
Film - Buster Keaton
Een paar maanden geleden zag ik op een zondagmiddag een zwijgende film met live orgelbegeleiding in zaal 1 van EYE Filmmuseum te Amsterdam. Het was The General, Buster Keatons film uit 1926 waarin een machinist tijdens de Amerikaanse burgeroorlog in een dolle achtervolging per trein achter Noordelijke soldaten aan zit die zijn geliefde, Annabelle Lee, hebben gekidnapt. Het is een unieke film die na bijna honderd jaar precies nul aan charme, opwinding, cinematografische prestatie en emotionele impact heeft ingeboet. Op die middag in de grote zaal aan het IJ was The General een overrompelende filmervaring, voor mij makkelijk de meest onvergetelijke van het jaar.
Toen draaide Keatons film in een serie van zwijgende werken met live muzikale begeleiding, maar nu brengt EYE The General opnieuw uit ter gelegenheid van het vijftigste sterfjaar van Keaton, met een soundtrack en digitaal gerestaureerd. De film zal landelijk te zien zijn.
Het verhaal is bedrieglijk eenvoudig. Johnnie (Keaton) is verliefd, maar het is oorlog en een man moet zichzelf bewijzen. Als de broers van Annabelle het leger in gaan probeert Johnnie het ook, maar hij wordt afgewezen. De reden: voor de Confederatie is hij meer waardevol als machinist. De ironie is dat Johnnie nu moet kiezen tussen twee ‘geliefden’. Want zoals de eerste tussentitels ons vertellen: ‘There were two loves in his life. His engine, And – ’ Ja, Annabelle. Zijn dilemma: kiest hij voor The General, zijn locomotief, dan ziet Annabelle hem niet meer zitten. Kiest hij voor Annabelle, dan moet hij afscheid nemen van zijn andere geliefde.
Het wordt nog erger wanneer Johnnie zich toch probeert aan te melden voor dienst, maar geweigerd wordt. Zijn penibele situatie – hij kan geen kant op – wordt vervolgens beeldschoon gevisualiseerd in een beroemde scène: Johnnie zittend op een stang die treinwielen met elkaar verbindt terwijl de trein in beweging komt, waardoor hij op en neer wordt getild zonder dat er een spiertje in zijn gezicht in beweging komt.
De stagnatie waarin Johnnie zich bevindt als gevolg van zijn dilemma staat lijnrecht tegenover de frenetieke actie die volgt: de achtervolging per trein, de strijd tussen Johnnie en agenten van de Unie die Annabelle en de trein kidnappen, en vooral de nog altijd spectaculaire scène waarin een trein van een brug af stort – gemaakt zonder een enkel special effect – dragen bij tot die unieke, onvergetelijke kijkervaring. The General illustreert dat actie, beweging, iets puur filmisch heeft (iets wat heel goed blijkt in de huidige cinema, vooral die van Paul Greengrass, maker van de Jason Bourne-films). Maar belangrijker is dat Keatons film ons vooral eraan herinnert dat de elementen actie en beweging niets betekenen wanneer er weinig op het spel staat en we niet echt geven om de personages. The General is een kinetische film over gevoel – het is een meesterwerk.
Te zien vanaf 1 september in EYE Filmmuseum en daarna in de landelijke bioscopen
Gawie Keyser
Toneel - Glazen speelgoed
The Glass Menagerie (letterlijk: ‘het beestenspel van glas’), in reprise bij Toneelgroep Amsterdam, is het stuk waarmee de Amerikaanse toneelschrijver Tennessee Williams zich in 1944 met één zwiep van de grauwe middelmaat in de internationale spotlichten katapulteerde. Het stuk draait om Laura, een kreupel meisje dat voornamelijk thuis zit. Haar moeder Amanda wil haar ‘aan de man’ brengen en nodigt een vriend van haar zoon Tom uit om een hapje te eten en kennis te maken. Dat loopt allemaal nogal verkeerd. Tom is de verteller. Zijn vertelling is feitelijk ook zijn vluchtverhaal, zijn relaas over het wegbreken uit de benauwdheid van de moederkloek: ‘Ik wilde bewegen – ik wilde in beweging vinden wat in ruimte verloren was gegaan.’ Tom is in feite Tennessee Williams zelf. Met zo’n mededeling begin je weliswaar niks, maar het blijft wel een curieuze waarheid: voor Williams was dit stuk immers een dubbele aftrap. Hij schopte met Glazen speelgoed zijn eigen verstikte leven beslissend naar achteren. En zichzelf vooruit in het Amerikaanse toneel en in de westerse theatergeschiedenis.
