Popmuziek

Red Hot Chili Peppers

In De Groene deze week een bespreking van het nieuwe, elfde album van de Red Hot Chili Peppers, het eerste met producer Danger Mouse (Beck, Black Keys). Ongeveer tegelijk met het album verscheen een nieuwe aflevering van Taxi Karaoke, het populaire en op YouTube een eigen leven leidende onderdeel van The Late Late Show, met James Corden. Zoals zeker vroeger interviews met de band steevast ontspoorden in óf geniale grappen, óf oneindige flauwiteiten, of een combinatie van beide, en dan met name door het verbale pingpong en de voorkeur voor fysieke grappen van zanger Anthony Kiedis en bassist Flea, zo gaat het nu precies ook: in de een kwartier durende autorit zingen de vier bandleden met Corden hun grote hits mee in de auto, maar ook stapt Kiedis uit om Corden uit te dagen tot een worstelgevecht in een willekeurige voortuin, en uiteraard trekken Flea en Kiedis hun shirt uit – maar Corden doet dat ook.

Neil Young

Halfvolle zalen, maar geweldige shows: dat is zo ongeveer de tussenevaluatie van de huidige tournee van Neil Young. Hij speelt in ambitieus grote sporthallen voor ambitieus hoge entreeprijzen, en die combinatie leidt tot verre van uitverkochte shows. Maar indrukwekkend is de band waar hij nu mee speelt: Promise of the Real, geformeerd rond twee zoons van Willie Nelson, waarmee de nadruk veel minder ligt op lange jamsessies, maar waarmee hij zoveel nummers heeft gerepeteerd dat hij iedere avond enorm veel varieert in de setlist. Vaste opbouw: eerst een paar nummers Young solo op gitaar en piano (vaak meteen met After the Goldrush en Heart of Gold), en vervolgens komt de band erbij waarmee Young het album Earth opnam, in zijn eigen woorden ‘13 live songs about the nature of life on our shared planet’.

Net als op het vorige album van Neil Young met deze band is de ecologische boodschap niet mis te verstaan: wanneer Young zijn engagement laat spreken, heeft hij een voorkeur voor teksten als spandoekkreten. YouTube-filmpjes van de tour tot nu toe laten zien dat het hem net als jaren geleden, toen hij een plaat opnam en tourde met de leden van Pearl Jam, opnieuw is gelukt hernieuwde energie te putten uit de samenwerking met veel jongere muzikanten.

Zie hier opnamen van de show vorige week in het Sportpaleis in Antwerpen, waar Young op 2’39’’ ook nog even ruimte ziet om het gebaar van enkele Vlaamse fans die hun hoed voor hem afnamen te beantwoorden.

9 juli, Ziggo Dome, Amsterdam

Leon Verdonschot


Televisie

Kanker: Biografie van een sluipmoordenaar

Als ik dood ga aan iets anders dan kanker en ze snijden me open, dan schijnt er dikke kans te bestaan dat ik prostaatkanker in enig stadium blijk te hebben. Gewoon: oud worden en je krijgt het. Categorie niet zo leuke weetjes. ‘Kanker zal er altijd zijn, want het zit in onze genen’, zegt Siddharta Mukherjee, Amerikaans hematoloog en oncoloog in de driedelige documentairereeks Kanker: Biografie van een sluipmoordenaar. Gebaseerd op De keizer aller ziektes waarmee hij de Pulitzer Prize won. Boek en documentaire geven een historisch overzicht van de ziekte en van pogingen die te bestrijden en (voor optimisten) te overwinnen. Voor dat optimisme valt van alles te zeggen – niet in die dubieuze benadering waarin de genezen patiënt door eigen kwaliteiten overwinnaar is en de overledene dus een loser. Wel in de zin dat de kinderen met leukemie in het ziekenhuis van Bostonse arts Sydney Farber eind jaren veertig geen enkele kans op genezing hadden, terwijl die nu negentig procent is. Mede dankzij Farber die chemotherapie aandurfde (ethisch omstreden) en ontwikkelde. En dankzij tallozen na hem die op dat terrein, en andere, bleven onderzoeken en soms vinden.

In het eerste deel staat deze gedreven Sidney Farber centraal. De documentaire is zeer Amerikaans in zijn (door Nederlandse stem ingesproken) nadrukkelijke commentaar en in de snelle wisseling van talking heads, uitspraken en archiefbeelden. Maar daar staan een schat aan informatie en beeldmateriaal tegenover. Wie kijkt ziet ook hoe opeenvolgende Amerikaanse presidenten (Johnson, Nixon, Clinton, Bush, Obama) officieel in toespraken de oorlog aan kanker verklaarden. Wat ik onze premiers of koning toch niet gauw zie doen.

