Film - The man in the high castle
‘Dystopia’ is een woord dat nu dagelijks in de media voorkomt, in politieke nieuwsberichten en analyses, maar vooral ook in stukken waarin literaire klassiekers als George Orwells Nineteen Eighty-Four en Philip Roth’s The Plot Against America opnieuw onder het vergrootglas komen. Vooral het eerste boek is weer razend populair, wat blijkt uit de de hoogte in geschoten verkoopcijfers. De oude ironie lijkt hier in het spel: in een poging de bizarre werkelijkheid te begrijpen, grijpt men naar fictie. Dit is ook wat mij is overkomen toen ik de afgelopen twee dagen een onverklaarbare hunkering had naar The Man in the High Castle, de roman van Philip K. Dick, maar vooral de daarop gebaseerde Amazon-serie waarvan seizoen twee nu in Nederland te zien is.

De roman is, zoals alles van PKD, schitterend. Lezen, dus. Maar ik wilde het verhaal vooral zien. Ik denk dat dit te maken heeft met de manier waarop de tekens van het fascisme in de herkenbare wereld zichtbaar zijn gemaakt. Toen de serie een paar jaar geleden voor het eerst werd uitgezonden, speelden de makers hier slim op in door hakenkruizen en andere nazi-parafernalia te gebruiken in reclameposters in de metro van New York, alsof het verhaal van The Man in the High Castle echt was. Na protesten moesten ze de affiches verwijderen. Maar het zaadje was gezaaid: fascisme is niet iets waarover je alleen in boeken leest, nee, het is echt.
The Man in the High Castle vertelt het verhaal van een alternatief Amerika waarin de asmogendheden de macht hebben, omdat zij de Tweede Wereldoorlog hebben gewonnen. Nazi-Duitsland regeert in het grootste deel van het westen van de Verenigde Staten. Japan beheert een deel van het oosten. In het midden is er een strook van neutraal gebied. Duitsland kon de oorlog winnen doordat Berlijn al vroeg in de strijd over een atoombom beschikte. Na inlijving van Amerika in het Derde Rijk vinden er grote technologische ontwikkelingen plaats, onder meer op het gebied van de supersonische burgerluchtvaart. En hoe magistraal ziet dát er wel niet uit in de serie: luchthavens in Washington en elders waar Concorde-achtige toestellen af en aan vliegen, met op de enorme vleugels hakenkruisen in rood en zwart.
Nog iets: rond aflevering vier van het nieuwe seizoen hebben de nazi’s iets nieuws bedacht: het op grote schaal bewateren van de Sahara, zodat ‘een heel continent van eten kan worden voorzien’, aldus een wetenschapper met subtiel op zijn revers vastgepind: een hakenkruis. In deze wereld is het normaal om blij te zijn met het regime. Amerika is welvarend, ook al zijn de vrijheden drastisch ingeperkt. De regering controleert de vloed van informatie en ieder teken van protest wordt snel de kop ingedrukt.
Toch is er verzet, vooral in de gedaante van hoofdpersonage Juliana, een jonge vrouw die een filmrol in bezit krijgt waarop te zien is hoe niet de asmogendheden maar de geallieerden de oorlog hebben gewonnen. Deze verhaallijn vormt de kern van de serie, ook in het tweede seizoen. De filmrol blijkt het eigendom van de mysterieuze man ‘in het kasteel’ die misschien wel informatie heeft over een ‘alternatieve werkelijkheid’.
De vraag over de noodzaak van verzet is een belangrijk thema. Personages beginnen steeds meer te twijfelen, niet in de laatste plaats omdat ze geconfronteerd worden met allerlei dilemma’s. Dat is eens temeer het geval bij Obergruppenführer John Smith (Rufus Sewell), een voormalige officier in het Amerikaanse leger, thans een SS-man die jaagt op opstandelingen. Zijn nieuw gevonden wereldbeeld – wat is Amerika na de oorlog een fantastisch land geworden – wankelt wanneer hij opdracht krijgt zijn eigen zoon een zachte dood te geven. De jongen blijkt een afwijking te hebben, krijgt Smith te horen van de huisarts, hij voldoet niet aan de vereisten voor toelating als burger van het Rijk.
Het is nog niet helemaal duidelijk hoe uitgebreid dit geniale plan is – of iedereen medisch onderzocht moet worden alvorens ‘burger’ te mogen zijn. En in het geval van de zoon van Obergruppenführer Smith is niet meteen evident wat hem nu precies ‘mankeert’. Hij praat of loopt niet raar, als een gehandicapte, de jongen ziet eruit zoals alle jongens van zijn leeftijd. Wel heeft hij gitzwart haar en een donker gelaat, maar dat heeft hij van zijn vader. Hoe dit afloopt zien we halverwege het nieuwe seizoen.