Het stuk heeft een ogenschijnlijk eenvoudige maar sterke constructie. Eerst worden de verhoudingen in het gezin geschetst, via situaties in de driehoek moeder-dochter-zoon, inclusief de kibbelarijen en rituelen, met aanvankelijk een hoofdrol voor de doodknuffelende moeder (Chris Nietvelt). Daarnaast de vooral observerende zoon die schoenen verkoopt maar schrijver wil zijn (Eelco Smits). En de enigszins berustende dochter (Hélène DeVos), die het ook allemaal niet kan helpen. Als het speelveld in kaart is gebracht, mag de gedoodverfde ‘aanbidder’ naar binnen, Jim O’Connor (Harm Duco Schut), een blonde stoot met een flets vleugje romantiek. Maar helaas ook in het gelukkige bezit van waar niemand rekening mee hield… een vriendin. Dus valt het glazen huis in diggelen. En wordt deze well-made-family-comedy alsnog een heuse familietragedie.
Glazen speelgoed is zo’n toneeltekst uit de gouden jaren van het naoorlogse repertoiretoneel, jaren veertig, vijftig en zestig in de vorige eeuw, toen de moderniteit van de gezinshel der sartreaanse ‘anderen’ werd uitgevonden. En toen sterren en diva’s nog de grote vrouwenrollen bezetten. Ellen Vogel bijvoorbeeld, de toneelgoden hebben haar ziel, zette zichzelf in 1947 als jong actrice op de kaart in de rol van de kreupele dochter en haar glazen beestenspel. Ida Wasserman speelde in 1965 in Den Haag de hardleerse moeder. Daarna werd Williams’ eersteling een repertoireparel voor het conventionele theater van metropool en provincie, en een ‘kledder’ in het amateurtoneel. Dirk Tanghe wilde er in 1996 zijn legendarische jaren bij De Paardenkathedraal mee openen (de vertaling van Johan Boonen die bij Toneelgroep Amsterdam klinkt is daarvoor gemaakt), met Jasperina de Jong in de rol van de moeder, maar die repetities leidden niet tot een voorstelling. Ik ken het stuk voornamelijk van lezen en van veel (toneel)schoolvoorstellingen. Vorig seizoen ging het dus opnieuw in première, nu in de regie van de mij onbekende Amerikaanse toneelman Sam Gold (1978), die in New York een reputatie heeft van ‘schoonspoeler’ en fris herlezer van beproefd repertoire.
Dat Glazen speelgoed een toneelstuk is uit de oude toneeltijden valt niet te ontkennen. Maar dat het stuk een rammelbrik is uit oude en stoffige theatergarages (wat je hier en daar wel hoort verluiden) is absolute flauwekul. De vorm van Andrew Lieberman is een kaal en wijd opengetrokken staketsel. De fladderige moederzorg die Chris Nietvelt bij elkaar acteert bevat ruim voldoende ademtocht en knipogen om een gezinsnest te suggereren. En tevens genoeg paranoïde koppelaarstershumor om de conclusie te rechtvaardigen: voor zo’n moeder sla je als zoon ofwel op de vlucht, of je wordt flikker, of allebei. Zo geschiedde bij Tennessee Williams. Een eenzaam zwerversleven zie je ook opdoemen in de figuur van broer Tom die Eelco Smits hier neerzet, met al zijn gevatte commentaar en zijn Olympia-schrijfmasjien. Door een truc in het decor krijgen Hélène DeVos en Harm Duco Schut ruim baan voor een romantisch candelight-één-tweetje, dat net op tijd (en voor Laura en haar moeder ruimschoots te laat) uit elkaar spat. Eelco Smits levert vervolgens een onderhoudend puike en vooral zeer rake slotmonoloog af. Sterke toneelavond.
