Genade
TONEEL - De meiden (pt. 2)

De meiden © Jan Versweyveld

De actrices Marieke Heebink (Claire) en Chris Nietveld (Solange) hebben in De meiden van Jean Genet naast de tekst minimaal nog twee partituren af te werken. Om te beginnen is daar het parcours van handelingen dat ze heel precies moeten volgen. Het is de ‘ventweg’ naast de hoofdstraat van de dialogen in het stuk. Het verkeer over die ventweg wordt gedeeltelijk gestuurd door het ‘geluidsspoor’ van de enscenering: een mix van menselijke geluiden (gestommel van ‘de kerel van boven’), de muziek waarmee de rituelen worden begeleid (fragmenten uit Hollywood en brokstukken Chopin), en spookflarden uit een abstract universum (ritmes, ondefinieerbare klanken), alles volgens een geniaal ontwerp van Donato Wharton. Dat bij elkaar vormt de eerste partituur van de voorstelling. De tweede gaat concreet over de tweede taal in deze enscenering. Die is Pools, daar komen de meiden immers vandaan, zo heeft regisseur Katie Mitchell bedacht.

Vaak wanneer ze ‘in het nu’ zijn, als ze buiten hun ceremonie vallen, van de ‘Mevrouw’ met ‘de Meid’, als ze spontaan ruzie maken, of in paniek raken, en ook als ze zich diep ellendig voelen, spreken de meiden Pools met elkaar. Voorzien van boventitels. Als de actrices weer Nederlands spreken, dan worden díe teksten in het Pools van boventitels voorzien. Op deze Babylonische spraakverrijking is van alle kanten hard gewerkt. En ze weeft ons kijkers in een zowel vervreemdende als fascinerende cocon van taal. Die mij nog het meest doet denken aan de ontbijtzaal van een nu afgebroken Berlijns familiehotel, waar het ’s morgens vroeg altijd net leek of zo’n beetje het hele Oostblok door elkaar heen aan het praten was.

Katie Mitchell heeft de ‘sferen’ van de vertelling van Jean Genet heel precies voorbereid. Die ambachtelijke voorbereiding is haar denkkader, haar ‘concept’ zo u wilt. Zij kijkt goed en leert ons via de sturende ogen van haar regie in feite hetzelfde te doen. Als toneelmaker oriënteert Mitchell zich daarin op het werk van de Rus Stanislavski, die tussen 1898 (zijn doorbraak als regisseur) en 1938 (zijn dood) wereldwijd de pionier is geweest van geloofwaardigheid in het toneelspelen, de basis van psychologisch realisme in acteren. Toen hij in zijn laatste actieve jaren als regisseur en toneelpedagoog tot zijn schrik constateerde dat men, met name in Amerika, vooral met zijn bestudering van emoties aan de haal was gegaan (emotional memory als centraal onderdeel van het zogeheten method acting), herzag hij zijn systematische en wetenschappelijke benadering van toneelspelen grondig.

Mede onder invloed van zijn meest briljante leerling in Rusland, Meyerhold, benadrukte hij het belang van fysieke actie en exacte patronen van handelingen en bewegingen. Een hele generatie naoorlogse toneelspelers in Nederland, die tussen 1947 en 1969 werden geregisseerd door Stanislavski’s leerling van het eerste uur Peter Sjarov, vertelde bijvoorbeeld dat ze bij premières van hem zelden zenuwachtig waren, ‘omdat je zo ontzettend veel te doen had dat je helemaal geen tijd had om zenuwachtig te zijn’ (aldus acteur/regisseur Henk Rigters). In dat ‘veel te doen hebben’ ligt ook de sleutel tot de theaterstijl van Katie Mitchell. En die stijl maakt het ondergaan van deze versie van De meiden tot zo’n intrigerende en opzienbarende belevenis. Naast de acteerkwaliteiten van het trio Heebink, Nietveld en Cammaert, vanzelfsprekend.