Wat Johnson betreft zit daar een anekdote aan vast. Mary Lasker was een gedreven medestander van Sydney Farber in de strijd tegen kanker en voor het geld dat daarvoor nodig was. Ze behoorde tot de Amerikaanse aristocratie en de inner circle van de president en kreeg belet in het ovale kantoor. Ze vroeg honderd miljoen dollar. Johnson klaagde: het was allemaal al zo moeilijk met die andere oorlog, tegen Vietnam. Waarop hij zijn hand op haar knie legde en vroeg: ‘Hoe hard heb je het nodig, Mary?’ Voor wat hoort wat, immers en hij was er niet vies van. Geërgerd duwde ze de presidentiële hand weg: ‘Lady Bird is mijn beste vriendin. Krijg ik het of krijg ik het niet?’ Waarop hij, zuchtend, zijn verlies nam: ‘Oké, je krijgt het.’ Als het niet waar is lieg ik in commissie.

Waarom zo een vettig verhaaltje in een tip over een zo serieus project? Ach, het geeft inzicht in hoe netwerken gaat, hoe het persoonlijke en politieke elkaar beïnvloeden, in mores van sommige groten der aarde, en, toegegeven, in mijn belangstelling voor het banale. Trouwens, zolang we leven moeten we proberen ook af en toe een beetje te lachen – toch? Mijn oudste vriend, tweemaal kankerpatiënt, doet dat in elk geval ook. De serie uiteraard aanbevolen om veel ernstiger redenen.

Barak Goodman, Kanker: Biografie van een sluipmoordenaar, drie delen, NTR, maandagen 4, 11 en 18 juli, NPO 2, 22.55 uur

Walter van der Kooi

Beeld: Kinderen krijgen bloedtransfusie (Getty Images / Bob Gomel)


Toneel - ITs-festival (3)

Een Lolita

n Rond pierenbad met enkele gestapelde houten dozen. Hij zit voor. Zij ligt achter in het bad, op de hoogste doos, op haar buik. Hij hapt naar lucht. Naar de adem voor zijn eerste tekst. Hij begint zo.

‘Wat ik te vertellen heb is poëzie. Al denkt men daar misschien anders over. Dat komt goed uit, want ook de poëzie denkt er anders over. Ik ben oud. Ja. Men zou het niet zeggen. Maar het is wel zo. Ik wil vergeten. Het gesuis in mijn hoofd dempen. Het gefezel achter mijn ogen. (…) Ik heb het allemaal opgeschreven. Het ligt in het vriesvak. Voor wie het interesseert. Mijn leven heeft enkele maanden geduurd, de rest is omgevingsgeluid geweest. (…) Zij is de enige herinnering die ik nog wil hebben. En als er maar één meer is, is ze geen herinnering meer. Dan is ze meer. Dan is ze alles. Dan staat het geheugen stil. En dan is het geheugen geen geheugen meer. Ze is net veertien geworden.’

De tekst is Een lolita van Bernard Dewulf, in de verte verwant aan de beroemde roman over een verboden liefde, van Vladimir Nabokov uit 1955. Deze toneeltekst is enkele jaren geleden geschreven voor NTGent. Die tekst is door Belle van Heerikhuizen gekozen als afstudeerregie van de Toneelacademie Maastricht. Het relaas van een liefde die niet mag bestaan, omdat de Hij voor de Zij een stiefvader is geweest, een weldoener en een minnaar, in die volgorde ook. En daarna moest het voorbij zijn en was Hij alleen nog maar een dode ziel en Zij een jonge vrouw geworden. Hugo Koolschijn vertelt. Hij scharrelt al vertellend de brokstukken van de Hij bij elkaar. Hij doet dat met zulke eenvoudige, sterke middelen, dat zijn gespeelde schuldeloosheid volkomen overtuigt. Het kon niet anders gaan dan het is gegaan. Hoe boos de Wereld daar ook over moge wezen. Die boosheid glijdt van hem af, omdat niets op kan wegen tegen een schoonheid, die wij, de Wij van de Grandjury van de Wereld, immers nooit zo hebben gezien als Hij hem heeft beleefd en meegemaakt.

Mirre Licht, Zij, speelt, zoals haar naam belooft, in lichte toonsoorten en kleuren het lichamelijk omhulsel van zijn herinnering. En samen bouwen ze aan die herinnering als vertelling, zonder opsmuk. Als ze op het hoogtepunt van deze wonderschone veertig minuten naast elkaar staan tussen de kale klanken van een piano en de verre stormen van kerkklokgebeier, dan denk je als kijker dat je één voorbijglijdend moment lang álles begrijpt, en ook helemaal niets meer. Prachtige voorstelling, die je vurig een reprise toewenst.

