogh samen met producent Matthijs van Heijningen om hun mening over The Blair Witch Project te peilen, een film die in die tijd een fenomeen was door het lage budget en de gewaagde, minimalistische benadering. Van Gogh zei toen: ‘De essentiële horrorfilm… Drie mensen verdwalen in een bos en ze kunnen er maar niet uitkomen. Dat gevoel van totale claustrofobie. Ik vind het een meesterlijk idee.’ En: The Blair Witch Project betekent de democratisering van de filmkunst – wat Francis Ford Coppola altijd gewild heeft. Iedereen kan er met een camera op uittrekken.’

Hoe Van Gogh over cinema denkt wordt uiteraard vooral duidelijk door zijn eigen oeuvre. Met weinig geld en middelen maakte hij films waarin de essentie van verhaal en personages bijna noodgedwongen voorop staat. Dat was zijn stijl. Maar wat nu als hij wél alle geld, alle mogelijkheden zou hebben gehad om ‘groots’ films te maken? Zou hij iets anders hebben gedaan? Iets zoals de films die naast zijn eigen werk in het huidige retrospectief draaien? Of laten juist deze films zien dat de focus op de essentie, op wat mensen drijft, op het drama van het gewone leven en de angst van het ondenkbare, vanzelfsprekend de kern van de echt goede film vormt?

Dat gaat op voor Van Goghs favorieten: Roman Polanski’s Repulsion (1965), over psychose en seksuele repressie, A Clockwork Orange (1971) van Stanley Kubrick, Don’t Look Now (1973) van Nicolas Roeg en Salò (1975) van Pier Paolo Pasolini. Deze titels zijn niet echt verrassend, maar ze vertegenwoordigen wel een soort ‘intense’ cinema. Gemeen hebben ze met Van Goghs eigen films dat ze iets over de maatschappij zeggen, dat ze een bepaald engagement met het culturele klimaat van de tijd hebben, wel zonder breedsprakigheid of visuele franje. Dit lijkt toenemend een anachronistische benadering, zeker in de huidige tijd waarin steeds grotere films, qua vorm, op de voorgrond treden. En toch, om Van Goghs visie valt niet heen te komen. Hij zei: ‘Ik ben geen cinematograaf. Ik hou nu eenmaal van kale films.’

Televisie – Walter van der Kooi

Privéterrein - , Het uur van de wolf, donderdag 9 oktober, NPO 2, 23.00 uur

Wees dankbaar als je geen autobiografisch schrijvende kinderen hebt of krijgt. Dat geluk is Christien Brinkgreve en Arend Jan Heerma van Voss niet gegeven. Sterker, die hebben twéé gezinstegels lichtende zonen: Daan en Thomas. Dat is heel wat lastiger voor de ouders dan het verwerken van autobiografisch materiaal in hun eigen geschriften, al dan niet met te vereffenen rekeningen richting de generatie van de grootouders van hun zoons.

Wees bovendien dankbaar als je geen filmer in je vriendenkring hebt, die je gezin van jaren gezamenlijke vakanties kent en over jullie, dat lichten en de gevolgen ervan voor de onderlinge verhoudingen, een documentaire wil maken. Zo’n huisvriend heeft dit schrijvende gezin uitgerekend wel: Pieter Verhoeff. Dat diens Privéterrein er is gekomen bewijst dat niemand een veto uitsprak. Het is een vaak ongemakkelijke film waarin aaibaarheid schaars goed is. Maar waarbij ook te lachen valt om deze argwanende, verbaal zwaar begaafde vechters die niet gewend zijn elkaar te sparen en soms zelf lachend incasseren.

Twee arena’s: de eetzaal van een vaak bezocht Frans hotel; de Rode Hoed waar een proces is gespeeld tegen zoon Daan vanwege aantasting van eer en goede naam van enkele gezinsleden; vanwege publiek maken van het private; vanwege onjuistheden in weergave van het verleden (officier van justitie Gerard Spong; rechter Felix Rottenberg). Alleen de moeder was bereid te getuigen, waarbij het verwijt dat Daan haar zorgende rol in de opvoeding wegmoffelde en die zelfs aan vader toeschreef, het zwaarst leek te wegen. Vader was aanwezig, maar weigerde mee te doen vanwege ‘het publicitaire karakter’ van de bijeenkomst.