Glazen speelgoed van TGA speelt van 14 t/m 23 september in de Amsterdamse Stadsschouwburg, en gaat daarna t/m 26 oktober op reis
Loek Zonneveld
Televisie – Ouverture voor een dirigent
Wie geïnteresseerd is in wel en wee van het Concertgebouworkest (dat zichzelf tegenwoordig RCO noemt! – alsof ze in dollars of ponden gesubsidieerd worden) komt volop aan haar/zijn trekken. In een groot aantal reeksen ‘reality’ over orkestleden onder Telegraaf-achtige titels als Bloed, zweet en snaren (wel vaak mooi trouwens). In de jubileumfilm Om de wereld in vijftig concerten van Heddy Honigmann, die helaas niet tot haar beste werk behoort. En, naast concertregistraties, ook in portretten van Mariss Jansons; Andris Nelsons werkend aan de Vijfde symfonie van Sjostakovitsj; componist Louis Andriessen in gevecht met vertrekkend chef-dirigent Jansons rond repetities en uitvoering van zijn Mysteriën. Die laatste documentaire (Imperfect Harmony) het meest interessant omdat de relatie Orkest-Andriessen sinds de Notenkrakers pikant is en er in hun verrassende hereniging werkelijk iets op het spel stond. De geur van Heiligheid die rond Maestro en Orkest hing en hangt werd verstoord door onwelriekende respectloosheid jegens ’s lands grootste componist sinds Sweelinck. Regisseur van dat verslag van een cultuurclash was Carmen Cobos, van wie ook de Nelson-film is, en van wie nu een film over Daniele Gatti wordt uitgezonden (eerder al in bioscoopvertoning). Aanbevolen voor wie het KCO volgt en/of nieuwsgierig is naar de nieuwe chef-dirigent.
Zijn benoeming is door kenners uiteenlopend ontvangen, maar daar gaat dit portret, begrijpelijk, niet op in. Het is hommage. Al opent de film met Gatti’s statement dat hij niet bang is voor muziek, voor orkest en voor kritiek(!). Wel is hij bang voor God. We zien een kind gedoopt worden en daarin schuilt meteen de regie-aanpak: door de film heen zien we korte geënsceneerde passages die Gatti’s biografie illustreren. De nadruk ligt op de kinderjaren en dat is aardig omdat Daniele, in tegenstelling tot veel collegae, niet met een gouden dirigeerstokje in de hand werd geboren. Eenvoudige komaf, al was vader melomaan: als moeder en kind naar films keken luisterde papa in de keuken naar concerten en opera’s. Daarmee was hij uitzondering in de buurt. Daniele, buitengewoon muzikaal kind, leefde in twee culturen: die met zijn straatvoetballende vriendjes; die met muzieklessen (partituren droeg hij gegeneerd zo dat de naam Bach niet te lezen was). Enfin, lyrisch vertelt hij hoe hij aankoop van een villa of penthouse overweegt, maar tegelijk blijft hij zijn roots trouw. Portret van een getalenteerd, gelovig man, die zichtbaar weinig trek in fotoshoots en representatie heeft, al kwijt hij zich van zijn taken.
Maar gaat het niet over muziek? Zeker: repetitiefragmenten illustreren dat hij, naar eigen zeggen, ‘met een natuurlijke arm’ geboren is. Dat betaalt zich visueel en auditief uit. De geluidskwaliteit van de stukjes uitvoering is verheugend hoog. Een goed portret, mede doordat hij een goed verteller is. Mij komt iets te vaak ‘het kind Daniele’ in beelden terug; is de regisseur iets te nadrukkelijk in persoon aanwezig in geluid en beeld. Maar absoluut de moeite waard.
