Film: Les chevaliers blancs

Verhalen over witte mensen die in Afrika willen gaan helpen liggen vaak moeilijk, en al helemaal als het om het redden van kinderen gaat. Onvermijdelijk zijn de vragen over persoonlijke motieven en over het white saviour complex: zijn de daden van de witte redders werkelijk altruïstisch van aard, en kunnen Afrikanen nu echt niet voor zichzelf zorgen?

In het geval van Les chevaliers blancs van de Belgische regisseur Joachim Lafosse zijn deze kwesties des te meer relevant omdat het verhaal waar gebeurd is. Zes jaar geleden raakte een Franse vrijwilligersorganisatie werkzaam in Tsjaad in opspraak toen bleek dat de hulpverleners weeskinderen uit dat land aan Franse ouders hadden beloofd. De witte redders, of ‘witte ridders’, werden gearresteerd en uitgeleverd aan Frankrijk waar zes leden van de organisatie een gevangenisstraf wegens ontvoering kregen.

De leider van de Franse hulpverleners, hoofdzakelijk brandweerlieden, is Jacques (Vincent Lindon) die met de handen in het haar zit vanwege de houding van de plaatselijke leiders. In ruil voor hun samenwerking – ze moeten weeskinderen aanleveren – krijgen ze geld. Maar algauw blijkt dat deze leiders in het wilde weg kinderen aan Jacques overhandigen, of ze nu wees zijn of niet. Daar komt bij dat de ouders van de kinderen hieraan meewerken, vermoedelijk omdat ze de kinderen een beter leven willen bieden. Het is een mijnenveld in Tsjaad en de Fransen kunnen geen kant op. Dat er ook nog een documentairemaker aanwezig is die constant alles met haar camera vastlegt, verhoogt de spanning.

Lafosse maakte eerder een film over kinderen: het uitmuntende À perdre la raison (2012), ook gebaseerd op een waar gebeurd verhaal (het gruwelijke incident waarin Geneviève Lhermitte, 42, haar vier meisjes en een jongen tussen drie en veertien jaar in haar huis in Nijvel met een slagersmes vermoordde). Zo controversieel – en zo briljant – als deze film is Les chevaliers blancs niet. Toch heeft het werk iets dwingends, wat vooral naar voren komt in de twijfel bij de hulpverleners over de vraag of ze überhaupt iets kunnen betekenen in het door oorlog verscheurde land. Duidelijk is dat ze naar van alles streven: zorgen voor de kinderen, hun zachtheid en geborgenheid bieden terwijl ze dat nog nooit hebben ervaren. Het zijn nobele motieven. Maar de Europeanen hebben te maken met warlords en corrupte leiders en ouders bij wie het eigen overlevingsinstinct groter is dan zoiets als verantwoordelijkheid voor een gezin. Uiteindelijk leidt het complex van de witte redders tot hun eigen ondergang – ze willen zoveel, ze kunnen in werkelijkheid niets.

De film is mooi gefotografeerd: scherpe kleuren en brede beelden tonen het dorre landschap van een gevaarlijk land. De acteurs zijn geloofwaardig, vooral Lindon die eerder schitterde in Claire Denis’ Les Salauds (2012) en die hier wederom zijn rol met hart en ziel speelt. Tot aan het einde blijft in het midden of hij nu werkelijk geeft om de erbarmelijke sociale situatie in Tsjaad, of dat het hem er misschien alleen om te doen is adoptieouders in het rijke Frankrijk gelukkig te maken.

Te zien vanaf 4 augustus

GAWIE KEYSER


Televisie: Kijken in de ziel

Vanaf vrijdagnacht Olympisch geweld. Waar ik naar kijk vanwege spanning, sensatie en soms schoonheid, maar ook vanuit primitief nationalisme dat doet hopen op zeges voor ene Dafne, Epke, Sifan of Churandy – ondanks doping op particulier initiatief en onder staatsdwang, dubieuze jury’s, maffiose bestuurders en gedupeerde arme Brazilianen. Maar de prijs die serieuze tv-kijkers (sporthaters, maar ook soortgenoten) voor dit meer dan guilty pleasure betalen is krankzinnig: een maanden durende publieke-omroep-slapte en -lamlendigheid.

Terwijl de wereld kolkt heerst buiten het voortreffelijke Nieuwsuur een officieel geproclameerde en door autoriteiten verdedigde komkommertijd – vanwege de Hollandse zomer, sportverdwazing en daaruit voortvloeiend geldtekort. Resten twee plechtankers van tv-ernst: Zomergasten en Kijken in de ziel. Dat laatste programma van Coen Verbraak en editor Gerald van Leipsig is alweer aan zijn tiende editie toe. Bepaald geen zomerzotheid, maar de eerste aflevering trok, hartje vakantie, ruim een half miljoen kijkers. Wat veel zegt over het niveau van de makers. En over onderschatting van het publiek door beleidsmakers: kwaliteit loont.