Wat The Man in the High Castle zo goed maakt is het gevoel van angst dat je krijgt tijdens het kijken. Bij het verbeelden van dystopia hebben de makers er alles aan gedaan het idee over te brengen dat deze wereld gewoon én geaccepteerd is. En dat verzet het werk van waanzinnigen lijkt, waarmee de serie naadloos aansluit bij het werk van Philip K. Dick. De vraag die hij zich consequent stelt in zijn romans: ben ik nu gek, of zijn jullie dat? Misschien is dát de reden waarom dystopia-literatuur nu zo in zwang is: als de wereld op zijn kop staat brengt alleen al het stellen van de vraag van PKD – dat is wat je doet terwijl je kijkt en leest – iets van normaliteit. En dat is al heel wat. Zeg maar gerust: soelaas.
The Man in the High Castle is te zien via de steamingdienst van Amazon; de genoemde boeken in dit artikel zijn weer overal te koop.
Toneel - As you like it

Enkele van de toneelvertellingen van William Shakespeare (Engels auteur, leefde van 1564 tot 1616), en met name veel van zijn komedies, zitten zo vol van verwijzingen naar grappen en grollen uit die tijd dat het wel puzzeltochten lijken door een wereld die ver weg lijkt vanwege de eigenaardigheden van de figuren, dichtbij vanwege het menselijk vluchtgedrag, en dicht op onze huid door de navolgbare verlangens die erin worden uitgesproken. En daar komt een raadselachtig vraagstuk bij: waar zijn de meisjes? Vrouwen mochten de vrouwenrollen namelijk niet spelen, toen. Dat hadden gelovige types met zwarte kousen bepaald. De meisjes van het toneel zaten dus in de jongens van het toneel. En als die meisjesjongens, vanwege de gevaren in de plot (en natuurlijk ook vanwege de goeie grap) zich gingen verkleden als jongensmeisjes, dan was het helemaal feest. Shakespeare was zowel dol op grappen als op feest. Dus schreef hij twee zogeheten travestie-dubbel-komedies. Eentje, As You Like It of Zoals U het bevalt in 1599, misschien als openingsvoorstelling voor zijn nieuwe toneelhuis. De andere, Driekoningenavond of Zie zelf maar, misschien als afsluiting van de kerstfeesttijd. Beide stukken zijn nu op de Nederlandse toneelplankieren te bewonderen. Amsterdams jongste toneelspelerscollectief, De Theatertroep, trekt vanaf maart door het land met het Driekoningenstuk.
Amsterdams oudste toneelspelerscollectief heeft sinds afgelopen week As You Like It op het repertoire genomen. Vier toneelspelers spelen alle rollen, aan en rondom een ronde tafel, met een kleedje op de vloer en her en der wat verdwaalde stoelen. Ze spelen het stuk door er als het ware doorheen te zwerven. Ze, dat zijn: een man in pak met een doorzichtige rok daar overheen. En: drie vrouwen in broekjurken of frivole beginnetjes van galakostuums en circuspakjes. Het is alsof ze zich steeds flarden van scènes proberen te herinneren. Zo kun je As You Like It ook heel goed (her)lezen: als een herinnering aan ruzies om erfgoed, aan angst over de schrikbarende populariteit van anderen dan jijzelf. Je kunt het stuk ook lezen als één grote, melancholieke en collectieve vlucht, weg van het leven aan het hof, vrijgevochten in het idyllisch bestaan in een groot bos.
De gelieven zijn er erg verliefd en erg in de war. De zwaarmoedige mens beweert dat de hele wereld één toneel is en het leven een tragikomedie in zeven aktes. Heeft die zwaarmoedige man trouwens last van een soa en is hij daarom zo depressief? De hofnar spreekt graag met herders om op te scheppen over het goede leven in de betere kringen. Terwijl de herders vooral hard werken met kringen onder hun ogen, en veel over hun schapen spreken, weinig over zichzelf.
De vier toneelspelers (Annette Kouwenhoven, Miranda Prein, Maureen Teeuwen en Jan Joris Lamers) lijken vaak niet geheel zeker van hun zaak en misschien mede daardoor zijn ze op de speelvloer gelukmakend kalm en beheerst, soms een tikje opgewonden. En daardoor alles bij elkaar heerlijke gidsen door dit prachtige stuk.
Warm aanbevolen.
As You Like It of Zoals het U bevalt speelt nog t/m 4 februari in Theater Frascati, daarna voorlopig t/m 22 maart in Utrecht.
Televisie - Savile revisited
Andere Tijden Sport ging over dammer Jannes van der Wal. Hyperintelligent, sociaal weinig vaardig, muzikaal, bedoeld en onbedoeld geestig. Zijn wereldkampioenschap leidde in 1982 tot een spraakmakend interview met Mies Bouwman. Haar openingsvraag ‘hoe oud ben je?’ leidde tot langdurig zwijgen en grijnzen (‘wat is dat voor vraag?’) en ook daarna bleek Jannes niet van de reguliere babbel. We hadden er een Bekende Nederlander bij, zij het een Ridder van de Uitgelachen Figuur.