Hedda

Van het regietalent Loek de Bakker is Hedda. Ook uit Maastricht. Zijn Hedda is uiteraard luchtigjes gemonteerd op Hedda Gabler van Henrik Ibsen, een tekst van ruim 125 jaar terug, over de trotse generaalsdochter die haar gezelschap uit elkaar speelt tot ze haar hand overspeelt en heftig chantabel wordt en daarna zichzelf doodschiet. Loek de Bakker heeft aan een ochtendkrant verteld wat hij voor zichzelf en zijn medewerkers met Hedda heeft aangericht. ‘Voor het eerst heb ik klassiek repertoire bewerkt. Het verhaal van Ibsen heb ik uitgeplozen en vertaald naar onze stijl. Grappig genoeg heb ik niet veel met het stuk maar wel met die vrouw. Hedda is een heldin en tegelijkertijd een vreselijk mens. Op iets te voelen en de door haar ervaren leegte te vullen, maakt ze dingen kapot. Ze creëert daarvoor haar eigen real life-soap.’

Hier lees je een jonge kunstenaar die eigenwijs de omgekeerde weg bewandelt en ruggelings in de valkuilen van het toneel belandt. Hij begint te denken in termen van eindresultaat en opvatting, en pakt daartoe uit zijn gereedschapskist aan hamers en beitels wat hij kan gebruiken om zijn Hedda bij elkaar te knutselen. Maar het is al een opvatting voordat het toneel is geworden. De haar omringende figuren maakt hij derhalve tot door elkaar schreeuwende horken en zombies, waardoor Hedda wel een heldin tegen wil en dank moet worden, of je dat nou leuk vindt of niet, omdat je die omringende figuren al na een paar minuten niet meer kunt uitstaan. Vijf kwartier misverstanden over postmoderne eigenwijsheid en koket gepresenteerde, interpretatieve autonomie. Met als resultaat een soort steunzolentoneel van een irritante gemakzucht.

(Not) Club Fiction

Internationalisering’ en ‘Europees toneel’, daar hebben we het nog niet over gehad. Een aantal studenten uit Graz (Oostenrijk) kwam naar Arnhem, samen gingen ze weer naar Graz, er kwam Europees Erasmusgeld uit het vermaledijde Brussel, en hun voorstelling heet (Not) Club Fiction. Ze gaat over vragen als: hoe begin je een revolutie, zijn wij helden of zijn wij louter feestbeesten, zijn we serieus, en waar is de dichtstbijzijnde emmer want ik moet enorm kotsen? Ze beginnen de voorstelling met de mededeling dat ze met een schrijver en een regisseur hebben gewerkt, dat ging niet goed, de groep is gecrasht, schrijver en regisseur zijn gedumpt, enkele medestudenten hebben de eindsprint ook niet gehaald, nu zijn ze nog met z’n negenen en hebben ze samen iets gemaakt, ze zijn nu namelijk een collectief, en wel een met een Doel. Of het allemaal waar is doet er niet toe. Ze laten een fragment zien uit een docu die ze over hun gezamenlijke mislukking hebben gemaakt, en die snel gedraaide YouTube-collage is een vette knipoog: alles fake! Wat ze ons vervolgens laten zien is wat er overbleef van hun Occupy-revolutie.

Wat we echter voornamelijk te zien krijgen is het misverstand dat een verzameling losse vondsten, sketches en invallen met een nietje erdoorheen automatisch een voorstelling, performance of clubshow zou opleveren. Wat niet zo is. Sympathiek geleuter met een hoog maar ook een zeer leeg energieniveau levert het op. Een bilspleetvergroeiende en tenenkrommende parodie op een talkshow (de zoveelste) is wat we krijgen. De suggestie van ‘Europees toneel’ door veel Nederlands met een Oostenrijks accent te spreken, of Oostenrijks met een Nederlands accent, en ook nog een snuif Zuid-Duits met een Kroatisch-Servisch accent, whatever. In het Duitse dramaturgenkoeterwaals van de strooifolder heet dat: ‘Die Abend ist von Liveness geprägt, bezieht die Biographien un die Anliegen der Spielenden ein und legt den künstlerischen Schaffensprozess und die künstlerische Haltung offen. Selbstreflexiv und lustvoll werden populäre Medien einbezogen und Interesse an der realen Welt/Politik formuliert.’ Gooit U het maar in mijn pet, ik geloof er niks van.

Ze hebben er een prijs mee gewonnen die de naam van een groot Europees regisseur draagt. Het zij de jongens en meisjes van harte gegund. Ik was (Non) Club Fiction op de drempel van de zaal al weer vergeten.

Loek Zonneveld

De voorstellingen van het ITs Festival zijn niet langer te bezoeken.