Dit jaar spart Verbraak met ‘wetenschappers’, een heel wat gevarieerdere groep dan rechters, artsen of officieren van justitie. Dat was enigszins af te lezen aan deze ouverture, waarin theoretisch natuurkundige, primatoloog, econoom, psychiater, bacterioloog, classica, voedingsdeskundige, psycholoog, landbouwdeskundige, hersenonderzoeker, wiskundige en kankerspecialist het tableau bleken te vormen. Het was een oriënterende opmaat, maar leek toch een wat algemenere aard te hebben dan gebruikelijk. Het impliciet debatgehalte, het ‘achterkant-van-het-gelijk’-karakter, was nog niet zo hoog en de ethische en praktische dilemma’s waren nog niet zo pregnant.

Gegarandeerd dat die komen. Meer bèta- dan alfatoppers onder de twaalf; de meesten enigszins tot zeer bekend bij breed publiek. Nog niet werd de vraag naar het wetenschappelijk gehalte per bedrijfstak gesteld (psychologie en economie liggen regelmatig onder vuur). Wat niet wegneemt dat het een genoegen was te luisteren naar definities, beschrijvingen, metaforen, illustraties en anekdotes die, hoewel schijnbaar enigszins willekeurig, door de knappe koppen werden verteld. ‘Kunnen dieren denken?’ luidde een vraag aan Frans de Waal. Zijn praktijkantwoord (de chimpansee die ruim voor opening van de dierentuin rustig keitjes klaarlegde om die later, boos, naar het publiek te kunnen gooien) verhelderde en stemde vrolijk. Robbert Dijkgraaf ziet getallen en formules in kleuren, wat zeer behulpzaam kan zijn. En blijkt omgeven door veel knappere koppen dan hij zelf. Een nederig stemmende constatering die door velen gedeeld werd. En die intimiderend maar ook inspirerend blijkt te kunnen werken.

Enigszins troostend voor gewone stervelingen was de vaststelling dat de meeste wetenschappers nooit iets van betekenis vinden, zoals de meeste sporters nooit kampioen worden. En dat wetenschap bedrijven grote frustratietolerantie vereist omdat de meeste onderzoeksaanvragen afgewezen worden, de meeste ingeslagen wegen doodlopend zijn en veel artikelen door tijdschriften worden geweigerd, soms voorzien van ronduit beledigende kwalificaties. Daar staat de kick tegenover die ontstaat wanneer je eindelijk achter het beslagen raam een heel landschap ziet of het begin van het rolletje plakband hebt losgepeuterd en een lang stuk zich moeiteloos ontrolt. Geen betere mensen zijn deze geleerden, wel slimmere, al werd zelfs daarover terughoudend gedaan. We zijn immers een egalitair volkje.

Coen Verbraak, Gerald van Leipsig, Kijken in de ziel: Wetenschappers, NTR, zes afleveringen vanaf vrijdag 29 juli, NPO 2, 21.10 uur

Televisie: Baardmannetjes

In de barre vlakte van het zomeraanbod bevinden zich kleine oases. Over een daarvan, Baardmannetjes, heb ik in een eerder seizoen uitgebreid en vertederd geschreven. Vogelallesweter Nico de Haan en vogelminnaar Hans Dorrestijn trekken ten derden male natuurgebieden in om daar meestal niet de gevederde vriend te vinden die ze zoeken, maar wel die die ze niet verwachten. De formule is voorspelbaar, de vangst soms verrassend. Slow television, licht oubollig maar vaak ook behoorlijk geestig. De bèta en de alfa, de droogkomiek en de cabaretier, de feitenman en de romanticus – ze vullen elkaar uitstekend aan. En je leert er ook nog wat van, al is dat bij mij meer visueel dan auditief: kraai en merel willen nog wel lukken, maar hoe in godsnaam ooit dat getjilp van het kleine grut te onderscheiden?