Zo werd hij hoofdpersoon in Klasgenoten, waar een vrouw onder hilariteit van klas en Koos Postema beschreef hoe die sprinkhaan haar vroeger na school altijd nafietste zonder ooit een woord te zeggen. Jannes kon er niet om lachen. Het vermoeden rees dat afwijzing door vrouwen sowieso zijn deel was. Toen hij niet kwam opdagen bij het kampioenschap van Nederland (verslapen in de trein na een nacht zuipen) mocht hij weer opdraven in een programma van Postema om op een bankje zogenaamd diep te slapen. We zien die pijnlijk-flauwe scène en dan zegt de Postema van nu dat hij Jannes wel een beetje gebruikt heeft. Zacht uitgedrukt, vind ik. Door Postema en veel andere tv-makers ontstond het beeld van een dorpsidioot, waarbij weinig ruimte was voor de geniale, door collegae hoog gewaardeerde, complexe persoonlijkheid met autistische trekjes. Toen zag ik ook nog dat Wikipedia onder zijn naam meteen ook ‘Jannes van der Wal zelfmoord’ aanbiedt. Stuitend. Leukemie was de doodsoorzaak: broodje aap als aanbevolen lemma. Leve het internet.

Maar toch, zo’n peccavi als van Postema zie je zelden. Dit als opmaat naar een documentaire van Louis Theroux. Die maakte in 2000 een film over Jimmy Savile, Engelands bekendste tv-presentator, discjockey en, net als Mies, groot fondsenwerver voor de gezondheidszorg. Er ontstond een band tussen maker en onderwerp die dicht bij vriendschap kwam. (‘Je kunt hier altijd logeren’, roept Louis Jimmy na als de film is afgerond.) Toen overleed Savile en pas daarna bleek dat de vele geruchten die al bij leven bestonden over seksueel misbruik van kinderen, jongeren en jongvolwassenen niet alleen waar waren, maar dat zowel omvang als aard gruwelijk was.
Theroux voelde zich verplicht opnieuw te onderzoeken, waarbij bleek met hoeveel verbijstering en weerzin slachtoffers naar die eerste documentaire hadden gekeken: ongelooflijk hoe hij zich door Savile had laten naaien. Savile’s populariteit in Groot-Brittannië kende geen grenzen, wat voor een buitenstaander nauwelijks te vatten is, omdat hij er in uiterlijk en gedrag alles aan leek te doen onsmakelijk tot weerzinwekkend over te komen. Alleen al die gigantische sigaren onder alle omstandigheden. We zien hem een keer bij de BBC binnenkomen voor een bespreking – in te klein sportbroekje en nethemdje (hij speelde en/of was marathonloper) om zich voor het oog van de secretaresses om te kleden in… een droog nethemdje. Dames en tv-ploeg weten niet wat ze zien, maar ja, het is Jimmy. Nu concludeert Theroux: hij wilde duidelijk maken dat hij zich alles kon permitteren. Theroux had hem gevraagd naar de geruchten, maar liet zich makkelijk om de tuin leiden. Verbluffend is eigenlijk vooral dat Savile juist zoveel hints rondstrooide die wezen op het tegendeel van zijn ontkenning.
Maar waarom hier aandacht voor een Engels zedenschandaal? Omdat de film akelig veel duidelijk maakt over mechanismen rond macht, seksueel en ander misbruik, en wegkijken. En over de wijze van reageren van slachtoffers. De schade die Savile aanrichtte in het leven van honderden meisjes en vrouwen, gezond en gehandicapt (door liefdadigheidswerk had hij maximale toegang) is gigantisch. En de manier waarop zij niet durfden protesteren, aankaarten, of, als ze dat wel deden, geen gehoor vonden; de manier waarop ze het ellendige niet of nauwelijks wisten te verwerken – het lijkt helaas universeel. Theroux doet onderzoek en zelfonderzoek. Roept niet alleen (voorzichtig) zichzelf ter verantwoording, maar ook veel anderen die niet durfden of wilden weten. En dan te bedenken dat hij zich beperkt tot Savile, terwijl bij dezelfde BBC veel vergelijkbaars gebeurde. En dat nu eindelijk de sport aan de beurt komt – daar en bij ons.