Carmen Cobos, Daniele Gatti: Ouverture voor een dirigent, AVROTROS Close Up, zondag 4 september, 19.15 uur
Moet VPRO’s Boeken nog aangeprezen? Het programma ‘was’ Wim Brands. Jeroen van Kans stijl is anders, zijn blik ironischer, maar zijn kennis van zaken is groot en de vereiste mengvorm tussen interview en gesprek beheerst hij. Het seizoen opent met twee auteurs en boeken op wie en waarop ik me verheug. In Philip Snijders nieuwste roman, Bloed krijg je er nooit meer uit, overdenkt de hoofdpersoon zijn tekortschieten tegenover zijn plots gestorven zus. En dat net voordat hij als schrijver debuteert met een roman over zijn kindertijd en zijn familie in een achterbuurt. Dat moet haast wel Zondagsgeld zijn, Snijders eigen indrukwekkende eersteling. Autobio in het kwadraat? Tweede gast is Geke van der Wal, naar aanleiding van haar biografie van Rob van Gennep – uniek uitgever en boekhandelaar, die ‘in de woelige jaren zestig en zeventig links van lectuur voorzag’. Een rode radicaal met Wassenaarse roots. Samen met zijn onvergelijkbare compagnons Johan Polak en Jaap Jansen product van zijn tijd, maar veel meer nog medevormgever daarvan.
VPRO Boeken, zondag vanaf 4 september, NPO 1, 11.20 uur
Wat seizoenstips voor ouders die vinden dat ook kinderen recht op kwaliteitstelevisie hebben.
• Roos en haar mannen, die tussen 1996 en 2006 Villa Achterwerk met sketches aan elkaar breiden en soms met zelfstandige programma’s kwamen (‘vol sensationele zinloze actie en gezellig geweld’) komen zowaar terug. We zien op televisie hoe ze een startup op internet proberen te maken onder zware druk van een sponsor. Roos (in rood mantelpak en met roze koeken) en haar assistenten werden en worden onnavolgbaar gespeeld door Raymonde de Kuper, Raymond Thirie en Theo Schouwerwou. Ze lijken sadder noch wiser dus dat belooft veel. En, vraag niet hoe het kan maar profiteer ervan: hun hele archief komt op YouTube:
De tv-uitzendingen (VPRO) vanaf zondag 4 september, NPO Zapp, NPO3, 9.- uur.
Aansluitend, ook VPRO, een nieuwe reeks Beestieboys van Nicolaas Veul en Tim den Besten, die de liefde van en tussen mens en dier behandelen. Zo goed dat het programma op de prestigieuze Prix Jeunesse in München een prijs won. Ze gaan op zoek naar ‘Het Poezenvrouwtje van Nederland’ (geen vieze maar heel schone types, beloven ze), maar ze gaan ook naar de Filippijnen om de ongevaarlijke(?) krokodillen van Merlijn te zien en naar Suriname voor Yvons luiaards. Vanaf zondag 4 september, NPO Zapp, 9.10 uur.
Daarna, for something completely different, een nieuwe reeks Titaantjes. Daarin worden kinderen met een uitzonderlijk talent op het gebied van een van de kunsten in contact gebracht met hun idool. Ik zag de eerste aflevering over Limburgse Lynn die geweldig kan dansen en die haar emoties vertaalt in eigen choreografie. Ze roerde de jury van Kunstbende ermee en won de eerste prijs terwijl ze pas dertien is. Die prijs: een optreden op het Holland Dance Festival. En coaching ter voorbereiding daarop door haar heldin Min Hee Bervoets, jurylid van So you think you can dance. Mooi portret van een meisje dat kampt met onzekerheid en angsten, maar die overwint in en door dansen. In verdere afleveringen tekenen, fotograferen, schrijven, musiceren of zingen. Vanaf zondag 4 september, VPRO, NPO Zapp, 9.35 uur.

Voor de hele kleintjes (3-6 jaar) een 26-delige animatieserie: Rintje naar de succesvolle NRC-strip van wijlen tekenaar Sieb Posthuma. Rintje is gemodelleerd naar Postuma’s eigen eigenwijze fox-terrier. Kleine, gewone avonturen in aangenaam rustig tempo. Met beroemde stemmen. AVROTROS in coproductie met het Vlaamse Ketnet. Vanaf maandag 5 september op NPO Zapp, 07.25 uur.
Walter van der Kooi
Beeld uit de film van Carmen Cobos