Baardmannetjes, MAX, donderdags, NPO2, 21.15 uur

Televisie: Brainwashtalks

HUMAN organiseert sinds 2014, met Stine Jensen en Jan-Jaap van der Wal als redactieleden en moderatoren, Brainwash-festivals, waarop filosofen, wetenschappers, auteurs, journalisten en stand-upcomedians essay-achtige lezingen van maximaal een kwartier houden. Bondig, geestig soms, denken ze hardop over onderwerpen als ‘de waarde van tegenstrijdigheid’ (Johan Fretz), ‘de waarde van bewust leven’ (Stine Jensen), ‘de waarde van vrijheid’ (John Gray), ‘de waarde van onderdrukking’ (Soundos el Ahmadi), ‘de waarde van tegen jezelf in denken’ (Philipp Blom) et cetera. Het zijn rechttoe registraties van mensen die een zaaltje toespreken; presentatie en soortelijk gewicht verschillen, maar het gaat altijd ergens over en dat kun je van veel televisie, zeker van zomertelevisie, toch niet beweren. In komende afleveringen journalist Oliver Burkeman over ‘de waarde van inefficiëntie’ (7 augustus), schrijver John-Paul Flintoff over ‘de waarde van onze innerlijke criticus’ (14 augustus) en filosoof en stand-upcomedian Tim Fransen over ‘de waarde van tragiek’ (21 augustus). Fransen vertelt een verhaal over de inherentie van leven en lijden, over de behoefte aan en noodzaak van troost, over de mechanismen waarmee we de dood verdringen, over de gruwel van eeuwig leven en de noodzaak van erkenning, zelfs omarming van het tragische. Zonder tragiek geen troost door humor – en dat zou pas echt tragisch zijn.

Brainwashtalks, HUMAN, zondags, NPO 2, rond 16.30 uur. Alle uitgezonden afleveringen op de site van HUMAN onder Brainwash.

WALTER VAN DER KOOI


Muziek: Beth Orton

De enige constante factor in de loopbaan van de Britse Beth Orton is eigenlijk haar stem. IJzig, hoog, een tikkeltje stoïcijns. Haar eerst single ooit schreef ze samen met haar ex, de befaamde producer William Orbit. Hij produceerde ook haar eerste album. Ze werd in de jaren negentig bekend door samenwerkingen met onder meer de Chemical Brothers en Red Snapper (op de eerste EP van die band zong ze exact één woord: ‘Snapper’), en door een enorme hoeveelheid bijdragen aan soundtracks, van onder meer Vanilla Sky. Op haar eigen albums, zes inmiddels, klinkt er steeds meer folk door de elektronica, een mix die zelfs een eigen genreduiding heeft opgeleverd: folktronica.

Daybreaker uit 2002 blijft vooralsnog haar beste album, maar het onlangs verschenen Kidsticks is ook fraai. De single 1973 verwees rechtstreeks terug naar haar eerdere muziek. De clip van het nummer leidde tot een rel: daarin spuit ze verf over een cactus. Maar die cactus staat in Joshua Tree, en is dus een beschermde plant. Er kwam een petitie van ‘geshockeerde en verdrietige’ natuurliefhebbers, die erop wezen dat een plant ten dode is opgeschreven als er verf op wordt gespoten. Orton verklaarde dat ze dacht dat de plant al dood was, betuigde spijt en haalde de clip offline. Die is dus niet meer te vinden. Wel deze live versie van 1973:

1 september, Paradiso Noord, Amsterdam, 20.30 uur. Voorverkoop is inmiddels begonnen

Muziek: Third Eye Blind

Zelden zal een band zoveel kritiek hebben gekregen van haar eigen fans vanwege één nummer. Of eigenlijk met name één tekst. Third Eye Blind uit San Francisco, in de jaren negentig goed voor vele top-tienhits in de Verenigde Staten, heeft de afgelopen jaren al meer politiek geladen nummers uitgebracht. Zo was er een paar jaar geleden, in de hoogtijdagen van de Occupy-beweging, al de ode daaraan, If There Ever Was a Time. En een paar jaar daarvoor het expliciet anti-Republikeinse Non-Dairy Creamer. Maar deze keer is het onderwerp politiegeweld, en dat is een van de onderwerpen die de Verenigde Staten volledig splijten. Ook de fans van een band. En dus mocht Third Eye Blind de afgelopen weken talloze verklaringen lezen van fans die bezwoeren de band nooit meer live te willen zien. Op het alternatieve festival Lollapalooza had de band afgelopen week juist veel succes met het nummer, en kreeg zanger Stephan Jenkins applaus bij de zinsnede ‘Why’s it so hard to say Black Lives Matter/ Doesn’t mean that you’re anti-white/ Take it from me/ I’m super fucking white.’

Zie hier het nummer waar het allemaal over gaat:

En zie hier een fragment van een optreden van Third Eye Blind enkele weken geleden in Cleveland, vlakbij de locatie van de Republikeinse Conventie, en de uiterst vijandige reacties van het publiek wanneer Jenkins stelling neemt tegen homofobie. Zijn stoïcijnse reactie: ‘You can boo all you want, but I’m the motherfucking artist up here.’