Louis Theroux, Savile Revisited, VPRO, vrijdag 3 februari, NPO 3, 20.25 uur
Televisie - Krabbé zoek Picasso
Na Vincent van Gogh brengt Jeroen Krabbé ons Pablo Picasso. Acht afleveringen lang. Krabbé is zelf beeldend kunstenaar, met kennis van kunstgeschiedenis en schildertechniek; hij is een verbaal vaardig en charmant presentator; en hij is acteur, wat je soms merkt en waar je van moet houden. In zijn rode auto doorkruist hij een deel van Europa in het spoor van Pablo, diens vrouwen en werk. Waarbij het inhoudelijk kompas is: een nieuwe vrouw betekent een nieuwe fase in de artistieke ontwikkeling. Ik wilde schrijven ‘elke nieuwe vrouw’, maar in die mal valt het oeuvre niet te persen, al was het maar vanwege de aantallen (vrouwen en werken).

Hoe goed (of geforceerd) dit uitgangspunt werkt in de serie kan ik niet beoordelen. Ik zag de twee eerste afleveringen, waarvan nummer één uiteraard echt ouverture is (1881-1904; kind, jongeling, jongvolwassen Parijs-ganger) en de tweede gekoppeld is aan de eerste grote vlam, Fernande Olivier. Die hij tegenkwam bij de deur van Le Bateau-Lavoir, zijn onderkomen/atelier waarin meer kunstenaars woonden en werkten. Dat dat onder donderslagen en slagregens na bloedhitte gebeurde, en dat hij een verzopen katje in zijn armen had, dat maakt, lijkt mij, wel duidelijk dat er meer is tussen hemel en aarde.
De paring die er dezelfde middag op volgde legde hij meteen op tekening vast en die zou je, oneerbiedig gezegd, als een van de statiën in dit kunstenaarsleven kunnen zien. Is dit honend bedoeld? Nou, een piepklein beetje. Er komen wel erg veel overenthousiast vertelde sappige anekdotes en faits divers voorbij. Maar dat is ook flauw: ik ben er niet vies van, je trekt er flink publiek mee, het is geen wetenschappelijke onderneming en er is wel degelijk aandacht voor het werk. Wat is er, met een variatie op ‘music’, tegen ‘images for the millions’? AvroTros brengt stevige kunstdocumentaires én meer toegankelijk werk. En acht keer Picasso door en voor Hollanders, dat is ‘gewoon’ heel bijzonder. We krijgen het wonderkind, zoon van een duivenschilder, mee; de traumatiserende dood aan difterie van zijn zusje, die volgens Krabbé’s vertelling in gans zijn leven en werk een grote rol zou blijven spelen; zijn door oudere kunstenaars erkende meesterschap toen hij pas tiener was; de tocht naar de Wereldtentoonstelling in Parijs, samen met boezemvriend Carlos Casagemas. Die toen het geld op was niet mee terug wilde naar Barcelona vanwege zijn liefde voor model Germaine Pichot, en die, na een missend pistoolschot op haar afgevuurd, zichzelf door het hoofd schoot. Een indrukwekkend schilderij van de dode vriend hing redelijk recent in het Van Gogh op de tentoonstelling Picasso in Parijs. Blauwe periode, treurnis, lijkkleur.
Ik laat het overzicht verder varen: Krabbé doet dat beter. Hij slaagt erin het ‘nieuwe’ en het belang van Picasso duidelijk te maken. Het meesterschap. Wat bewondering voor de duivelskunstenaar doet toenemen. (Zo gaat dat bij enthousiaste docenten: hun bewondering kweekt bewondering. Liefde hoeft daar niet bij inbegrepen te zijn. In dit specifieke geval niet voor de niemand-ontziende persoon, maar ook niet voor diens adembenemende maar ook huiveringwekkende oeuvre. Het laatste geheel voor mijn rekening.)
Als belangstellende leek zal ik de hele serie bekijken. Fernande Olivier bracht na de rouw de roze periode teweeg (aflevering twee). Soms zijn Krabbé’s uitspraken me wel erg apodictisch. ‘Met Les demoiselles d’Avignon gooit hij zeshonderd jaar schilderkunst weg.’ En een zin als ‘hij wordt rijk en wil trouwen, maar niet met Fernande’, suggereert oorzakelijk verband tussen inkomen en huwelijkswens die me wat potsierlijk voorkomt.
Ten slotte iets particuliers: terug in Spanje trekt hij met Fernande de Pyreneeën in. Idylle (waar door tyfus bij een meisje in hun herberg een eind aan komt – weer de kinderdoodsdreiging). Krabbé graaft daar een bergje aarde op en laat zien hoe dat prachtige bruin de schilder inspireerde. En opeens herinner ik me die kleur, vaak gezien in het werk van schilder Walter Barten. Die lang in Marokko en Zuid-Spanje woonde. En die vanaf 1969 ijzeren jaren medewerker voor beeldende kunst van De Groene Amsterdammer was. Ook alweer dertien jaar dood.
Jeroen Krabbé (presentatie), Op zoek naar Picasso, regisseur: Richard den Dulk, AvroTros, acht delen, donderdags vanaf 26 januari, NPO2, 20.25 uur