Beeld: (1) Een lolita (Sanne Peper); (2) Hedda (Lucas de Groen); (3) Club Fiction (Johannes Gellner)


Film

Race

Objectieve bronnen zijn er niet, maar Leni Riefenstahl schrijft er zeer overtuigend over in haar biografie: tijdens de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn raakte zij smoorverliefd op de Amerikaanse tienkamper Glenn Morris. Voor de ogen van zo’n honderdduizend toeschouwers, schrijft Riefenstahl, stapte Morris van het podium af, en met de gouden medaille nog om zijn nek ‘nam hij mij in zijn armen, scheurde mijn blouse open en kuste mijn borsten’. Ze vervolgt: ‘Ik was mijn hoofd helemaal kwijt. Ik vergat bijna alles, zelfs mijn werk.’

Haar werk was het onder toeziend oog van Joseph Goebbels regisseren van Olympia (1938), een documentaire over de Spelen waarmee ze haar status als beroemde cineaste, drie jaar eerder gevestigd met Triumph des Willens, verder uitbouwde. Naast haar obsessie met de techniek van cinema – haar beeldinnovaties op het gebied van de sportverslaggeving zijn nog altijd verstommend – raakte Riefenstahl in de ban van de atleten. En niet alleen van Morris, die trouwens later de rol van jungleheld Tarzan zou vertolken in een enkele Hollywood-film. Biograaf Steven Bach citeert, in Leni: Leven en werk van Leni Riefenstahl (2007), uit de verhalen die over haar gingen, onder meer dat ze ‘elke nacht vijf goudenmedaillewinnaars had’.

  1. Berlijn. Het was een kookpot. Dat zie je mooi in de nieuwe film Race van Stephen Hopkins: de Duitse stad wordt in gereedheid gebracht voor de Spelen; de Verenigde Staten die toch van de partij zijn, ondanks twijfels over Hitlers rassenpolitiek; het Olympisch Stadion tot de nok gevuld; de Hindenburg die er overheen vliegt terwijl de atleten binnenkomen. Ondanks deze epische kwaliteit focust Race vooral op het leven van één atleet: Jesse Owens, de bescheiden, spectaculair getalenteerde zwarte sprinter uit Alabama die in totaal vier gouden plakken won, waaronder die voor de 100 yard dash, tot grote woede van Adolf Hitler.

Race is een combinatie van traditionele sportfilm en geschiedenisles. Naast de sportscènes waarin de prachtige sprintstijl van Owens authentiek wordt verbeeld, zorgen vooral de acteurs ervoor dat de film de relatie tussen sport en politiek genuanceerd onderzoekt. De relatieve nieuwkomer Stephen James speelt de rol van Owens met een onschuld die past bij het dilemma van de atleet die moet kiezen tussen persoonlijk succes en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Hij wordt ondersteund door uitstekende bijrolspelers als William Hurt en Jeremy Irons die gewicht verlenen aan scènes waarin het gekonkel in achterkamertjes door Amerikaanse sportbestuurders die geconfronteerd met geruchten over jodenvervolging moeten beslissen over Amerika’s deelname aan de Spelen. Jason Sudeikis, als Owens’ trainer Larry Snyder, vindt een cruciale balans tussen tragedie (een man die ooit kampioen was) en hoop (verlossing in de vorm van winst van zijn pupil). En niet in de laatste plaats: Carice van Houten die in de rol van Riefenstahl een en al erotiek en verleiding is, zodat de indruk ontstaat dat ze misschien wel een hele film over Riefenstahl had kunnen dragen.

Race illustreert vooral de politieke rol van Jesse Owens, een van de goudenmedaillewinnaars die Riefenstahl niet ‘had’. Zijn ‘puurheid’ blijft in het verhaal overeind. Aan alle kanten werd er aan hem getrokken. In Amerika vonden zwarte burgerrechtenactivisten dat hij vooral niet naar Berlijn moest gaan. Deelname aan de Spelen zou immers de politiek van Hitler rechtvaardigen. Aan de andere kant wist Owens dat hetzelfde effect zou worden bereikt als hij niet zou gaan. Winst voor Duitse atleten zou een enorme propagandastunt voor de nazi’s zijn. En het dilemma ging dieper: ging hij wel, dan moest hij winnen. Verlies zou Hitler – en vooral Goebbels – eveneens in de kaart spelen. Uiteindelijk blijft het beeld over van een atleet op wie we, net zoals Riefenstahl, verliefd kunnen worden vanwege zijn onbeschrijflijke talent. Het is eenvoudig prachtig en inspirerend om hem te zien rennen, nog altijd.

Gawie Keyser

Te zien vanaf 30 juni