LEON VERDONSCHOT


Theater: Boulevard in Den Bosch

De tuin der lusten van Jheronimus Bosch komt alsnog naar de stad waar hij vijfhonderd jaar geleden werd geboren. De grote tentoonstelling moest het eerder in dit jubeljaar doen zonder de beroemde triptiek, nu wordt het stuk in dansende lijven gegoten. De Franse choreografe Marie Chouinard opent met haar troep en hun dansstuk The Garden of Earthly Deligths het Theaterfestival Boulevard in Den Bosch. Een wereldpremière. Jetse Batelaan maakt een voorstelling waarin alle ouders hun middeleeuws hooischurendorp verlaten en de kinderen het voor het zeggen krijgen: Hoe de grote mensen weggingen en wat er daarna gebeurde. Lucas De Man (regisseur) en Pascal Leboucq (ontwerper) bouwen een labyrint met een toren erop (WOLK). De Antwerpse groep BERLIN vertelt een verhaal over de nucleaire ramp en de verlaten streken in en rondom Tsjernobyl. Dit jaar drie decennia geleden ging daar iets enorm mis in de kerncentrale. De voorstelling Zvizdal is gemaakt samen met het Zuidelijk Toneel. De eveneens Antwerpse groep Zuidpool speelt een stuk over verdwaasde pubers in Wenen tijdens het interbellum, Zieke jeugd, vrij naar Krankheit der Jugend van Ferdinand Bruckner. Griet op de Beeck schreef een monoloog (Mona) voor een elfjarig meisje. Pièce-de-résistance van het festival is Five Easy Pieces van de Zwitser Milo Rau in samenspraak met de Vlaamse formatie Campo, met kinderen die vertellen over de moordenaar Dutroux, een voorstelling die eerder dit voorjaar furore maakte op het SPRING Festival in Utrecht. En dit is nog maar een greep uit het overvolle programma. We komen er in De Groene uitgebreid op terug.

Theaterfestival Boulevard, van 4 t/m 14 augustus in Den Bosch, www.festivalboulevard.nl

Theater: Homo’s tussen de coulissen

In het gebouw van de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam staat, vanwege de Gay Pride, een mini-mini-mini-expositie (drie vitrines) over de danseres Lili Green, de all-in-performer Albert Mol en het podiumdier van de lichte muze Wim Sonneveld. Van Lili Green wist ik weinig, haar deel maakte me nieuwsgierig. De vitrine over Albert Mol is veruit de meest persoonlijke, door de keuze van foto’s en documenten, en vooral door een geestige brief aan Ramses Shaffy. Die van Wim Sonneveld is het minst persoonlijk, en dat klopt ook wel, want Sonneveld wilde als van alles, maar zeker niet als ‘podiumnicht’ door het leven. Terwijl Mol er juist alles aan deed om zich juist niet met een eenpersoons burgermans-closet te omhullen. De expositie, goed voor een kalm half uurtje tussen de parades en grachtenoptochten, wordt aangevuld met vier kaarten van Amsterdam, waarop de topografie van het homoleven in de hoofdstad wordt getoond, van 1911 tot aan de oorlog, tijdens de bezettingsjaren, tijdens de eerste twee decennia na de oorlog, en vanaf 1965. Zeer informatief. Door de geringe omvang van de expositie ging ik voor de zoveelste keer de onverlaten en cultuurbarbaren vervloeken, die het Toneelmuseum (waar het materiaal vandaan komt) naar god hebben geholpen. Wordt dus vooral vriend of vriendin van de Bijzondere Collecties, dan help je dit mooie materiaal te bewaren.

De expositie Gay achter de coulissen loopt nog tot 20 augustus in het gebouw van Bijzondere Collecties van de UvA, Oude Turfmarkt 129, Amsterdam, entree gratis

Theater: Shakespeare in Diever

‘Neerlands enige echte Globetheater is een feit’ staat er boven de uitnodiging. Het Openluchttheater in het Drentse dorp Diever is in het afgelopen seizoen omgetoverd tot een Hollandse replica van The Globe, het houten Shakespeare-theater in Londen. Al sinds 1946 wordt er op deze plek (aanvankelijk als ‘natuurtheater’) ieder jaar een stuk van de Zwaan van Avon gespeeld. Dit jaar gebeurt dat dus in een geheel omgebouwde locatie, en voor de zeventigste keer. De amateurs uit dit ‘Shakespeare-dorp’, een eretitel die ze al jaren voeren, spelen dit jaar voor de eerste keer, en in de grootste bezetting die hier ooit ten tonele is gebracht, de vader van alle schurkendrama’s, het koningsstuk Richard III. Artistiek leider en huisregisseur Jack Nieborg maakte een spiksplinternieuwe vertaling en staat persoonlijk aan het hoofd van de troepen. Floris Albrecht, al jaren actief in Diever, speelt Richard. We komen er in De Groene op terug.

Richard III in Diever, 13 augustus t/m 17 september, aanvang 20.30 uur, ticketlijn@shakespearetheaterdiever.nl en 0521-594999

(Beeld: Koen Timmerman)

LOEK ZONNEVELD