Inderdaad lijkt het een spelletje, maar dan een waarbij klappen vallen waarvoor sommige gezinsleden kwetsbaarder lijken dan andere.

Last Hijack - dinsdag 14 oktober, NPO 2, 23.00 uur

Last Hijack is een internationale coproductie met groot aandeel van Ikon en Nederlandse fondsen, waarin een Somalische scheepskaping, liefst van een Europese olietanker, wordt voorbereid. Toen het filmplan ontstond was het onderwerp actueler (kapen is veel moeilijker geworden); bovendien was er in dat plan meer aandacht voor achtergronden zoals de verdringing van Somalische kleine vissers door fabrieksvisserij uit andere landen. Die wordt nog wel even genoemd.

Een film als deze is eigenlijk niet maakbaar: onmogelijk gevaarlijk voor westerlingen daar zelf te filmen. Bovendien: van de kaapgeschiedenis zijn nauwelijks beelden; en de kaapactualiteit moet verborgen blijven. Regisseurs Femke Wolting en Tommy Pallotta vonden twee oplossingen: filmen door Somalische tussenpersonen en die van afstand continu coachen; en animatie van dat wat niet gefilmd kan. Dat laatste knap gedaan in een mengsel van feit en fictie. Het eerste levert een verbluffend beeld op van hoofdpersoon Mohammed die een laatste grote slag wil slaan voordat hij toegeeft aan de druk van familie en samenleving om te stoppen (zegt hij). In de harde geschiedenis van zijn familie, getekend door oorlogen, zit enige rechtvaardiging voor zijn houding en gedrag. Maar in zijn eigen woorden ‘we leefden als beesten’ (qat kauwend, met geld smijtend, ouders en kinderen verwaarlozend, vrouwen misbruikend) zit de verklaring voor het feit dat er bij de kijker geen sympathie en daarmee nauwelijks begrip overblijft. Wel een uniek inkijkje in zowel criminele als niet-criminele Somalische mores.

Ton Koopman - NTR Podium, zondag 12 oktober, NPO 2, 13.00 uur.

De grote Ton Koopman wordt zeventig. Hans Haffmans spreekt hem thuis en gaat mee naar een masterclass die hij in Dordrecht geeft bij het Bachfestival daar .
Herhaling maandag middernacht

Toneel – Loek Zonneveld

Tussen Russen door de Theatertroep - donderdag, vrijdag en zaterdag in Frascati 2, Amsterdam

De opening van de avond is een knipoog naar continuïteit. Een paar weken geleden verlieten we dezelfde theaterzaal in de Amsterdamse Nes via de nooduitgang. Toen speelden de jongelui van de Theatertroep met collega’s van verwante groepen de memorabele toneelavond It Is a Tale Told by an Idiot. Nu komen we via dezelfde nooduitgang weer binnen voor Tussen Russen. Op de grond ligt dezelfde schrootjesvloer van een paar weken terug. De avond begint met het opruimen van die vloer, een woordloos reinigingsritueel, het in gebruik nemen van de schone toneelvloer voor een toneelavond van een heel ander karakter. Over een van de oudste clichés uit de West-Europese cultuurgeschiedenis: de Russische ziel. Die niet bestaat. Of toch juist wel?

De complete Theatertroep, het jongste toneelensemble van Amsterdam, ontstaan als een soort ‘bandjes-toneel’ uit middelbare scholen en jeugdtheateropleidingen, neemt plaats op de stoelen vlak voor de eerste rij publiek. We krijgen een proloog. Terwijl ze nog zo hadden afgesproken om deze keer de proloog weg te laten. En wanneer je je op een cliché stort, de niet of wel bestaande Russische ziel, dan overkomen je allerlei onverwachte dingen.

Er dwarrelen manuscripten uit het niets, dichters bemoeien zich met elkaar, al dan niet in steenkolen-Russisch, al dan niet onder invloed van wodka, balalaika-muziek of andere frei-schwebendemelancholica. De oudste tovermuts in ongeveer alle cyrillische schrifturen, Baba Yaga, tovert zich als het ware een slag in de rondte. En een toneelstuk dat absoluut gespeeld moet worden duikt met strijklicht op uit een avondlijke regenplas.