Misschien maakt Mitchell door haar manier van werken ook wel ruimte voor onvermoede krachtlijnen in deze klassieke tekst. Het stuk loopt uit op een geënsceneerde zelfmoord van een van de twee meiden, dat is evident, zo staat het geschreven, zo is het door Genet bedacht en ‘bedoeld’. In deze voorstelling komt daar een element bij, dat altijd ergens tussen de regels moet hebben gezweefd. Solange schrikt niet meer, althans niet meer zo heftig, van de koers die Claire in het laatste ritueel uitstippelt. Ze gunt Claire die laatste akte ook, ruimhartig zelfs. Haar dood is een dood uit genade. Die je als kijker niet meteen ziet aankomen. De dreun wordt met de zachte middelen van de inkeer uitgedeeld. En komt mede daardoor des te harder aan.


De meiden is t/m 26 mei te zien; tga.nl.


Een partituur van de liefde en het ritme van de anarchie
DANS- EN MUZIEKTHEATER - Liefde en Jazz Duzz

Tijdens de kerstvakantiepremière van Liefde (MAAS-Theater/Dans) zat er in Rotterdam zo’n jonge lacher in de zaal die het verschil kan maken – bij iedere plompverloren struikeling van danser/performer Jefta Tanate schoot hij in een schallend lachsalvo, dat onder meer zo zeldzaam en allenerig klonk vanwege die ene seconde sneller zijn dan de rest van de zaal. Ook premières zijn gebaat bij intelligent publiek. En zo’n krachtlijntje tussen podium en zaal is het geluk én het voorrecht van levend theater. De punchline van het fysieke theater in dit geval, want in Liefde wordt zo goed als geen woord gesproken. Er wordt wel intens bemind, gejaagd, stormenderhand veroverd, en veel, zeer veel ‘verlegend’ – een werkwoordvervoeging die alleen maar hier bestaat: blozend verlegen reacties op oerknallen van verliefdheid.

still Liefde, trailer © maastd.nl

Waar zijn we? In een gymzaal tijdens apekooien? Op een plein met fonteinen? In een disco? In een balzaal aan een hof? Of toch in een danszaal waar de papa’s en de mama’s ooit wals, foxtrot of tango leerden, en waar nu de kids al die andere dansen veroveren, elkaar tot dans verleiden. Van 8 tot 88, zo wordt Liefde aangeprezen. Ik heb tijdens het kijken vaak aan Le Bal moeten denken, de film uit 1983 van de vorig jaar gestorven Italiaanse maestro Ettore Scola, die met een Frans theatergezelschap in die film het verhaal vertelt over de danszaal als metafoor voor het leven. Zo’n ruimte is het, zo’n voorstelling is het ook: daar waar de oude liefde ooit schuifelde, daar dartelt nu de jonge. Het is alsof bedenker en regisseur Moniek Merkx, haar dansmeester Art Srisayam en haar hofmuziekmaker Joop van Brakel een mand met liefdesherinneringen en de bladen van een digitale partituur vol liefdesklanken over de dansvloer hebben uitgestrooid, als aas, prooi en speelmateriaal voor zes gretige dansers, bewegers, performers, persoonlijkheden.

Behalve die kampioen struikelen en botsen Jefta Tanate zijn dat: Dane Badal, Sue-Ann Bel, Mees Borgman, Gale Rama, Nastaran Razawi Khorasani (later: Denise Aznam), Freek Nieuwdorp en Jürrien Remkes. Sanne Danz heeft een kale plek ontworpen (zeker, dat kan, en zij kan dat helemaal). Gé Wegman heeft er een soort licht voor bedacht waarvan je je pas achteraf realiseert hoe goed het is. Zeker in combinatie met de feestelijk geraffineerde kostuums van Nicky Nina de Jong. Grote mensen spreken wel over het ‘liefdesspel’ en ze knipogen daar vaak dubbelzinnig bij. Hier is de liefde daadwerkelijk een spel, verwant aan de krachttoer, het voetbal, de clownerie, het vlinderen, de dancebattle, de jongleurie en het circus. De soundtrack van Joop van Brakel zwerft net zo soepel door de muziekgeschiedenis als de bewegingen door de historie van amusement en entertainment. Zo’n evenement noemen we graag bij zijn kortste roepnaam: feest.

