
Toneel – Anne en Zef
Dialoog uit scène 5.
Anne Hoe vond je het?
Zef Wat?
Anne Het boek. Eerlijk zeggen.
Zef De eerste keer niet zo.
Anne Te weinig actie zeker?
Zef Ja.
Anne Hoor ik wel meer – vooral van jongens.
Zef Maar later heb ik het nog eens gelezen. Toen vond ik het wel mooi.
Anne Omdat je dingen herkende?
Zef Ik denk het.
stilte
Goh, dat ik hier met Anne Frank zit.
Goeie dialoog is dit. Uit het stuk Anne en Zef. Dat zeven jaar geleden in première ging. En nu weer wordt gespeeld.
‘Goh, dat ik hier met Anne Frank zit.’ Hier. Waar is hier? Letterlijk: een kale ruimte, met tafels en een torentje en een wit doek voor filmbeelden van een ruig berglandschap. Hier, dat is ook een plek die buiten tijd en ruimte valt. Voor een jongen en een meisje die uit hun tijd gevallen zijn. De jongen is Zef Bunga uit Albanië, die net is doodgeschoten. Hij was op de vlucht voor bloedwraak, volgens de wetten van zijn land. En nu is alles afgelopen. Het meisje is Anne Frank, ze is hier al wat langer, veel langer zelfs. Maar ze is wel altijd vijftien gebleven, dat was ze toen ze stierf. En hier word je niet ouder. Samen maken ze, al vertellend en spelend, een reconstructie van het pad dat naar hun dood voerde. Zef doet het verhaal van de vreemde wetten van zijn land en over zijn familieleden, zijn familieclan eigenlijk. Die wetten worden de Kanun genoemd, en die schrijven voor dat mensen almaar wraak moeten nemen voor de dood van weer andere mensen. En dat zijn vader daar vanaf wilde. En dat zijn moeder zich er juist bij had neergelegd. En toch ook weer niet.
Zef kan prachtig mensen imiteren, hij speelt in z’n eentje zijn hele familie Bunga na, alle feesten en ook alle dorpsruzies. Zijn vader en moeder grijpen af en toe in, en laten dan hun kant van de vertelling zien, hun rol in die eindeloze keten van bloed en verraad en verdriet. Anne Frank maakt het dagboek uit het Achterhuis af, in Westerbork, in goederentreinen, in het kamp Bergen-Belsen, tot aan haar dood door ziekte en uitputting. Eerst schrijft ze aan haar dagboekvriendin Kitty nog op papier, later doet ze dat ‘op een steen, in het zand, in de lucht’, en op het allerlaatst alleen nog maar in haar hoofd. In het verhaal over de familie van Zef, die naast al die narigheid en al dat wreken en zo ook een hoop warmte te bieden heeft, vindt Anne in haar verbeelding een nieuw huis, en ook de moed om af te maken waarin ze zo wreed werd onderbroken: haar dagboek, haar relaas over een verschrikking die in geen woorden te vangen lijkt, over het binnenste van de hel, het doolhof van de dood.
Het is een van de godswonderen van deze prachtige voorstelling. Ad de Bont schreef Anne en Zef en regisseerde de tekst ook, indertijd als openingsproductie van een nieuw jeugdtoneelgezelschap, een fusie van zijn eigen Wederzijds en Huis aan de Amstel van Liesbeth Coltof. Het is, mede door de opzwepende muziek van Guus Ponsioen, een lichte voorstelling geworden, waarin vier heerlijke spelers door de tijd springen. Laura de Boer als een beheerste Anne, Floris Verkerk als een wilde Zef, Rian Gerritse als een wanhopige moeder, Peter van Heeringen als de koppig in het goede gelovende vader. Wat begon met een moord, eindigt met dood door uitputting.
Anne Een scherpe pijn wordt een streling.
Zef Dat iets waarvoor ik zo bang was, zo zacht kan zijn.
In het echte slot heeft Anne Frank Zef Bunga gekust en Zef Bunga heeft Anne Frank gekust. Echt waar. Dood door liefde overwonnen. In een zeldzaam heldere, pure en mooie voorstelling.

Anne en Zef, zondag 10 april om 15.00 uur in de Stadsschouwburg Amsterdam, zondag 24 april om 15 uur in de Koninklijke Schouwburg Den Haag, woensdag 4 mei om 20.15 uur in Jeugdtheater de Krakeling in Amsterdam, in het kader van Theater na de Dam; toneelmakerij.nl
LOEK ZONNEVELD
BEELD: Sanne peper
Film – Full Contact
Het ‘verdwenen lichaam’ is het onderwerp van Kathryn Hales’ invloedrijke studie How We Became Posthuman gepubliceerd aan het einde van de vorige eeuw. Hierin onderzoekt ze de scheiding van informatie en het menselijk lichaam. Dit sluit aan bij het postmodernistische idee van virtualiteit: het fysieke legt het af tegen het gedroomde, zodat ‘schijnbeelden’ even echt zijn als de echte werkelijkheid.
Hales’ werk is een soort waarschuwing tegen de gevaren van losgeslagen virtualiteit. Ze bepleit een erkenning van ‘de eindigheid van het menselijk leven’ en vraagt begrip voor het idee dat de mens juist afhankelijk is van de tastbare werkelijkheid, in al haar complexiteit, voor zijn voortgezette overleving.