Dat toneelstuk blijkt de oermoeder van alle Russische oplichterskomedies te zijn, De revisor uit 1836, geschreven door de Oekraïner Nicolaj Vasiljevitsj Gogol, over een nep-regeringsinspecteur (‘revizor’) en zijn gewillige want door en door gretige en corrupte slachtoffers. Zoals de waard is vertrouwt men zijn Russen. Het stuk werd indertijd door Russische toneelspelers zo bizar slecht gespeeld dat Gogol wóe-dend het land verliet en geruime tijd uit Rusland wegbleef. De ‘troepers’ spelen het stuk behoorlijk verspijkerd, met het volle licht op een van de mooiste misverstanden-potpourri’s uit de Russische literatuur. De op één na mooiste scène uit het stuk slikken ze in hun enthousiasme weg en slaan ze (achter)over, als het glaasje wodka waarop ze zichzelf en hun publiek trakteren.

Wanneer uit dezelfde steeg en door dezelfde nooduitgang waardoor wij binnenkwamen, plotseling enkele stugge muzikanten met onvervalste berenmutsen hun opwachting maken, is de tijd voor de finale aangebroken, een apotheose waarin Gogol een ontmoeting heeft met Majakovski. Tenminste als ik me niet vergis, want verstaan kon ik het niet helemaal. Komt helemaal goed, de komende voorstellingen. Hoe dan ook: potentieel sterk einde van een heerlijke toneelavond.

Kunst – Roos van der Lint

Allegory of the Cave Painting - Extra City, Antwerpen, t/m 7 december

Veertigduizend jaar oude grottekeningen uit Noordwest-Australië staan model voor een tentoonstelling van moderne en hedendaagse kunst. Rode bacteriën en zwarte schimmels vormen de vurige verfstoffen die de Bradshaw-schilderingen een kleur geven alsof ze gister gemaakt zijn. En dat zijn ze in zekere zin ook: door de ‘kannibalisatie’ van de oude pigmenten door de schimmels zijn de tekeningen vanaf de dag van hun creatie in beweging. Zelf-schildering, noemt kunsthal Extra City dat.

In Allegory of the Cave Painting zijn kunstwerken bijeengebracht die gaan over dit sluimerende organisme, over de schaduwen en echo’s uit Plato’s grot, over het maken, tonen en bewaren van beelden. Een show vol dubbele bodems dus, en later deze maand opent in het Middelheimmuseum ook nog een tweede deel van de tentoonstelling: Allegory of the Cave Painting. The Other Way Around.

De kunstenaars lopen uiteen van Constantin Brancusi en William Hogarth tot Navid Nuur en Nina Beier. Het Nederlandse duo Lonnie van Brummelen & Siebren de Haan sleepte in 2001 een gipsen kopie van de Hermes van Praxiteles van Amsterdam naar Lascaux, dat andere beroemde grottencomplex. Op foto’s is te zien hoe het gips witte strepen over de wegen trok, op een sokkel in de zaal ligt wat er van Hermes overbleef. Als ik de film van het werk bekijk, vliegt plots de filmstrip van de diaprojector. Het beeld is verdwenen, ratelend vliegt de losse strip langs het apparaat. Het hoort bij het werk, stelt de baliemedewerkster gerust. Om de zoveel tijd moet ze de film opnieuw op de spoel vastmaken en terugspoelen; er bestaat maar één versie van het werk: het origineel. Met elke vertoning van de film zal de enige registratie van de tocht verder wegslijten.

En ook dat is de bedoeling, staat in een brief die de kunstenaars aan de maker van de schilderingen (‘Geachte grotschilder’) schreven en die ze eindigen met de vraag: ‘Hoe kan onze film, die bedoeld is om eindig te zijn, door de hoeders van onze cultuur worden geconserveerd?’ Een ultiem dilemma van de kunst, waar Allegory of the Cave Painting met prachtige vondsten in grossiert.