Enkele dagen later ging deze kerstvakantie Jazz Duzz in première, een tekst van Roeland Hofman en Paul Knieriem, door laatst genoemde geregisseerd bij De Toneelmakerij. De startleeftijd van deze voorstelling is zes jaar, het moment waarop de meeste kinderen terecht komen in ‘groep drie’, waar het ‘echte leren’ gaat beginnen, met taal en rekenen, ’t kofschip en de staartdelingen en zo. Veel pedagoochelaars willen dat allemaal graag nog eerder in de schoolloopbaan, maar dat terzijde. De protagonist, gespeeld door jeugdtheaterveteraan Peter van Heeringen, heet Dizzy, en dat is vast te danken aan zijn progressieve moeder, hier opgevoerd als een verleidelijk sprekende rode sluier. Nick Livramento Silva, een gehaaid bewegende aspirant-toneelspeler die af en toe als verteller optreedt, introduceert Dizzy met zwier:

© Sanne Peper

Dizzy
wie is ie
een held of een sissie
een vreemde vogel fladdert rond
met een missie
onderweg naar dromenland
na een knuffel en een kissie
is ie klaar voor de grote mensenwereld
ja dat is ie
althans dat vind ie
en dat maakt hem dizzie.

Hij komt in een groep met twee nogal aangepaste kereltjes, een tutterig en prettig vet aangezet gespeeld duo: hoogbegaafde Ot (Lowie van Oers) en (me and my shadow) papegaai Frot (Sanne den Hartogh). De nieuwe fase van het leren valt Dizzy nog lang niet mee. Zoals blijkt uit de taaie aanvaringen met een lijflijk binnenstormende Taalopdracht en een eigenwijze Rekensom. En die twee klasgenoten zijn gewoon valse krengen. In de pauze, op de speelplaats, betreedt vervolgens de jazz het verhaal. Want in Dizzy’s gejank zit ritme en zijn ellende heeft de blues. Dat leert hij van twee vogels, Mingus en Miles (ook gespeeld door Van Oers/Den Hartogh), die overigens vooral zijn geïnteresseerd in de inhoud van zijn lunchtrommel. Maar die hem er ook op wijzen dat er beslist een hoop swing zit in zijn derde-groepers-hartekreten.

Ik kan het niet
Ik snap het niet
Ik ben zo dom
Ik wil hier weg.

En dan begint alles te bruisen en krijgt de anarchie het aanstekelijke ritme waar Jazz Duzz om lijkt te zijn gemaakt. De enige echte musicus van het stel, Klaas van Donkersgoed, neemt ze vaardig op sleeptouw. ’t Is wel echt een jongensdingetje, deze voorstelling. En ik ben benieuwd hoe het de Surinaamse, Antilliaanse en Nigeriaanse leerlingen zal vergaan wanneer ze erachter komen dat zowel Dizzy (Gillespie), als (Charles) Mingus en Miles (Davis) toch echt zwarte muzikanten en gekleurde jazzlegendes waren. Maar goed, hoewel zeer wit, swingen doet Jazz Duzz zeker. En wit is ook een kleur.


Liefde speelt nog t/m 8 april; maastd.nl, en Jazz Duzz speelt nog t/m 26 februari; toneelmakerij.nl.