How We Became Posthuman werkt door in David Verbeeks uitstekende, filosofische film Full Contact, over een dronepiloot die opgesloten in een container ergens in de woestijn in Nevada zijn werk doet. Vanaf de eerste scènes is duidelijk dat vervreemding zijn bestaan kenmerkt. Het neerschieten van doelen duizenden kilometers verwijderd van waar hij zich fysiek bevindt gebeurt zijn hoofd, in een virtuele ruimte waarin hij niet of nauwelijks de gevolgen van zijn acties kan bevatten. Want Ivan, de piloot, bestaat los van Ivan, de fysieke mens. De piloot heeft zijn lichaam niet nodig, de piloot werkt met schijnbeelden. Virtualiteit is zijn enige werkelijkheid.
Verbeek problematiseert deze situatie subtiel wanneer een muskiet in de container op Ivans arm landt, en het in close-up duidelijk wordt dat het insect zijn lichaam binnendringt. Het beeld accentueert het lichaam, maar het lichaam is er niet, het is een leeg ding. De werkelijkheid is hier slechts informatie in de vorm van beelden in Ivans bewustzijn. De morele gevolgen van die werkelijkheid – Ivan blaast Taliban-strijders aan de andere kant van de wereld op door in Nevada op een knopje te drukken – staat los van het lichaam dat deze acties uitvoert.
Net als Hales laat Verbeek zien dat het loslaten van de schakel tussen bewustzijn en het fysieke onhoudbaar is. Ivan scheurt met zijn motor over de snelweg naar Las Vegas waar hij een stripclub bezoekt. Tegen een stripper die hij in de club ontmoet zegt hij eerst impotent te zijn, maar later heeft hij wilde seks met haar. Het klaarkomen is lichamelijk, gevoel is afwezig.
Dan volgt er een schitterende droomsequentie – een abrupte narratieve breuk – waarin Ivan ergens in een rotsachtig gebied bij de zee als een schipbreukeling leeft. Hij heeft hallucinaties, van een hond die in de nacht met gevaarlijke ogen naar hem kijkt, van Taliban-strijders die hij met een machinegeweer neerschiet.
In het derde deel van de film sluit Ivan zich aan bij een kickboksschool waar hij meteen in elkaar wordt geslagen. Maar dat wil hij. Het is niet dat hij op zoek gaat naar het lichamelijke, hij hunkert eerder naar herstel van de link tussen lichaam en geest. Ivan wil voelen, en het is alsof hij instinctmatig weet dat hij hiervoor zijn lichaam nodig heeft. In de context van de film is de implicatie dat moraliteit en de immens complexe, tastbare werkelijkheid samengaan. Wie exclusief in het virtuele domein leeft – in een container in Nevada – kán geen moreel besef hebben. En dat is wat Ivan kapotmaakt in Full Contact.
Full Contact, te zien vanaf 31 maart
GAWIE KEYSER
Televisie – De hokjesman
Het curieuze programma De hokjesman van de zichtbare Michael Schaap en de onzichtbare Jurjen Blick begint aan zijn derde reeks. Curieus omdat Schaap verkleed als negentiende-eeuws antropoloog op bezoek gaat bij ‘groepen’ en die ouderwets portretteert. Ouderwets, omdat het niet de participerende observatie van vroeg-twintigste-eeuwse Amerikaanse antropologen als Boas en Herskovits betreft (grondleggers van het cultuurrelativisme) maar een zich opzichtig onderscheidende vreemdeling. Volendammers en vegetariërs, Molukkers en doven, Amelanders en antroposofen, katholieken en autonomen – hij praat met en soms over ze. Beleefd en nieuwsgierig voert hij tegelijk een toneelstukje op en vorst oprecht nieuwsgierig naar gewoonten en gebruiken, normen en waarden, overtuigingen en levenshouding.
Ik gaf er destijds geen cent voor maar ging snel om. Intelligent, geestig, respectvol en onthullend. De formule leverde bijna altijd iets interessants, maar soms juweeltjes op. Van de komende reeks zag ik een voorlopige versie van de tweede aflevering over ‘geesteszieken’. Buitengewoon tricky, op maar net niet over de rand, en alleen al informatief als historisch overzichtje van de omgang met wie psychisch in problemen kwam. De derde reeks begint met ‘de Drenten’, en omvat verder professoren, hindoestanen, lesbiennes, reizigers, duurzamen en Rotterdammers. Het is het laatste seizoen. Van harte aanbevolen. Want prachtig doordachte en gecomponeerde televisie.
Jurjen Blick, Michael Schaap, De hokjesman, derde reeks, VPRO, vrijdags vanaf 1 april, NPO 3, 21.10 uur
Televisie – Bed and Breakfast
In het kader van ‘camp-tv’ lijkt de honderdste aflevering van Bed & Breakfast een aanrader. Dat BBC-programma is door MAX overgenomen en behelst dat drie B&B-uitbaters elkaars onderneminkje bezoeken en beoordelen. De formule is in beton gegoten met steeds dezelfde opstellingen, vragen, scènes en uitstapjes in de omgeving. Het leukste is het natuurlijk als pietluttigheid, venijn en jaloezie door de beleefde beoordelingen heen kieren (‘niet eens een zeepvasthoudertje’), en als er werelden van verschil bestaan tussen de uitbaters. Maar ach, soms lijken de deelnemers vrienden voor het leven te worden. Goed, die honderdste bevat Bekende Nederlanders (reden om niet te kijken, inderdaad), maar dan wel een week lang in het Auvergne-buitenstulpje van 650 vierkante meter van Jan Slagter, hoogste baas en eigenaar van MAX. Onfrisse nieuwsgierigheid doet mij kijken.
Bed and Breakfast, MAX, vrijdag 1 april, NPO 1, 21.30 uur
WALTER VAN DER KOOI