TELEVISIE - Uit de bak, in de villa

Een curieus stukje Amsterdam is het verlengde van de statige Minervalaan – over het water, richting Station Zuid. Geen hoge appartementengebouwen volgens plan-Berlage meer, en nog geen Zuidas-wolkenkrabbers, maar vrijstaande, betrekkelijk lage villa’s, de meeste wit. Gescheiden door een grasveld met dubbele rij vleugelnoten, zowat de mooiste boom die ik ken. Paradijselijk, ware het niet dat die huizen nadrukkelijk geen pottenkijkers dulden en hun kont naar de passant keren – zelfs als er een voordeur in zit. Bij een ervan, nieuwbouw na sloop, is recent letterlijk een blinde muur aan de straatkant gezet. Misschien door een geleerde die niet gestoord wil bij zijn werk om de mensheid te redden; misschien door een kunstenaar die zo vals licht uit zijn atelier weert. Misschien gewoon behoefte aan privacy, maar toch wekt het geheel de indruk dat er hier en daar iets te verbergen valt.

Enfin, ik ben niet de enige met verdenkingen: in de nieuwe spannende Vara-serie Klem wordt een van die vleugelnootvilla’s bewoond door Georgina Verbaan en haar dochtertje. Georgina praat hier niet zo plat als Lena in ’t Schaep, maar dat deze Kitty van Mokums volkse afkomst is, is zonneklaar. Voor de lezer in woede uitbarst over zoveel elitaire arrogantie en vooroordelen: partner Marius (Jacob Derwig) komt in de eerste aflevering na acht (!) jaar uit de bak. Daar verdien je niet veel en zij werkt parttime in een bloemenzaak, dus tja… schiet niet op de pianist maar op de dramamakers. Die sterk staan: in villawijken zit (ook) fout geld. Geld is trouwens een van de motoren in dit drama: Marius heeft het niet tot zijn vrije beschikking en hij wordt er op onaangename wijze door collegae aan herinnerd dat hij dokken moet. Tegelijk staat hij bij de politie onder sterke verdenking van nieuw crimineel handelen. Kitty was dolgelukkig dat hij eindelijk vrijkwam (ze was zwanger toen hij veroordeeld werd en hun Krissie is nu acht), maar prompt begint het gelazer opnieuw.

still Klem © Vara.be

De avonturen van dit gezinnetje volstaan niet voor een veeldelige serie: daar is complexer stof voor nodig. Die wordt geleverd door hoge belastingambtenaar Hugo Warmond, weduwnaar met twee dochters, die naar zijn zin ongewenst veel met de Millertjes van doen krijgt doordat zijn jongste Suus klasgenoot en hartsvriendin van Krissie is. Over en weer werd er altijd driftig gelogeerd, maar nu Marius niet in het buitenland blijkt te hebben gewerkt (zoals Kitty beweerde) maar uit het gevang blijkt te komen, is Hugo beduidend minder happig. Ook al omdat er door Marius ‘dingetjes’ gebeuren die een geweldige carrièrestap bedreigen.

Waarom deze tip? Is het ‘hoogwaardig gelaagd kwaliteitsdrama’? Nee. Die pretentie zal het ook niet hebben. Is het vakkundig amusement, zoals een goede B-film dat is? Absoluut. Alleen al de cast (met ook nog Barry Atsma als Hugo) is natuurlijk ijzersterk. Bedenkers Frank Ketelaar en Robert Kievit stonden aan de wieg van meer succesvolle, spannende series: Vuurzee, Overspel. En Ketelaar is ‘gewoon’ een van de beste scenaristen voor serie, single play en speelfilm – onder meer ijzersterk in dialogen. Wie verstrooiing zoekt kan weer uitstekend bij de Vara terecht. Trouwens, Jacob Derwig won voor deze rol een Gouden Kalf als beste acteur tv-drama.


Frank Ketelaar, Robert Kievit (scenario), Frank Ketelaar, Shariff Korver, Albert Jan van Rees (regie), Klem, tien delen, Vara, donderdags vanaf 19 januari, NPO 1, 20.30 uur